Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering in verzet
4..De beoordeling
Is het verzet tijdig ingesteld?
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Scheltes, had verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 17 juni 2016, waarbij hij was veroordeeld tot ontruiming van zijn woning en betaling van huurachterstand. De eiser stelde dat hij niet de persoon was die de huurovereenkomst had afgesloten, en dat er sprake was van identiteitsfraude. De gedaagde, Woningstichting Samenwerking Vlaardingen, vertegenwoordigd door mr. J.A. Wesdijk, voerde aan dat het verzet te laat was ingesteld, omdat de ontruiming op 17 augustus 2016 had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde echter dat het verstekvonnis niet in persoon aan de eiser was betekend en dat de termijn voor verzet pas was aangevangen op 19 april 2021, toen beslag op een motorvoertuig van de eiser was gelegd. Hierdoor was het verzet tijdig ingesteld.
De rechter beoordeelde vervolgens de inhoudelijke vraag of er een huurovereenkomst was gesloten tussen de eiser en de gedaagde. De eiser betwistte dit gemotiveerd en voerde aan dat zijn identiteit was vervalst. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet had aangetoond dat de eiser de huurovereenkomst had ondertekend, en dat de handtekening op de huurovereenkomst niet overeenkwam met die op het paspoort van de eiser. De rechter oordeelde dat het verzet gegrond was en wees de vordering van de gedaagde af. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiser.