ECLI:NL:RBROT:2021:11393

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
10/197473-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van witwassen en eendaadse samenloop van feiten onder de Opiumwet

Op 17 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 22 juli 2021 te Rotterdam samen met anderen betrokken was bij het witwassen van een geldbedrag van ongeveer 13.000 euro en het voorbereiden van de handel in heroïne. De verdachte was preventief gedetineerd en had een advocaat, mr. A.A.T.X. Vonken. De officier van justitie, mr. D. van Zetten, eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft de bewezenverklaring zonder nadere motivering gedaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van witwassen en het voorbereiden van een feit onder de Opiumwet. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht en meewerken aan schuldhulpverlening. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was. Tevens werd een geldbedrag van € 12.960,00 verbeurd verklaard, dat door de verdachte was verkregen uit misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om mee te werken aan reclasseringstoezicht en het aflossen van schulden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/197473-21
Datum uitspraak: 17 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie de Schie,
raadsman mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan schuldhulpverlening en dat verdachte zich actief zal inzetten voor dagbesteding.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 22 juli 2021 te Rotterdam tezamen
en in verenigingmet ander
eneen geldbedrag van in totaal ongeveer 13.000 euro,
voorhanden heeft gehad ,
terwijl hij wist, dat dit geld onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf;
2
hij op 22 juli 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van heroïne voor te bereiden en/of te bevorderen,
voorwerpen, stoffen
engeld voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers hebben verdachte en/ zijn mededaders voorwerpen en stoffen voorhanden gehad, te weten ca. 13.000 euro en ongeveer 8000 gram heroïne en meerdere bigshoppers en doorzichtige plastic zakken en
eenkwast en een weegschaal en mondkapjes en een versnijdingsspatel, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict;
3
hij op 22 juli 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8000 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..medeplegen van witwassen;

de eendaadse samenloop van
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feiten
2.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen die zien op de handel in heroïne. Daartoe hebben zij onder meer ruim acht kilo heroïne voorhanden gehad. In de kelderbox waar de heroïne is aangetroffen zijn daarnaast verschillende voorwerpen aangetroffen die kunnen worden gebruikt bij het bewerken en verwerken van drugs. Daarnaast heeft de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan witwassen door een aanzienlijke hoeveelheid uit misdrijf afkomstig contant geld voorhanden te hebben.
Dit zijn ernstige feiten. De handel in harddrugs is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar brengt ook criminaliteit met zich mee. Door de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen en het daarop gestelde wettelijke strafmaximum is tot uiting gebracht dat tegen de drugshandel ook indien deze zich nog in de voorbereidende fase bevindt, krachtig dient te worden opgetreden. Door een aanzienlijk geldbedrag wit te wassen heeft de verdachte de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aangetast. De verdachte heeft zonder zich te bekommeren om deze nadelige gevolgen geld dat afkomstig is van enig misdrijf voorhanden gehad. Bovendien heeft het in omloop zijn van een dergelijk groot, witgewassen en aan het zicht van justitie en de belastingdienst onttrokken geldbedrag een sterk corrumperende werking en faciliteert het veelal ander strafbaar handelen, zoals ook in deze zaak is gebleken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van 21 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 26 oktober 2021 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
In het sociale netwerk van de verdachte is criminaliteit en drugs een voorkomend probleem. De verdachte heeft geen werk, geen eigen woning en geen inkomen. Het voorgaande wordt gezien als criminogene factoren wat maakt dat de reclassering het gevaar op herhaling hoog inschat. De verdachte staat open voor begeleiding vanuit de reclassering. De reclassering adviseert om hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten, de recidive en gelet op straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Het geldbedrag van € 12.960,00
Onder de verdachte is een geldbedrag van € 12.960,00 in beslag genomen. De verdachte kon ten tijde van de strafbare feiten het geldbedrag geheel of gedeeltelijk te eigen bate aanwenden en het voorwerp is geheel of grotendeels door middel van een strafbaar feit verkregen. Het in beslag genomen geldbedrag € 12.960,00 zal worden verbeurd verklaard.
8.2.
Het geldbedrag van € 2.270,00
In de woning van de moeder van de verdachte, [naam], is een geldbedrag van € 2.270,00 aangetroffen. Per abuis is dit op de beslaglijst van de medeverdachte [naam medeverdachte] geplaatst. Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank gelasten dat dit geldbedrag teruggeven wordt aan de rechthebbende, namelijk [naam] (geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]).

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 55, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde zal zich actief inzetten voor het vinden en behouden van dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerp (als bijlage III aan dit vonnis gehecht), als volgt:
verklaart verbeurd een geldbedrag van € 12.960,00;
beslist ten aanzien van het voorwerp, het geldbedrag van € 2.270,00, als volgt:
gelast de teruggave aan de rechthebbende, [naam].
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen met een ander, althans alleen, van één of meerdere voorwerpen (een geldbedrag van in totaal ongeveer 13.000 euro),
  • de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
  • heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende(n) op dit voorwerp/geld c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
  • dit voorwerp/geld c.q. deze voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp/geld c.q. die voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) voorwerpen en stoffen voorhanden gehad, te weten diverse geldbedragen (in totaal ca. 13.000 euro) en/of ongeveer 8000 gram heroïne en/of een personenauto (merk Renault, type Clio, kenteken [kentekennummer]) en/of meerdere bigshoppers en/of doorzichtige plastic zakken en/of emmers en/of kwasten en/of een weegschaal en/of een pers en/of mondkapjes en/of een versnijdingsspatel, waarvan hij, verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict;
3
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.