Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
,
Rechtbank Rotterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 3 november 2021, wordt een verzoek om schadevergoeding behandeld dat is ingediend door verzoeker op basis van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker stelt dat de officier van justitie de wettelijke termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden, wat heeft geleid tot immateriële schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding inderdaad heeft plaatsgevonden, maar oordeelt dat deze niet verwijtbaar is aan de officier. De rechtbank concludeert dat de termijn op 26 juli 2021 is gaan lopen en dat de officier op 3 september 2021 een verzoek voor een zorgmachtiging heeft ingediend, waardoor de termijn met tien dagen is overschreden. De rechtbank wijst erop dat de officier wel degelijk verantwoordelijk is voor het tijdig aanleveren van de benodigde documenten en dat hij actief moet aansteken op tijdige informatie van de geneesheer-directeur. De rechtbank kent verzoeker een schadevergoeding toe van € 200,-, gebaseerd op de verzochte vergoeding van € 20,- per dag voor de tien dagen dat de termijn is overschreden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep is mogelijk bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de beschikking.