1.2.De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 13 maart 2013 in het kader van de eerdere Wob-procedure bij uitspraak van 1 mei 2014 (ROT 13/2442) ongegrond is verklaard. Daartoe is onder meer overwogen dat, nu eiser heeft geweigerd om toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb te verlenen, de rechtbank geen kennis heeft kunnen nemen van de niet openbaar gemaakte informatie (de bijlage bij het emailbericht van Servatius van 4 oktober 2012, ‘de bijlage’). Verder is overwogen dat de processtrategie van Servatius zeker nog relevant was en dat Servatius naar het oordeel van de rechtbank - marginaal toetsend - in redelijkheid met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob heeft kunnen weigeren het betreffende document op integrale wijze openbaar te maken.
2. Eiser heeft verweerder bij brief van 25 september 2019 verzocht om openbaarmaking van de bijlage en daarbij aangegeven dat hij ter completering van zijn archief alsnog deze bijlage graag zou ontvangen, aangezien de kwestie waarop deze bijlage betrekking heeft medio 2016 definitief is afgewikkeld.
3. Verweerder heeft het verzoek van eiser bij het in bezwaar gehandhaafde primaire besluit afgewezen. Aan de afwijzing van het verzoek heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de bijlage is verstrekt onder de kop 'Strikt vertrouwelijk ten behoeve van intern beraad met de Minister'. Bij dergelijke vertrouwelijke stukken is het belang van inspectie, controle en toezicht door de Autoriteit woningcorporaties in het geding (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wob). Dit belang moet zwaarder wegen dan het belang van openbaarheid. Het is juist dat er in 2016 een schikking is getroffen. De weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob is echter, om andere redenen dan de procespositie van Servatius, nog steeds van toepassing. Het belang bij het voorkomen van onevenredig nadeel weegt hier zwaarder dan het algemene belang van openbaarmaking. Daarnaast heeft woningcorporatie Servatius als belanghebbende in haar zienswijze aangevoerd dat openbaarmaking voor haar onevenredig benadelend is. Daarom is verweerder van mening dat het belang van openbaarmaking van het gevraagde document niet opweegt tegen de belangen bij het voorkómen van onevenredige benadeling van verweerder en woningcorporatie Servatius als belanghebbende.
4. De voor deze zaak toepasselijke wet- en regelgeving is opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder de herhaalde aanvraag van eiser op inhoudelijke gronden heeft afgewezen en niet artikel 4:6, tweede lid, van de Awb heeft toegepast. De rechtbank zal om die reden het besluit toetsen aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden als ware dit het eerste besluit over die aanvraag of dat verzoek.
6. Anders dan in de eerdere Wob-procedure, heeft eiser de rechtbank bij brief van 31 mei 2021 toestemming gegeven om de Wob-stukken die eiser niet kent te gebruiken bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft daarom kennis genomen van de bijlage bij de e-mail van 4 oktober 2012 en zal de inhoud daarvan hieronder betrekken bij haar oordeel.
7. De Wob gaat ervan uit dat (het recht op) de openbaarmaking het publieke belang van een goede en democratische besluitvorming dient. Uitgangspunt is dat informatie openbaar wordt gemaakt tenzij er sprake is van een weigeringsgrond. Deze weigeringsgronden staan in de artikelen 10 en 11 van de Wob. In artikel 10, eerste lid, van de Wob staan de absolute weigeringsgronden. Als de daar genoemde belangen spelen moet openbaarmaking worden geweigerd. In artikel 10, tweede lid, van de Wob staan de relatieve weigeringsgronden. Wanneer de daar genoemde belangen spelen, moet het bestuursorgaan een belangenafweging maken tussen enerzijds het openbaarmakingsbelang en anderzijds het belang genoemd in dat artikellid.