In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 22 november 2021, wordt een verzoek behandeld met betrekking tot het ouderlijk gezag, de wijziging van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling van de minderjarige kinderen van partijen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Meeuwsen, verzoekt om eenhoofdig gezag over de kinderen, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. A.J.C. van Bemmel, verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming zijn ingediend en mondelinge behandelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige [naam kind 2] op 1 oktober 2021 haar mening heeft geuit over de zorgregeling, en dat er zorgen zijn over de objectiviteit van het raadsrapport. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om een nieuw onderzoek en het horen van getuigen afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren en het belang van de minderjarigen in het geding was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gezamenlijk gezag niet beëindigd hoeft te worden, omdat er geen onaanvaardbaar risico is voor de kinderen. De man heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat het in strijd zou zijn met het belang van de kinderen om bij hun moeder te blijven. De zorgregeling voor [naam kind 2] is gewijzigd, zodat zij nu één keer per maand bij de man is, met de verantwoordelijkheid voor het brengen en ophalen bij de vrouw. De rechtbank heeft bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt.