ECLI:NL:RBROT:2021:11247

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
C/10/626999 / FA RK 21-7725
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 8 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. Het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 14 oktober 2021, bevatte diverse bijlagen, waaronder een medische verklaring van een psychiater en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2021 was betrokkene aanwezig, bijgestaan door een waarnemend advocaat, en was de officier van justitie telefonisch bereikbaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een recidiverende manisch psychotische stoornis. Er ontstond discussie over de onafhankelijkheid van de medische verklaring, opgesteld door psychiater [naam 1]. De rechtbank concludeerde dat deze psychiater niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat hij binnen een jaar zorg had verleend aan betrokkene. Dit leidde tot de conclusie dat de medische verklaring niet aan de wettelijke eisen voldeed, wat de rechtbank noopte om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.L.H. Gelauff en schriftelijk uitgewerkt op 17 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/626999 / FA RK 21-7725
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 8 november 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene]
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes te [plaatsnaam],
advocaat mr. L.A. Middelkoop te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 14 oktober 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van 11 oktober 2021;
  • de niet-ingevulde zorgkaart;
  • het zorgplan van 6 oktober 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
Voorafgaand aan de zitting heeft de officier ter informatie toegestuurd een medische verklaring opgesteld in het kader van de beoordeling ten behoeve van de voorbereiding van een crisismaatregel door [naam 2] van 3 november 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 november 2021.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. K.S. Kort, waarnemend advocaat;
  • officier (telefonisch);
  • [naam 3] , psychiater, verbonden aan Antes.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten recidiverende manisch psychotische stoornis.
2.2.
Bij de mondelinge behandeling is besproken of de medische verklaring al dan niet door een onafhankelijke psychiater is opgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat psychiater [naam 1] , die op 11 oktober 2021 de bij het verzoek overgelegde medische verklaring heeft opgesteld, per abuis als zorgverantwoordelijke in het zorgplan van 6 oktober 2021 is vermeld. Verder is gebleken dat betrokkene op 20 september 2021 eenmalig is beoordeeld door de rapporterend psychiater in het kader van de continuering van zorg aan betrokkene die in de separeer verbleef. Gedurende die beoordeling heeft de rapporterend psychiater geen contact gehad met betrokkene, omdat hij sliep.
De behandelend psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het afwijzen van de verzochte zorgmachtiging niet in het belang is van betrokkene gezien zijn huidige toestandsbeeld. Het afwijzen van de zorgmachtiging zou er namelijk toe leiden dat een nieuwe crisismaatregel verzocht dient te worden. Dit kan er vervolgens voor zorgen dat betrokkene medisch terugvalt dan wel dat zijn herstel wordt belemmerd.
Artikel 5:7, aanhef en onder d, Wvggz stelt als voorwaarde dat de psychiater die de medische verklaring opstelt minimaal één jaar geen zorg heeft verleend aan betrokkene. De in artikel 5:7 Wvggz genoemde voorwaarden voor de psychiater zijn strikte eisen die, mede in het licht van artikel 5 lid 1 EVRM, dienen als waarborg voor een onafhankelijke, onpartijdige en behoorlijke besluitvorming over verplichte zorg. Het verlenen van zorg door een zorgaanbieder jegens betrokkene kan op grond van artikel 1:1 lid 1 onder v juncto artikel 3:2 lid 1 Wvggz bestaan uit bejegening, verzorging, verpleging, behandeling, begeleiding, bescherming, en verplichte zorg als bedoeld in het tweede lid.
De rechtbank is van mening dat de rapporterend psychiater op 20 september 2021 zorg heeft verleend aan betrokkene. Deze psychiater heeft toen als dienstdoende arts op de afdeling waar betrokkene verbleef, hem bezocht en beoordeeld dat de behandeling geen wijziging behoefde c.q. gecontinueerd kon worden. Daarmee is deze psychiater bij de zorgverlening betrokken geweest. Dit betekent dat de medische verklaring niet voldoet aan de daartoe in de wet gestelde eisen. Dat het behandelcontact beperkt is geweest en de psychiater betrokkene niet heeft gesproken doet daaraan niet af. De bewoordingen en de strekking van artikel 5:7 Wvggz bieden voorts geen ruimte voor een belangenafweging bij de beoordeling of een medische verklaring als grondslag voor de verzochte machtiging kan worden aanvaard indien de termijn van één jaar niet in acht is genomen.
2.3.
Gelet op het vorengaande verklaart de rechtbank de officier niet-ontvankelijk in het verzoek.

3..Beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is op 8 november 2021 mondeling gegeven door mr. M.L.H. Gelauff, rechter, in tegenwoordigheid van B. Bajra, griffier, en op 17 november 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.