In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot beëindiging van het ouderlijk gezag van beide ouders over hun drie minderjarige kinderen. De Raad stelt dat de kinderen ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling en dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 4 oktober 2021 gehouden, waarbij beide ouders, hun advocaten en de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders sinds hun echtscheiding in 2016 in een jarenlange strijd verwikkeld zijn, wat ook invloed heeft op de minderjarigen.
De rechtbank overweegt dat het beëindigen van het gezag niet in het belang van de kinderen zou zijn, omdat dit de onderlinge strijd tussen de ouders niet zou oplossen. De rechtbank concludeert dat beide ouders intensieve therapeutische ondersteuning nodig hebben om tot een oplossing van hun problemen te komen. De rechtbank wijst het verzoek van de Raad af, omdat er geen bewijs is dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging van de minderjarigen te dragen. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.