Op 28 september 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 8 juni 2021 in een gezinshuis verblijven vanwege een onveilige thuissituatie, waarin zij getuige zijn geweest van geweldsincidenten. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, maar de moeder heeft een instabiele persoonlijke situatie, waardoor een terugplaatsing bij haar niet mogelijk is. De GI heeft verzocht om de kinderen bij de vader te plaatsen, wat door beide ouders werd ondersteund. De kinderrechter oordeelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen en verleende de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 19 februari 2022. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders werden aangemoedigd om samen te werken in het belang van de kinderen.