ECLI:NL:RBROT:2021:11323

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
ROT 21/1383
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. G. Grijs, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. C. Nobel. De eiser had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze werd afgewezen door de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige voldoende onderzoek hebben gedaan naar de mogelijkheden en beperkingen van de eiser. De eiser had aangevoerd dat hij niet in staat was om vier uur per dag te werken vanwege verschillende gezondheidsklachten, waaronder oververmoeidheid en ADHD. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige terecht hadden geconcludeerd dat eiser over arbeidsvermogen beschikte, omdat hij in staat was om ten minste vier uur per dag aangepaste arbeid te verrichten. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser verworpen en geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordelingen. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1383

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,

gemachtigde: mr. G. Grijs,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. C. Nobel.

Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij besluit van 25 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij schrijven van 14 oktober 2021 heeft eiser een aanvullend beroepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2021. Eiser is samen met een vriend verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser heeft op 6 maart 2020 een “Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen” ingediend voor een Wajong-uitkering. Er heeft een onderzoek plaatsgevonden door de verzekeringsarts waarvan een rapportage is opgemaakt op 11 mei 2020. De verzekeringsarts heeft toegelicht dat het aannemelijk is dat eisers belastbaarheid beperkt was op zijn achttiende verjaardag en hij heeft uiteengezet dat eiser gelet op zijn mogelijkheden en beperkingen ten minste één uur aaneengesloten en ten minste vier uren per dag aangepaste arbeid kan verrichten.
1.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens in de rapportage van 18 mei 2020 geconcludeerd dat eiser arbeidsvermogen heeft, omdat is voldaan aan de vier voorwaarden die daaraan worden gesteld. De arbeidsdeskundige heeft onder meer toegelicht dat eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden, omdat hij bijvoorbeeld instructies kan opvolgen en afspraken kan nakomen. De arbeidsdeskundige heeft toegelicht dat rekening dient te worden gehouden met een aantal beperkingen en hij heeft voorwaarden voor het functioneren in het werk en in de werkomgeving gesteld. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een aantal taken geselecteerd die eiser kan uitvoeren, zoals scannen (nummer 1502) en het plaatsen van onderdelen op een printplaat (nummer 1701).
1.3.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
2.1.
In het kader van de herbeoordeling in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 18 februari 2021 toegelicht dat er geen aanleiding is om anders te concluderen. Er is bij eiser geen sprake van een situatie van volledige arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder uiteengezet dat de vier uren arbeid per dag niet aaneengesloten hoeven te worden verricht en dat de arbeid psychisch en fysiek niet te zwaar dient te zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de werkzaamheden daaraan voldoen.
2.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 24 februari 2021 uiteengezet dat eiser nog steeds arbeidsvermogen heeft en wat de voorwaarden zijn om goed te kunnen functioneren in een werkomgeving. Als voorbeelden van geschikte werksoorten heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep functies genoemd, zoals hulpwerkzaamheden facilitair of productiewerkzaamheden. De eerder door de arbeidsdeskundige genoemde taken heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep eveneens passend geacht.
2.3.
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
3. In beroep voert eiser aan dat hij niet in staat is om vier uur per dag te werken. Hij ervaart klachten als gevolg van oververmoeidheid, overgewicht, een dissociatieve stoornis en ADHD. Hij heeft last van energieverlies en concentratieproblemen waardoor hij zijn eigen werkzaamheden niet kon volhouden. De geselecteerde functies zijn niet geschikt, omdat eiser niet vier uur per dag kan werken en niet zelfstandig en secuur is. Verweerders verzekeringsarts had meer aandacht moeten besteden aan eisers dagverhaal vanwege eisers verstoorde dag- en nachtritme.
4. Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte in de zin van hoofdstuk 1a en de daarop berustende bepalingen de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel wordt de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Op grond van het vierde lid van voornoemd artikel wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is bepaald dat de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in (onder meer) artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
5.1.
Verweerder heeft, vanwege het grote belang dat samengaat met de beoordeling van arbeidsvermogen, en omdat de huidige Wajong een groter beroep doet op de objectiviteit, verifieerbaarheid, inzichtelijkheid en transparantie van de beoordelingssystematiek, de methode Sociaal Medisch Beoordelen van Arbeidsvermogen (SMBA) ontwikkeld, die tot een objectieve beoordeling in het kader van deze wet moet leiden. Ten behoeve van de beoordelingen die in het kader van de Wajong worden verricht, wordt door de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen van verweerder het Compendium Participatiewet Wajong en SMBA (versie 1.0, december 2015, http://www.uwv.nl/particulieren/Images/compendium-participatiewet.pdf; het Compendium) gehanteerd.
5.2.
De Centrale Raad van Beroep heeft in de uitspraak van 5 april 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1018) in overweging 4.2.5 uitdrukkelijk bepaald dat het aan de bestuursrechter is om te beoordelen of verweerder bij zijn besluitvorming voldoende invulling heeft gegeven aan artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en of de gehanteerde werkwijze heeft geleid tot een resultaat dat de toetsing aan de artikelen 3:46 en 7:12 van de Awb kan doorstaan. Het betreffende besluit dient hiertoe vol getoetst te worden.
6.1.
Over de grond dat onvoldoende aandacht is besteed aan eisers dagverhaal overweegt de rechtbank dat eisers dagverhaal slechts een gedeelte is van het onderzoek door de verzekeringsarts. De mogelijkheden en beperkingen van eiser zijn daarnaast ook vastgesteld door dossieronderzoek, een fysieke hoorzitting waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook aanwezig is geweest als ook op informatie van de behandelend sector. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser ten tijde van de aanvraag of dat er bij de beoordeling geen aandacht is besteed aan de onderlinge samenhang van de verschillende aspecten hiervan. Eiser heeft niet nader aangegeven op welke punten het dagverhaal onvolledig zou zijn. Deze grond slaagt niet.
6.2.
De grond dat eiser niet vier uur per dag kan werken slaagt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat eiser wellicht niet in staat is om in de ochtend te werken indien dat vereist is, maar dat dit gegeven niet relevant is omdat de belastbaarheid theoretisch over de gehele dag wordt beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uitvoerig gemotiveerd dat eisers functioneren over de rest van de dag voldoende aanknopingspunten geeft om hem vier uur per dag belastbaar te achten. Bij deze beoordeling heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden met de bij eiser gestelde diagnoses en hij heeft toegelicht dat het raadzaam is om te werken aan een regelmatig dagritme wat bevorderlijk is voor het verminderen van de slaapproblemen en vermoeidheid.
Ten aanzien van de werkzaamheden die door de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zijn geduid, overweegt de rechtbank dat bij het selecteren van deze werkzaamheden rekening is gehouden met eisers gezondheidssituatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich bij het onderzoek mede gebaseerd op stukken van de behandelend sector, zoals de brief van de kinderarts van 24 februari 2020. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft verder inzichtelijk toegelicht dat de werkzaamheden afgebakende deeltaken dienen te zijn waarbij geen sprake is van het in de gaten houden van meerdere zaken. Ook dienen stressfactoren zoals hoge productiepieken te worden vermeden en moet sprake zijn van voldoende afwisseling tussen licht en zwaarder belastend werk. Ten aanzien van de voorwaarden voor het functioneren in de sociale werkomgeving heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uitvoerig gemotiveerd dat de werkomgeving vrij dient te zijn van afleiding door te veel prikkels en dat voor het omgaan met feedback en het kunnen volhouden van een bepaalde mentale inspanning begeleiding kan worden ingezet.
6.3.
Wat eiser in beroep aanvoert, biedt onvoldoende grond om te twijfelen aan de juistheid van deze motiveringen. Eiser heeft in beroep geen medische of andere gegevens overgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verweerders verzekeringsartsen mogelijk geen juist beeld hadden van zijn gezondheidstoestand of dat hij meer beperkt is dan is aangenomen. Uit de beschikbare gegevens kan niet worden afgeleid dat twijfel gerechtvaardigd is over verweerders beoordeling van de verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige aspecten. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat verweerder terecht heeft aangenomen dat eiser over arbeidsvermogen in de zin van de Wajong beschikt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 24 november 2021.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.