ECLI:NL:RBROT:2021:11487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
9235832 CV EXPL 21-18034
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in huurovereenkomst met identiteitsfraude

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Scheltes, had verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 17 juni 2016, waarbij hij was veroordeeld tot ontruiming van zijn woning en betaling van huurachterstand. De eiser stelde dat hij niet de persoon was die de huurovereenkomst had afgesloten, en dat er sprake was van identiteitsfraude. De gedaagde, Woningstichting Samenwerking Vlaardingen, vertegenwoordigd door mr. J.A. Wesdijk, voerde aan dat het verzet te laat was ingesteld, omdat de ontruiming op 17 augustus 2016 had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde echter dat het verstekvonnis niet in persoon aan de eiser was betekend en dat de termijn voor verzet pas was aangevangen op 19 april 2021, toen beslag op een motorvoertuig van de eiser was gelegd. Hierdoor was het verzet tijdig ingesteld.

De rechter beoordeelde vervolgens de inhoudelijke vraag of er een huurovereenkomst was gesloten tussen de eiser en de gedaagde. De eiser betwistte dit gemotiveerd en voerde aan dat zijn identiteit was vervalst. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet had aangetoond dat de eiser de huurovereenkomst had ondertekend, en dat de handtekening op de huurovereenkomst niet overeenkwam met die op het paspoort van de eiser. De rechter oordeelde dat het verzet gegrond was en wees de vordering van de gedaagde af. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9235832 CV EXPL 21-18034
uitspraak: 17 september 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. R. Scheltes,
tegen:
Woningstichting Samenwerking Vlaardingen,
gevestigd te Vlaardingen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.A. Wesdijk (GGN Mastering Credit B.V.)
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘Samenwerking Vlaardingen’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de inleidende dagvaarding van 3 mei 2016, met bijlagen;
het verstekvonnis van 17 juni 2016;
de verzetdagvaarding van 10 mei 2021, met bijlagen;
de akte van Samenwerking Vlaardingen met bijlagen;
het tussenvonnis van 7 juni 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2021;
de akte van Samenwerking Vlaardingen met één bijlage;
de akte van [eiser].
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Bij vonnis van 17 juni 2016 (zaaknummer: 5102886 CV EXPL 16-22016) is [eiser] bij verstek veroordeeld tot ontruiming van de woning aan de [adres] (hierna: “de woning”) en tot betaling van € 654,10 per maand vanaf 1 april 2016 tot en met de maand van ontruiming van de woning, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2
De ontruiming van de woning heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2016, buiten aanwezigheid van [eiser].

3..De vordering in verzet

3.1
[eiser] vordert in verzet hem te ontheffen van de tegen hem uitgesproken veroordeling bij vonnis van 17 juni 2016 met zaaknummer 5102886 CV EXPL 16-22016, met veroordeling van Samenwerking Vlaardingen in de kosten van de procedures.
3.2
Samenwerking Vlaardingen voert verweer waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.

4..De beoordeling

Is het verzet tijdig ingesteld?

4.1
Op grond van artikel 143 lid 1 Rv kan de gedaagde die bij verstek is veroordeeld daartegen verzet doen. Op grond van artikel 143 lid 2 Rv moet het verzet worden gedaan binnen vier weken (1) na betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon of (2) na het plegen door de veroordeelde persoon van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. De maatstaf van artikel 143 lid 2 Rv houdt in dat de veroordeelde zelf een handeling moet hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat hij over voldoende gegevens beschikte met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten (Hoge Raad 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ0652). Buiten deze gevallen vangt de termijn waarbinnen het verzet moet worden gedaan op grond van artikel 143 lid 3 Rv aan (3) op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.
4.2
Samenwerking Vlaardingen stelt dat [eiser] niet tijdig in verzet is gekomen en voert daartoe het volgende aan. Op 17 augustus 2016 heeft ontruiming van de woning plaatsgevonden en is het vonnis ten uitvoer gelegd. De verzettermijn is aangevangen op die datum, waardoor het verzet van [eiser] te laat is ingesteld. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Het verstekvonnis is destijds niet in persoon aan [eiser] betekend. Verder is de betalingsveroordeling, anders dan de ontruiming van de woning, niet ten uitvoer gelegd. Evenmin is gebleken van andere feiten of omstandigheden waaruit een daad van bekendheid met het vonnis kan worden afgeleid. De kantonrechter gaat daarom aan het verweer van Samenwerking Vlaardingen voorbij dat de verzettermijn op 17 augustus 2016 is aangevangen. De kantonrechter volgt Samenwerking Vlaardingen evenmin in haar standpunt dat de termijn op 2 september 2019 is aangevangen. Uit de brief van Samenwerking Vlaardingen van 16 augustus 2019 en de reactie van [eiser] daarop op 2 september 2019 wordt immers nergens een verwijzing gemaakt naar het vonnis. Dat uit de correspondentie blijkt dat Samenwerking een titel tegen [eiser] heeft, is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat [eiser] bekend is met de inhoud van het vonnis.
4.3
Op 14 april 2021 is beslag gelegd op een motorvoertuig van [eiser]. Het proces-verbaal van beslaglegging is op 19 april 2021 aan [eiser] betekend. De termijn van artikel 143 RV is gelet op het voorgaande in ieder geval niet eerder aangevangen dan op 19 april 2021. Dit leidt ertoe dat het verzet, dat op 10 mei 2021 is gedaan, tijdig is ingesteld. [eiser] kan dan ook in het verzet worden ontvangen. De oorspronkelijke vordering van Samenwerking Vlaardingen wordt daarom inhoudelijk beoordeeld.
De inhoudelijke beoordeling
4.4
Het geschil spitst zich toe op de vraag of [eiser] met Samenwerking Vlaardingen een huurovereenkomst is aangegaan. Nu [eiser] dat gemotiveerd betwist, is het aan Samenwerking Vlaardingen om te stellen en zo nodig te bewijzen dat tussen partijen een huurovereenkomst is gesloten.
4.5
[eiser] stelt dat hij niet de persoon is geweest die de huurovereenkomst heeft afgesloten en voert daartoe het volgende aan. Met zijn identiteit is fraude gepleegd. De handtekening als vermeld op de huurovereenkomst is niet zijn handtekening en komt ook niet overeen met de handtekening op zijn paspoort. Het paspoort dat bij het aangaan van de huurovereenkomst aan Samenwerking Vlaardingen is overhandigd en door haar bij akte in het geding is gebracht is een kennelijke vervalsing van zijn paspoort. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. De persoon op de foto op het paspoort zoals overgelegd door Samenwerking Vlaardingen komt duidelijk niet overeen met de persoon op de kopie van de foto’s op de paspoorten zoals door [eiser] overgelegd. Samenwerking Vlaardingen heeft hier geen verklaring voor gegeven. Evenmin heeft zij toegelicht hoe een identiteitsvaststelling bij het afsluiten van de huurovereenkomst precies is gegaan, hetgeen gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser] wel op haar weg had gelegen. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat [eiser] degene is die de huurovereenkomst met Samenwerking Vlaardingen is aangegaan voor de woning aan de Adenauerlaan 150 te Vlaardingen. Het verzet is gegrond en de vordering moet alsnog worden afgewezen.
4.6
Samenwerking Vlaardingen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
vernietigt het op 17 juni 2016 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer: 5102886 CV EXPL 16-22016;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van Samenwerking Vlaardingen af;
veroordeelt Samenwerking Vlaardingen in de kosten van de procedure tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 103,83 aan dagvaardingskosten en € 467,50 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
47636