ECLI:NL:RBROT:2021:11370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
C/10/624744 / JE RK 21-2353
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

Op 28 september 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 8 juni 2021 in een gezinshuis verblijven vanwege een onveilige thuissituatie, waarin zij getuige zijn geweest van geweldsincidenten. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, maar de moeder heeft een instabiele persoonlijke situatie, waardoor een terugplaatsing bij haar niet mogelijk is. De GI heeft verzocht om de kinderen bij de vader te plaatsen, wat door beide ouders werd ondersteund. De kinderrechter oordeelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen en verleende de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 19 februari 2022. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders werden aangemoedigd om samen te werken in het belang van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/624744 / JE RK 21-2353
Datum uitspraak: 28 september 2021

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2014 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. N. Plaisier, te Hendrik-Ido-Ambacht,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.C. Heijmann, te Papendrecht.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 31 augustus 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
- het gewijzigde verzoekschrift van de GI van 21 september 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
- het verweerschrift met bijlagen van mr. Heijmann van 23 september 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 28 september 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. Heijmann;
- de moeder, bijgestaan door mr. Plaisier;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verblijven in een gezinshuis.
Bij beschikking van 19 februari 2021 zijn [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot
19 februari 2022.

Het verzoek

In eerste instantie heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Op 21 september 2021 heeft de GI het verzoek schriftelijk gewijzigd in die zin dat een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met gezag wordt verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het gewijzigde verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De kinderen verblijven sinds 8 juni 2021 in een gezinshuis. De bedoeling was dat de kinderen hier voor lange tijd zouden wonen, maar het gezinshuis heeft aangegeven dat het te druk wordt en de kinderen niet langer kunnen blijven. Een terugplaatsing bij de moeder is op dit moment niet mogelijk vanwege de instabiele thuissituatie. De GI heeft daarom in overleg met de ouders besloten dat de kinderen bij de vader worden geplaatst. Daarbij zal intensieve ambulante hulpverlening worden ingezet. Een plaatsing bij vader prevaleert boven een plaatsing in een nieuw neutraal pleeggezin, omdat de kinderen heel kwetsbaar zijn en anders ook niet bij elkaar konden blijven wonen. De bezoeken tussen de vader en de kinderen, net als met de moeder, verlopen positief. De GI ziet dat beide ouders gemotiveerd zijn om in het belang van de kinderen te werken aan de onderlinge samenwerking.

De standpunten

De vader is het eens met het verzoek van de GI. De vader is verheugd dat de kinderen bij hem komen wonen. Uit het observatieverslag van de bezoeken volgt ook dat er voldoende reden is om de kinderen bij hem te plaatsen. De bezoeken zijn zeer positief verlopen. De vader wil volledig meewerken met de hulpverlening. Ook hebben de ouders goed contact met elkaar.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. De moeder wil het liefst dat de kinderen weer bij haar komen wonen, maar begrijpt het verzoek van de GI. Zij heeft liever dat de kinderen bij de vader verblijven dan weer in een ander neutraal pleeggezin terecht komen. Wel ziet de moeder dit als een tijdelijke oplossing. Het is belangrijk dat de juiste hulpverlening van de grond komt, zowel voor de moeder als voor de dochters. De moeder wil in het belang van haar kinderen overal aan meewerken. De moeder is blij dat het contact met de vader goed is. Zij wil betrokken blijven bij de kinderen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verblijven sinds 8 juni 2021 in een gezinshuis vanwege een onveilige en spanningsvolle thuissituatie. De kinderen zijn meermalen getuige geweest van geweldsincidenten tussen de ouders en tussen de moeder en haar (ex-)partner. Dit is zeer schadelijk voor de ontwikkeling van de kinderen. In het gezinshuis ervaren de kinderen rust en stabiliteit. Het gezinshuis heeft echter per 1 oktober 2021 geen plek meer voor de kinderen. Een terugplaatsing bij de moeder is op dit moment niet mogelijk vanwege haar instabiele persoonlijke situatie. De moeder zal eerst een persoonlijkheidsonderzoek bij de Hoop dienen af te ronden alvorens vervolgstappen mogelijk zijn. Een plaatsing bij vader prevaleert boven een plaatsing in een nieuw neutraal pleeggezin. De vader heeft positief contact met de kinderen en is bereid hulpverlening te accepteren. De moeder staat achter deze plaatsing, maar ziet het wel als een tijdelijke oplossing. De komende periode zal intensieve ambulante hulpverlening bij de vader worden ingezet om de vader te ondersteunen en om zicht te houden op de ontwikkeling van de kinderen. Het is belangrijk dat ook de moeder betrokken blijft bij de opvoeding en verzorging van de kinderen. Beide ouders hebben ter zitting aangegeven gemotiveerd zijn om te werken aan hun onderlinge samenwerking. Dat is iets wat de GI kon beamen. Het is positief dat de ouders inzien dat iedereen erbij is gebaat als de communicatie tussen hen goed verloopt en ze in staat zijn om met elkaar afspraken te maken over de kinderen. De kinderrechter benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders dit vasthouden en dat ze met elkaar - met hulp van de jeugdbeschermer- hun opvoedersrol zullen vormgeven. Ook in moeilijkere tijden dienen de ouders zich hiervoor in te blijven zetten in het belang van de kinderen.
De kinderrechter zal met instemming van beide ouders de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] bij de vader verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] bij de vader met gezag met ingang van 28 september 2021 tot 19 februari 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 8 oktober 2021.