ECLI:NL:RBROT:2021:1150

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
C/10/611985 / FA RK 21-572
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling van een cliënt met Alzheimer

Op 27 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met de ziekte van Alzheimer. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het CIZ op 22 januari 2021, na een eerdere last tot inbewaringstelling door de burgemeester van Rotterdam op 21 januari 2021. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag als de beschikking, waarbij de cliënt, zijn advocaat en zorgprofessionals van de instelling waar hij verblijft, Aafje Smeetsland, zijn gehoord via een beeld- en geluidverbinding, conform de Tijdelijke wet COVID-19.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, veroorzaakt door zijn psychogeriatrische aandoening. De cliënt vertoont snel toenemende geheugenstoornissen en desoriëntatie, wat leidt tot gevaarlijke situaties voor zowel hemzelf als zijn omgeving. De rechtbank concludeert dat de ambulante hulpverlening niet meer toereikend is en dat de cliënt 24-uurs zorg en begeleiding nodig heeft, wat alleen binnen een instelling kan worden geboden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de criteria voor de voortzetting van de inbewaringstelling zijn vervuld en heeft de machtiging verleend voor een periode van zes weken, tot en met 10 maart 2021. De beschikking is mondeling gegeven door rechter S.H. Poiesz en schriftelijk uitgewerkt op 2 februari 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/611985 / FA RK 21-572
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 27 januari 2021 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende [adres cliënt] ,
thans verblijvende in Aafje Smeetsland, [verblijfadres cliënt] ,
advocaat mr. S. Scheimann te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 22 januari 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beschikking van de burgemeester van 21 januari 2021;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam 1] , arts, van 21 januari 2021;
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 26 augustus 2020;
  • de aanvraag van 22 januari 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 januari 2021. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • cliënt met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] , arts, en
  • [naam 3] , verzorgende, beiden verbonden aan Aafje Smeetsland.

2..Beoordeling

2.1.
Op 21 januari 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen. Op 22 januari 2021 heeft het CIZ verzocht met betrekking tot cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te verlenen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat dit ernstig nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag van cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, maatschappelijke teloorgang alsmede de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Bij cliënt is al enige tijd sprake van snel toenemende geheugenstoornissen en desoriëntatie, zoals dwalen in ondergoed door de gangen van het gebouw waar hij een appartement bewoont maar ook op straat. Daarnaast is cliënt vijandig en fysiek agressief tegenover zijn echtgenote en is hij onrustig in de nacht waardoor er uitputting dreigt. De mogelijkheden binnen de ambulante hulpverlening zijn niet meer toereikend en het steunsysteem is overbelast geraakt. Cliënt behoeft 24 uurs zorg, begeleiding en structuur hetgeen hem binnen een instelling geboden kan worden.
2.4.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder ingrijpende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf het verblijf in de accommodatie.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 maart 2021.
Deze beschikking is op 27 januari 2021 mondeling gegeven door mr. S.H. Poiesz, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 2 februari 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.