ECLI:NL:RBROT:2021:11485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
9061866 CV EXPL 21-8384
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tikkie-fraude en terugbetaling van onverschuldigde betaling

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, stond de kwestie van Tikkie-fraude centraal. De eiseres, wonende te [woonplaats eiseres], had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die zelf procedeerde en woonachtig was te [woonplaats gedaagde]. De procedure volgde op een tussenvonnis van 16 juli 2021, waarin de gedaagde de gelegenheid kreeg om zijn standpunt over de vermeende fraude met zijn bankrekening nader te onderbouwen. De gedaagde heeft echter geen gebruik gemaakt van deze kans en geen aanvullende stukken ingediend.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde onvoldoende had aangetoond dat hij ook slachtoffer was van fraude. Hierdoor werd zijn verweer verworpen. De rechter besliste dat de gedaagde het bedrag van € 4.554,20, dat hij op 19 januari 2020 had ontvangen, aan de eiseres moest terugbetalen. Tevens werd de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van ontvangst van het bedrag, omdat de gedaagde in verzuim was geraakt.

Daarnaast vorderde de eiseres een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat de vordering op basis van onverschuldigde betaling niet onder het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten viel, maar dat de eiseres voldoende had aangetoond dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden waren verricht. Het gevorderde bedrag van € 702,30 werd dan ook toegewezen.

In de beslissing werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het vonnis direct kon laten uitvoeren, ook al zou de gedaagde in beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9061866 CV EXPL 21-8348
uitspraak: 24 september 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: [naam],
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verdere verloop van de procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 16 juli 2021;
verzoek om uitstel door [gedaagde] ;
brief van de rechtbank waarin uitstel is verleend;
brief van de rechtbank waarin een laatste keer uitstel is verleend.
De uitspraak van het vonnis is vervolgens nader bepaald op heden.

2..Omschrijving van het geschil

2.1
Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 16 juli 2021. De kantonrechter blijft bij hetgeen in dit tussenvonnis is overwogen en beslist.

3..De verdere beoordeling

3.1
Bij dit (tweede) tussenvonnis is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt – dat fraude zou zijn gepleegd met zijn bankrekening – nader te onderbouwen. Daarbij is [gedaagde] een laatste kans gegeven uit te leggen hoe het op de betreffende data met zijn bankrekening is gegaan aan de hand van in het tussenvonnis specifiek geformuleerde vraagpunten. [gedaagde] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt en geen nadere stukken ingediend. [gedaagde] heeft daarom onvoldoende onderbouwd dat ook hij slachtoffer is geworden van fraude en hem ter zake niets te verwijten valt. Zijn verweer wordt verworpen.
3.2
Dit betekent dat [gedaagde] het bedrag van € 4.554,20 zoals hij op 19 januari 2020 heeft ontvangen op zijn bankrekening aan [eiseres] moet terugbetalen.
3.3
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de geldsom te kwader trouw heeft aangenomen. Dit is door [gedaagde] gelet op het voorgaande onvoldoende betwist. [gedaagde] is daarom van rechtswege in verzuim vanaf 19 januari 2020. De wettelijke rente zoals door [eiseres] gevorderd wordt toegewezen vanaf die datum.
3.4
[eiseres] maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De vordering is immers gebaseerd op onverschuldigde betaling. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 702,30 zal worden toegewezen.

4..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.554,20 en een bedrag van € 702,30, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.554,20 vanaf 19 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 240,- aan griffierecht, € 110,32 aan dagvaardingskosten en € 622,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 100,- aan salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
47636