In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 21 oktober 2019 te Dordrecht een nabootsing van een vuurwapen voorhanden had. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R. van den Hemel. De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en veroordeling tot een geldboete van € 500,00. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad een nepwapen bij zich had, dat voldoende gelijkenis vertoonde met een echt vuurwapen, namelijk een pistool van het merk IMI, model Desert Eagle. De verdediging stelde dat het wapen van goedkoop plastic was en dat er geen sprake was van een nabootsing van een pistool. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat het voorwerp geschikt was voor bedreiging of afdreiging.
De rechtbank oordeelde dat het bewezen feit in strijd was met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, en de rechtbank hield rekening met zijn eerdere veroordelingen, maar niet voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde een geldboete van € 500,00 op, zoals geëist door de officier van justitie, en voegde hieraan 10 dagen hechtenis toe, die bij gebreke van betaling omgezet kan worden. De rechtbank vernietigde de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen waren verklaard.