ECLI:NL:RBROT:2021:11447

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
10/996727-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale sigaretten en tabak in voorraad hebben door rechtspersoon met merkvervalsing

Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte rechtspersoon, die beschuldigd werd van het in voorraad hebben van illegale sigaretten en tabak. De zaak kwam voort uit een melding van een vrachtwagenchauffeur op 21 april 2020, waarna onderzoek werd ingesteld naar een trailer met kartonnen dozen. Bij controle bleek dat de dozen niet alleen sponzen, maar ook 728.000 sigaretten met het Marlboro handelsmerk bevatten, die niet voorzien waren van een accijnszegel. Verdere onderzoeken leidden naar twee loodsen waar in totaal 1.791.800 sigaretten en 11.905,86 kg tabak werden aangetroffen, evenals verpakkingsmateriaal voor sigaretten. De verdachte rechtspersoon werd vertegenwoordigd door haar bestuurder, die ook als medeverdachte fungeerde. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van de tenlastelegging en een geldboete van € 150.000.

De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de aangetroffen goederen niet aan de verdachte toebehoorden en dat de bestuurder slechts anderen had gefaciliteerd. De rechtbank oordeelde echter dat de gedragingen van de bestuurder aan de rechtspersoon konden worden toegerekend, aangezien hij de enige bestuurder was en de handelingen binnen de sfeer van de rechtspersoon plaatsvonden. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte rechtspersoon zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen die niet overeenkomstig de wet waren betrokken, en aan merkvervalsing.

De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete op van € 75.000, rekening houdend met de omstandigheden van de rechtspersoon en de bestuurder. De rechtbank benadrukte dat het illegaal voorhanden hebben van accijnsgoederen de reguliere markt verstoort en de accijnsontduiking bevordert. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996727-20
Uitspraakdatum: 23 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[naam verdachte rechtspersoon],
gevestigd te [vestigingsplaats verdachte rechtspersoon],
bezoekadres [adres verdachte rechtspersoon],
ter terechtzitting vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam medeverdachte],
bijgestaan door mr. N.F.M. van Osta, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van
9 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 150.000,00.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aangetroffen hoeveelheid sigaretten en tabak niet aan de verdachte rechtspersoon toebehoort, zodat zij daar niet strafrechtelijk verantwoordelijk voor kan worden gehouden. De medeverdachte [naam medeverdachte], tevens enig aandeelhouder en feitelijk bestuurder van de verdachte rechtspersoon, heeft slechts anderen gefaciliteerd door tegen een geldelijke vergoeding loodsen en een trailer ter beschikking te stellen ten behoeve van de opslag van illegale sigaretten en tabak. De verdachte rechtspersoon heeft zich slechts ten dienste gesteld aan de strafbare gedragingen. Haar rol is niet groter geweest dan die van medeplichtige, hetgeen niet is tenlastegelegd zodat vrijspraak dient te volgen.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Naar aanleiding van een melding van een vrachtwagenchauffeur is op 21 april 2020 onderzoek ingesteld naar een trailer waarin pallets met kartonnen dozen werden vervoerd naar het Verenigd Koninkrijk. Na controle en onderzoek is gebleken dat in de kartonnen dozen behalve sponzen ook sloffen met daarin sigaretten voorzien van het Marlboro handelsmerk althans een daarop gelijkend teken, zaten. In totaal waren dit 728.000 sigaretten. Deze sigaretten zijn in beslag genomen. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de sigaretten afwijken van originele Marlboro sigaretten en tevens dat de sigaretten niet waren voorzien van een vereiste accijnszegel.
De door de vrachtwagenchauffeur verstrekte coördinaten van het bedrijf waar hij de pallets had opgehaald hebben geleid naar een loods op de [adres 1], alwaar [naam bedrijf], een bedrijf van [naam medeverdachte], is gevestigd. Op 22 april 2020 heeft controle plaatsgevonden in deze loods. Bij aankomst bij de loods troffen de verbalisanten op de toegangsdeur een bord aan met het opschrift “[naam verdachte rechtspersoon]” en roken zij een tabakslucht. In de loods is een groot aantal dozen aangetroffen met daarin sloffen Marlboro sigaretten. In totaal betroffen dit 1.791.800 sigaretten. In een trailer die op het terrein van de loods stond, is 11.905,86 kg tabak aangetroffen.
Ook zijn er drie personen aangetroffen in en rondom de loods. Deze zijn aangehouden. In de woning van twee van deze verdachten, is een slof sigaretten aangetroffen die uit de loods afkomstig is.
In de loods in [plaatsnaam 2] is een huurovereenkomst aangetroffen op naam van de verdachte rechtspersoon voor een opslagruimte, gelegen aan de [adres 2]. Diezelfde dag heeft er ook controle plaatsgevonden in de loods op dat adres. Op de toegangsdeuren van deze ruimte hing eveneens een brief met daarop de tekst “[naam verdachte rechtspersoon]”. In de ruimte zijn dozen met daarin een grote hoeveelheid sloffen met Prince, Marlboro en L&M sigaretten, alsmede 7.355,54 kg tabak aangetroffen.
Uit onderzoek is komen vast te staan dat de in beide loodsen aangetroffen tabak en sigaretten onveraccijnsd en merkvervalst zijn.
Zowel in de loods in [plaatsnaam 1] als in de loods in [plaatsnaam 2] zijn naast tabak en sigaretten ook filters, folies en een grote hoeveelheid verpakkingsmateriaal voor sigaretten aangetroffen.
In de woning van [naam medeverdachte] is ook een aantal sloffen merkvervalste sigaretten in beslag genomen, waarvan op de pakjes ook het accijnszegel ontbrak.
Vast staat dat de loodsen in [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] werden gehuurd door de verdachte rechtspersoon. In de ten laste gelegde periode was [naam medeverdachte] enig aandeelhouder en bestuurder van de verdachte rechtspersoon en degene die de feitelijke handelingen verrichte namens de verdachte rechtspersoon, [naam verdachte rechtspersoon]
Voor beide loodsen was geen vergunning als Accijnsgoederenplaats of Entrepot afgegeven.
[naam medeverdachte] heeft gezien dat er tabak in de trailer en verpakkingsmateriaal van sigaretten in de loods in [plaatsnaam 1] lag. Ook heeft hij in de loods in [plaatsnaam 2] een voorraad sigaretten zien liggen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voorop staat dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de desbetreffende gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
[naam medeverdachte] was enig bestuurder en was bevoegd om namens de verdachte rechtspersoon op te treden. Dat [naam medeverdachte] feitelijk de beschikking had over de onveraccijnsde sigaretten en tabak in de op haar naam gehuurde loodsen en trailer, staat niet ter discussie.
[naam medeverdachte] wist ook dat de sigaretten en tabak illegaal waar betrof. Hij zag zich immers geconfronteerd met opslag van tabak, sigaretten en verpakkingsmateriaal terwijl hij geen accijnsvergunning had voor de opslag van de sigaretten en tabak. Bovendien had hij zijn loodsen en de trailer onderverhuurd waarbij hij, naar zijn zeggen, zijn bedenkingen had bij bezigheden van deze onderhuurder. [naam medeverdachte] heeft de illegale sigaretten en tabak dus voorhanden gehad. Bij het plegen van dit feit heeft hij, namens de verdachte rechtspersoon, met andere één of meer onbekend gebleven mededaders samengewerkt. Hij heeft immers verklaard dat hij op verzoek van de onderhuurder van de loods in [plaatsnaam 1] op zoek ging naar een tweede loods en vervolgens voor hem de loods in [plaatsnaam 2] heeft gehuurd. Ook heeft hij, op verzoek van deze persoon, meegeholpen met het verhuizen van het sigarettenverpakkingsmateriaal van de ene naar de andere loods. Met deze handelingen heeft [naam medeverdachte] namens de verdachte rechtspersoon een substantiële bijdrage geleverd aan het voorhanden hebben van de onveraccijnsde sigaretten en de tabak. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat [naam medeverdachte] weliswaar bedenkingen had bij de onderhuurder van zijn loods in [plaatsnaam 1] maar dat dat er kennelijk niet toe geleid heeft dat hij zich heeft gedistantieerd. Integendeel, vervolgens heeft hij op verzoek van deze persoon een tweede loods gehuurd, heeft hij meegeholpen spullen te verhuizen en heeft hij uit die tweede opslag ook verschillende sloffen met illegale sigaretten mee naar huis genomen.
Naar het oordeel van het rechtbank kunnen de verboden gedragingen van [naam medeverdachte] aan de verdachte rechtspersoon worden toegerekend. [naam medeverdachte] was de enig bestuurder en de gedragingen vonden plaats binnen de sfeer van de rechtspersoon, die zich immers bezig hield met opslag en logistieke bezigheden. De verdachte rechtspersoon heeft hierbij opzettelijk gehandeld. Zoals hiervoor overwogen wist [naam medeverdachte] dat er sprake was van opslag van illegale sigaretten en tabak. Tot slot heeft de verdachte rechtspersoon dit feit tezamen en in vereniging met andere(n) heeft gepleegd, immers [naam medeverdachte] heeft nauw en bewust met andere(n) samengewerkt bij de opslag van de sigaretten en tabak.
Conclusie
De verdachte rechtspersoon heeft zich schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging opzettelijk voorhanden hebben van tabak en sigaretten, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken en bovendien merkvervalst waren. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1 en 2ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Zij ([naam verdachte rechtspersoon]) op 21 en 22 april 2020 te
[plaatsnaam 3] en [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2],
tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
opzettelijk
accijnsgoederen, te weten
-een hoeveelheid rooktabak met een netto gewicht van in totaal
19.261,40 kilogram, en-een hoeveelheid van 3.284.840 sigaretten
zijnde tabaksproducten als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder f van de Wet op de
Accijns voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de bepalingen van
de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken.
2.
Zij ([naam verdachte rechtspersoon]) op 21 en 22 april 2020 te
[plaatsnaam 3] en [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2],
tezamen en in vereniging met (een) ander(en),,
opzettelijk,
--waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had -te weten sigaretten en verpakkingen, voorzien van de merken)/ de
handelsnamen Marlboro en Prince en L&M, in voorraad heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van het opzettelijk overtreden een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
2.
medeplegen van het opzettelijk in voorraad hebben van waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit. De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte rechtspersoon moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, alsmede de rechtspersoonlijke omstandigheden van de verdachte rechtspersoon waaronder de draagkracht. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte rechtspersoon is bewezenverklaard dat zij zich – telkens samen met anderen – schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid onveraccijnsde tabak en sigaretten, alsmede aan merkvervalsing. Via de verdachte rechtspersoon werden loodsen en een trailer gehuurd ten behoeve van de opslag van een grote hoeveelheid tabak en de sigaretten. De sigaretten waren verpakt in verpakkingen waarop valse merknamen zichtbaar waren van onder andere Marlboro en L&M. Deze tabaksgoederen hadden kennelijk de bestemming om te worden verkocht (in het buitenland).
Het illegaal voorhanden hebben van (valse) accijnsgoederen verstoort de reguliere markt voor tabakswaren en werkt ontwrichtend op het systeem van de economische ordening van het land. Bovendien leidt het ertoe dat de het innen van de accijns wordt ontdoken. Het met de accijnsheffing tevens beoogde doel, te weten het terugdringen van roken vanwege de enorme gezondheidsrisico’s, wordt daarenboven ondermijnd. Het door de Belastingdienst berekende nadeelbedrag is zeer fors. Dit bedraagt € 3.787.037,-
Daarnaast worden zowel de consument als de merkenhouder benadeeld als er vervalste sigaretten op de markt worden gebracht.
De verdachte rechtspersoon belichaamde het bedrijf van [naam medeverdachte]. Bij het begaan van de feiten was de rechtspersoon een onmisbare schakel. De rechtspersoon betrof immers een dekmantel en stelde anderen in de gelegenheid de illegale sigarettenhandel in stand te houden. Op dergelijke feiten verdient gereageerd te worden met een financiële sanctie van aanzienlijke omvang. De door de officier van justitie gevorderde geldboete van € 150.000 is daarom in beginsel passend en geboden. Echter de rechtbank ziet aanleiding om daar in het voordeel van de verdachte rechtspersoon van af te wijken.
Ter zitting heeft de bestuurder van de verdachte rechtspersoon toegelicht een wijziging in de structuur van zijn bedrijf te hebben doorgevoerd. Zijn echtgenote bezit nu aandelen van het bedrijf en zij houdt toezicht op het reilen en zeilen van [naam verdachte rechtspersoon]. Ook huurt de verdachte rechtspersoon geen bedrijfsruimtes meer en houdt zij zich puur en alleen bezig met transport.
De financiële draagkracht van de rechtspersoon is gering. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding om de boete te matigen. Ook de omstandigheid dat de medeverdachte [naam medeverdachte], enig bestuurder van de verdachte rechtspersoon, een gevangenisstraf opgelegd krijgt, is reden voor matiging. De inkomsten van de verdachte rechtspersoon worden immers nagenoeg uitsluitend gegenereerd met de inzet van [naam medeverdachte] als vrachtwagenchauffeur, zodat de inkomsten van de verdachte rechtspersoon gedurende deze detentie vrijwel stil zullen vallen. Daar komt bij dat de verdachte rechtspersoon mogelijk financieel nog zal worden getroffen door een naheffing van de fiscus.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke geldboete van na te noemen hoogte passend en geboden. Een voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte rechtspersoon ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8..In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de onder de verdachte rechtspersoon in beslag genomen en niet teruggeven administratieve bescheiden (KVI-009-01) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de rechtspersoon.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen
14a, 14b, 14c, 23, 24a, 47, 57 en 337 van het Wetboek van Strafrecht en
5 en 97 van de Wet op de accijns.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte rechtspersoon de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;
veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot een
geldboete van € 75.000 (vijfenzeventig duizend euro);
bepaalt dat deze geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
gelast de teruggave aan de verdachte rechtspersoon van:
3. 1.00 STK Papier
KVI-009-01
A.01.01.001/6068410, diverse admin. bescheiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
mr. A. Bonder en mr. M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 november 2021
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Zij ([naam verdachte rechtspersoon]) op of omstreeks 21 en/of 22 april 2020 te
[plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk
(een) accijnsgoed(eren), te weten
-een hoeveelheid (rook)tabak met een netto gewicht van in totaal (ongeveer)
19.261,40 kilogram, althans een hoeveelheid (rook)tabak en/of
-een hoeveelheid van (ongeveer) 3.284.840 sigaretten, althans een (groot)
aantal sigaretten
zijnde tabaksproducten als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder f van de Wet op de
Accijns voorhanden heeft gehad dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van
de Wet op de Accijns in de heffing was/waren betrokken.
2.
Zij ([naam verdachte rechtspersoon]) op of omstreeks 21 en/of 22 april 2020 te
[plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk,
-valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
-waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had en/of
-waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe
afwijking, is nagebootst
te weten sigaretten en/of verpakkingen, voorzien van het/de merk(en) / de
handelsna(a)m(en) Marlboro en/of Prince en/of L&M, in voorraad heeft gehad.