ECLI:NL:RBROT:2021:11483

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
8947728 CV EXPL 20-47663
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van een incasso-overeenkomst met toepassing van de Haviltex-norm

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een vordering van Doet Finance B.V. tegen [bedrijf A] op basis van een samenwerkingsovereenkomst voor incassodiensten. De procedure begon met een inleidende dagvaarding op 7 oktober 2020, gevolgd door een verstekvonnis op 29 oktober 2020. [bedrijf A] heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis, met als doel de veroordeling te vernietigen en de vordering van Doet Finance af te wijzen of te matigen. De kern van het geschil draait om de vraag of [bedrijf A] in gebreke is gebleven met de nakoming van haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst, en of de incassoprovisie die Doet Finance in rekening heeft gebracht terecht is.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen een samenwerkingsovereenkomst zijn aangegaan, waarin onder andere de voorwaarden voor incasso zijn vastgelegd. Doet Finance heeft drie incassodossiers van [bedrijf A] behandeld en vordert betaling van een totaalbedrag van € 13.979,55, plus buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. [bedrijf A] betwist de vordering en stelt dat de bepalingen uit de samenwerkingsovereenkomst niet van toepassing zijn, omdat zij niet op de hoogte was van de inhoud ervan.

De rechter heeft geoordeeld dat [bedrijf A] zich niet kan beroepen op vernietiging van de overeenkomst, omdat zij deze heeft ondertekend en daarmee akkoord is gegaan met de algemene voorwaarden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [bedrijf A] in strijd heeft gehandeld met de informatie- en instructieplicht uit de samenwerkingsovereenkomst, waardoor Doet Finance gerechtigd was om de overeenkomst op te zeggen en een incassoprovisie in rekening te brengen. De rechter heeft de vordering van Doet Finance gedeeltelijk toegewezen, maar ook geoordeeld dat de in rekening gebrachte incassoprovisie voor een particulier niet correct was. Uiteindelijk is de vordering van Doet Finance toegewezen tot een bedrag van € 5.780,05, vermeerderd met wettelijke rente, en zijn de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8947728 CV EXPL 20-47663
uitspraak: 22 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Doet Finance B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres, gedaagde in verzet,
gemachtigde: mr. M.A. Krak,
tegen
[persoon A]handelend onder de naam
[bedrijf A] ,
wonende te [woonplaats A] ,
gedaagde, eiseres in verzet,
gemachtigde: [gemachtigde A] .
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Doet Finance’ en ‘ [bedrijf A] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de inleidende dagvaarding van 7 oktober 2020 met bijlagen;
het verstekvonnis van 29 oktober 2020;
de verzetdagvaarding van 21 december 2020 met bijlagen;
de conclusie van antwoord in oppositie met bijlagen;
het verzoek van [bedrijf A] van 25 mei 2021 om een mondelinge behandeling op grond van artikel 87 lid 8 Rv;
de rolbeslissing van de kantonrechter van 28 mei 2021;
het antwoord van Doet Finance;
het tussenvonnis van 21 juni 2021 waarin de kantonrechter een mondelinge behandeling heeft bepaald op 23 september 2021;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2021;
de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [bedrijf A] .
De door [bedrijf A] ingediende conclusie van repliek met bijlagen behoort niet tot de processtukken. Deze conclusie is niet tijdig ingediend en daarom niet in behandeling genomen.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Partijen zijn een samenwerkingsovereenkomst aangegaan ten behoeve van het incasseren
van openstaande facturen van klanten van [bedrijf A] door Doet Finance. [bedrijf A] heeft drie incassodossiers uitbesteed aan Doet Finance. Deze dossiers betreffen de partijen [bedrijf B] , [bedrijf C] en [persoon D] .
2.2
[bedrijf A] heeft een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst met Doet Finance ondertekend. In deze overeenkomst staat – voor zover van belang – het volgende:
“Minnelijke incasso
(…)
“Onder minnelijke incasso valt onder andere het versturen van sommaties, het treffen van betalingsregelingen, en het telefonisch benaderen van debiteuren. Daarnaast maken wij gebruik van geavanceerde communicatiekanalen zoals WhatsApp, email en sms om debiteuren intensiever te kunnen benaderen.
(…)
Volgens de Wet Incassokosten (WIK) zijn incassokosten voor particulieren altijd een bepaald percentage van het factuurbedrag. Dit percentage daalt als het factuurbedrag stijgt. Het minimumbedrag aan incassokosten is 40 euro en het maximumbedrag is € 6.775,00 euro. Hieronder ziet u de staffel percentages.
Belang van de zaak
Buitengerechtelijke kosten
Opmerking
€ 0,00 - € 2.500,00
15%
Met een minimum van € 40,00
€ 2.501,00 - € 5.000,00
10%
€ 5.001,00 - € 10.000,00
5%
€ 10.001,00 - € 200.000,00
1%
Over het meerdere
0,5%
Met een maximum van € 6.775,00
(…)
Minnelijke incasso onbetwiste vorderingen op basis van No Cure No Pay
  • Indien de debiteur de hoofdsom, incassokosten en de rente voldoet, betaalt u niets en ontvangt u de hoofdsom, wij ontvangen dan de maximale wettelijke incassokosten en de rente;
  • Indien de debiteur enkel voor de hoofdsom is gesommeerd, enkel de hoofdsom voldoet of minder dan de hoofdsom, dan brengen wij 15% van het geïncasseerde bedrag in rekening bij u met een minimum van € 40,00 ex BTW;
  • Indien de debiteur niets betaalt, betaalt u ook niets.
Let op!
(…)
U stelt ons in staat om ons werk te doen
Het is óók in uw belang dat wij in staat worden gesteld ons werk te doen. Hiervan is geen sprake indien u:
(…)

niet of niet inhoudelijk reageert op een informatieverzoek of een verzoek tot instructies binnen een termijn van uiterlijk 14 dagen.
(…)
Indien u zich niet aan de bovenstaande regels houdt, dan is het helaas aan u als opdrachtgever toe te rekenen dat wij de kosten van onze werkzaamheden niet op de debiteur kunnen verhalen, dan wel dat verhaal van deze kosten op de debiteur onevenredig bezwaarlijk is. Bij "overtreding'" van deze regels vervallen de no cure no pay-afspraken en bent u ons een incassoprovisie van 15% verschuldigd over de hoofdsom van de ter incasso ingediende vordering met een minimum van € 350,00 (excl. BTW), onverminderd eventuele overige vergoedingen die ons kantoor toekomen. Wij zijn in dat geval bovendien gerechtigd om de opdracht op te zeggen en het dossier te sluiten.
(…)
Algemene Voorwaarden
Op al onze werkzaamheden zijn de algemene voorwaarden van DOET Finance B.V. van toepassing. De algemene voorwaarden van DOET Finance B.V. treft u als bijlage hierbij aan. Door ondertekening van deze samenwerkingsovereenkomst/opdrachtbrief erkent u dat u de algemene voorwaarden in goede orde heeft ontvangen en gaat u akkoord met de inhoud daarvan.”
2.3
In de Algemene Voorwaarden staat – voor zover van belang – het volgende:
“10 Betaling
(..)
10.4
Als de Wederpartij in verzuim is met de (tijdige) nakoming van enige (betalings)verplichting, dan komen, naast de hoofdsom en rente, alle kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte voor rekening van de Wederpartij, waaronder ook vallen de kosten voor het opstellen en verzenden van aanmaningen, het doen van een schikkingsvoorstel en het inwinnen van inlichtingen. De buitengerechtelijke incassokosten bedragen ten minste 15% van de verschuldigde hoofdsom, met een minimum van € 40,00 (excl.. BTW). (…)”
2.4
Doet Finance heeft de dossiers van [bedrijf A] gesloten en de samenwerkingsovereenkomst opgezegd. Zij heeft [bedrijf A] drie facturen gestuurd voor de bedragen van € 10.285,20, € 3.063,72 en € 620,73. De vervaldatum van de facturen was 3 november 2019.

3..Het geschil

3.1
Doet Finance vordert - na eiswijziging bij conclusie van antwoord in oppositie - [bedrijf A] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan Doet Finance van:
I. € 13.979,55 binnen 14 dagen na het vonnis;
II. de wettelijke handelsrente over het bedrag onder I. vanaf 3 november 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. de buitengerechtelijke kosten van € 2.095,45 binnen 14 dagen na het vonnis;
IV. de (na)kosten van het geding.
3.2
Doet Finance legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [bedrijf A] heeft in strijd gehandeld met de instructie- en informatieplicht uit de samenwerkingsovereenkomst. Doet Finance heeft de dossiers van [bedrijf A] gesloten en op grond van de overeenkomst een incassoprovisie bij [bedrijf A] in rekening gebracht van in totaal € 13.979,55. Ondanks aanmaning is [bedrijf A] in gebreke met betaling van dit bedrag. Doet Finance heeft buitengerechtelijke incassokosten moeten maken. Deze kosten komen voor rekening van [bedrijf A] . Op grond van de algemene voorwaarden heeft Doet Finance in dat kader recht op € 2.095,45. Daarnaast is [bedrijf A] wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf 3 november 2019.
3.3
Bij het onder zaaknummer 8815948 CV EXPL 21-36169 gewezen verstekvonnis van 29 oktober 2020 is [bedrijf A] veroordeeld tot betaling aan Doet Finance van € 13.979,55 te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW vanaf 3 november 2019 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [bedrijf A] in de kosten van het geding.
3.4
[bedrijf A] vordert in verzet haar te ontheffen van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordeling, dat verstekvonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van Doet Finance af te wijzen danwel te matigen, met veroordeling van Doet Finance in de kosten van het geding.
3.5
Op de stellingen van partijen zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.

4..De beoordeling

Samenwerkingsovereenkomst

4.1
[bedrijf A] stelt zich op het standpunt dat de bepalingen uit de samenwerkingsovereenkomst niet van toepassing zijn. Zij heeft echter haar handtekening onder de samenwerkingsovereenkomst gezet en zich daarmee verbonden aan de inhoud daarvan. Dat zij niet iedere pagina heeft geparafeerd of dat de overeenkomst niet is getekend door Doet Finance doet daar niet aan af. Ook de algemene voorwaarden van Doet Finance zijn van toepassing, omdat deze in de samenwerkingsovereenkomst van toepassing zijn verklaard. Voor zover [bedrijf A] een beroep doet op vernietiging van de voorwaarden, omdat zij niet de redelijke mogelijkheid heeft gekregen om van de algemene voorwaarden kennis te nemen, dient dit beroep te worden verworpen. Deze mogelijkheid is volgens artikel 6:234 BW geboden indien de gebruiker de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij feitelijk ter hand heeft gesteld. [bedrijf A] heeft met het ondertekenen van de overeenkomst verklaard dat zij de algemene voorwaarden heeft ontvangen en akkoord is met de inhoud daarvan. Hierdoor staat in beginsel vast dat dit klopt. [1] De enkele ontkenning van [bedrijf A] dat zij de algemene voorwaarden heeft ontvangen is, mede gelet ook op de door Doet Finance overgelegde verklaring van dhr. [persoon E] omtrent de feitelijke gang van zaken rondom de totstandkoming van de overeenkomst, onvoldoende gemotiveerd. Tot tegenbewijs zal zij dan ook niet worden toegelaten. [2]
Dwaling/ misbruik van omstandigheden?
4.2
[bedrijf A] stelt dat de samenwerkingsovereenkomst vernietigd moet worden op grond van dwaling danwel misbruik van omstandigheden. Daartoe voert zij aan dat zij geen kennis had van de algemene voorwaarden en dat de inhoud van de samenwerkingsovereenkomst haar niet bekend was. Dit verweer dient gelet op hetgeen hiervoor is overwogen te worden verworpen. Vast is immers komen te staan dat [bedrijf A] zowel de overeenkomst als de algemene voorwaarden heeft ontvangen. Zij wordt daarom bekend geacht met de inhoud daarvan.
Gehandeld in strijd met de overeenkomst?
4.3
Doet Finance stelt dat [bedrijf A] in strijd heeft gehandeld met hetgeen is vermeld in de samenwerkingsovereenkomst en dat zij op grond daarvan de overeenkomst mocht opzeggen en een fee in rekening mocht brengen. Zij voert daartoe het volgende aan. [bedrijf A] heeft na meerdere verzoeken en waarschuwingen nagelaten om tijdig te reageren op een informatie- dan wel instructieverzoek van Doet Finance. Ter onderbouwing van haar stelling legt Doet Finance e-mails over van 12 april 2019, 30 augustus 2019 en 16 oktober 2019 waaruit volgt dat zij [bedrijf A] verzoekt om nadere informatie en contact op te nemen. In de email van 16 oktober 2019 staat onder meer: “
Al maanden probeer ik jou te bereiken, maar ik krijg geen enkele reactie. Zo kunnen wij niet werken”. [bedrijf A] betwist dat zij niet zou hebben gereageerd. Volgens haar is het contact met Doet Finance steeds telefonisch verlopen. Zij heeft haar stelling echter niet onderbouwd. Van haar had verwacht mogen worden dat zij zou toelichten wanneer en hoe vaak de door haar gestelde telefonische gesprekken hebben plaatsgevonden. Dit heeft zij niet gedaan. Eveneens heeft zij nagelaten een telefoonhistorie over te leggen, waaruit de telefoongespreken zouden blijken. Dit had gelet op de gemotiveerde onderbouwing en de inhoud van de e-mails van Doet Finance wel op haar weg gelegen. Haar betwisting wordt daarom als onvoldoende onderbouwd verworpen. Dit betekent dat vast komt te staan dat [bedrijf A] in strijd heeft gehandeld met de informatie- en instructieplicht uit de samenwerkingsovereenkomst. Doet Finance mocht de samenwerkingsovereenkomst opzeggen. Op grond van de overeenkomst is in dat geval een incassoprovisie verschuldigd.
Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
4.4
[bedrijf A] stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om bij haar een incassoprovisie in rekening te brengen. Het is vaste rechtspraak dat de rechter zeer terughoudend behoort te zijn bij de toepassing van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW). Het beroep door Doet Finance op de incassoprovisie dient dan naar redelijkheid en billijkheid ‘onaanvaardbaar’ te zijn. Dat is een hoge drempel. Een handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid volstaat niet. Bovendien dient ‘extra terughoudendheid’ in acht te worden genomen bij professioneel handelende partijen, hetgeen hier het geval is. Dat Doet Finance zeer beperkte pogingen zou hebben gedaan om de vorderingen te incasseren maakt niet dat zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou hebben gehandeld. Doet Finance heeft bovendien toegelicht dat de sanctie op het niet reageren op het verzoek om nadere informatie of instructies juist is opgenomen om te voorkomen dat zij beperkte pogingen kan verrichten om vorderingen te incasseren. Er zijn ook geen andere omstandigheden aangevoerd op basis waarvan kan worden vastgesteld dat Doet Finance zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld, dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Incassoprovisie?
4.5
Doet Finance stelt dat een incassoprovisie van 15% van de totale hoofdsom van de ter incasso ingediende vorderingen is verschuldigd. Dit wordt door [bedrijf A] betwist. Volgens haar is zij niets verschuldigd, omdat partijen een ‘no cure no pay’ overeenkomst zijn overeengekomen. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Voor de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen komt het niet enkel aan op een zuiver taalkundige uitleg van de overeenkomst, maar tevens op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen uit de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het kan dus zo zijn dat moet worden geconcludeerd dat partijen iets anders zijn overeengekomen dan alleen uit de letterlijke tekst van de overeenkomst blijkt.
4.6
In het begin van de samenwerkingsovereenkomst onder het kopje “
Minnelijke incasso” wordt toegelicht welke kosten Doet Finance bij een particulier wettelijk gezien maximaal in rekening mag brengen. Doet Finance heeft dit gedeelte van de overeenkomst benadrukt door een dik gedrukte en onderstreepte tekst, die luidt als volgt: “
Volgens de Wet Incassokosten (WIK) zijn incassokosten voor particulieren altijd een bepaald percentage van het factuurbedrag. Dit percentage daalt als het factuurbedrag stijgt. Het minimumbedrag aan incassokosten is 40 euro en het maximumbedrag is € 6.775,00 euro. Hieronder ziet u de staffel percentages.
Belang van de zaak
Buitengerechtelijke kosten
Opmerking
€ 0,00 - € 2.500,00
15%
Met een minimum van € 40,00
€ 2.501,00 - € 5.000,00
10%
€ 5.001,00 - € 10.000,00
5%
€ 10.001,00 - € 200.000,00
1%
Over het meerdere
0,5%
Met een maximum van € 6.775,00
4.7
Tussen partijen is niet in geschil dat het incassotraject zich nog in de minnelijke fase bevond. Onder het kopje “
U stelt ons in staat om ons werk te doen” wordt duidelijk gemaakt dat ‘no cure no pay’ afspraken vervallen in geval er niet voldaan wordt aan de daarin genoemde voorwaarden. Echter, hierbij wordt niet vermeld dat de klant voor vorderingen op particulieren in dat geval meer incassokosten verschuldigd is dan wettelijk gezien door Doet Finance bij een particulier in rekening mag worden gebracht. Het had gelet op de vergaande gevolgen op het niet reageren op een instructie- of informatieverzoek op de weg van Doet Finance gelegen hierover duidelijkheid te creëren. Bijvoorbeeld door concreet te benoemen dat bij overtreding van de voorwaarden de 15% incassoprovisie ook voor vorderingen op particulieren geldt en dat daarmee wordt afgeweken van de staffels. Dit heeft zij niet gedaan. [bedrijf A] zonder juridische achtergrond en kennis hoefde daarom niet te begrijpen dat zij bij overtreding van de informatie- en instructieplicht, in het geval van een vordering op een particulier, meer incassokosten verschuldigd zou zijn dan wettelijk gezien bij een particulier in rekening mag worden gebracht.
4.8
Uit de dossiers die Doet Finance voor [bedrijf A] in behandeling heeft genomen leidt de kantonrechter af dat [persoon D] een particulier is. Doet Finance heeft voor alle dossiers een incassoprovisie van 15% van de hoofdsom van de ter incasso ingediende vordering in rekening gebracht. De kantonrechter acht dit gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet juist voor het dossier van [persoon D] . De vordering op [persoon D] bedraagt € 56.668,23. Doet Finance had een bedrag van € 1.341,68 in rekening mogen brengen in plaats van een bedrag van € 10.285,20.
4.9
In totaal had Doet Finance in rekening mogen brengen € 1.341,68 + € 3.063,72 + € 620,73 = € 5.026,13. Dit bedrag wordt toegewezen.
4.1
De gevorderde wettelijke handelsrente zal als gegrond op de wet worden toegewezen vanaf 3 november 2019, omdat [bedrijf A] sindsdien in verzuim is met betaling.
4.11
Doet Finance maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten volgens haar algemene voorwaarden. Op basis daarvan is [bedrijf A] een vergoeding van 15% over de hoofdsom verschuldigd. Dit betekent dat een bedrag van € 753,92 aan buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen.
4.12
Nu partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

5..De beslissing

De kantonrechter:
vernietigt het tussen partijen op 29 oktober 2020 gewezen verstekvonnis met zaaknummer 8815948 CV EXPL 21-36169;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [bedrijf A] aan Doet Finance te betalen een bedrag van € 5.780,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 5.026,13 vanaf 3 november 2019 tot aan de dag van betaling;
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
47636

Voetnoten

1.Dwingend bewijs ingevolge artikel 157 lid 2 Rv.
2.Artikel 151 lid 2 Rv.