ECLI:NL:RBROT:2021:11237

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
9261899 \ VC VERZ 21-417
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor doorbelasting van bankkosten door curator aan curandus

Op 18 november 2021 heeft de kantonrechter te Dordrecht uitspraak gedaan in een zaak waarin de curator, Verkerk & Vos Bewindvoeringen Minnelijk B.V., toestemming vroeg om bankkosten die door ABN AMRO Bank N.V. in rekening zijn gebracht, door te belasten aan de curandus. De curator stelde dat de kosten, die per 1 juli 2021 waren verhoogd tot € 13,20, niet door hem gedragen dienden te worden, maar door de curandus, aangezien deze kosten verband houden met het beheer van de bankrekeningen van de curandus. De curator verwees naar een tijdelijke maatregel van de landelijke expertgroep Curatele Bewind en Mentorschap, die goedkeurde dat per rechthebbende per jaar € 6,- in rekening gebracht mag worden voor bankkosten. De kantonrechter overwoog dat de forfaitaire jaarbeloning van curatoren inclusief onkostenvergoeding is en dat bankkosten, hoewel onvermijdelijk, niet apart vergoed kunnen worden. De kantonrechter concludeerde dat de gevraagde toestemming voor het doorbelasten van de bankkosten, die het bedrag van € 6,- te boven gaan, moest worden geweigerd. De beschikking werd gegeven door mr.dr. P.G.J. van den Berg en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9261899 \ VC VERZ 21-417
dossiernummer: [dossiernummer]
uitspraak: 18 november 2021

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

inzake het verzoek van:

Verkerk & Vos Bewindvoeringen Minnelijk B.V.,

Postbus 36, 2957 ZG Nieuw-Lekkerland,
curator van [persoon A] .

Verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
1. het verzoekschrift dat ter griffie is binnengekomen op 4 juni 2021.

Beoordeling van het verzoek

De curator verzoekt toestemming om de door ABN AMRO Bank N.V. aan zijn kantoor in rekening gebrachte en per 1 juli 2021 tot € 13,20 verhoogde bankkosten voor het aanhouden van (beheer-, leefgeld- en spaar)rekeningen voor zijn cliënt, de curandus, aan deze te mogen doorbelasten en dus uit diens vermogen te mogen voldoen voor zover zij een bedrag van
€ 6,- (excl. BTW) te boven gaan.
De curator heeft ter onderbouwing van dit verzoek, samengevat, aangevoerd dat noch de betreffende kosten, noch de tariefsverhoging per 1 juli 2021, door de curator behoort te worden gedragen, nu het kosten betreft die een curator gehouden is te maken in verband met een of meer door, althans ten behoeve van de curandus gebruikte bankrekeningen. Weliswaar heeft de curator het beheer, maar het betreft het vermogen van de curandus en alle transacties op die rekeningen geschieden uitsluitend ten behoeve van de curandus. Het is dan ook niet de curator, maar de curandus die klant is bij de bank en voor wiens rekening de betreffende dienstverleningskosten zouden moeten komen. De curator heeft er voorts op gewezen dat de landelijke expertgroep Curatele Bewind en Mentorschap heeft overwogen dat curatoren geen keuze hebben en geen mogelijkheid om deze extra kosten te vermijden, en dat met deze verhoging geen rekening is gehouden in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren die door de minister is vastgesteld. Daarom heeft die landelijke expertgroep als tijdelijke maatregel (totdat de regeling beloning door de minister is aangepast) goedgekeurd dat vanaf 2020 per rechthebbende per jaar (dus niet per bankrekening) € 6,- in rekening gebracht mag worden, welke verhoging dient te worden vermeld in de rekening en verantwoording onder de post “bankkosten” en in een bijlage dient te worden gespecificeerd. De curator acht dit bedrag van € 6,- echter onvoldoende.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling van het verzoek voorop dat in de toelichting bij de Regeling beloning curatoren, curators en mentoren (Stcrt. 2014, 32149) over de forfaitaire jaarbeloning het volgende is opgenomen:
“De forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW. Met onkosten wordt bedoeld de kosten die de vertegenwoordiger in het belang van de goede uitoefening van zijn taken maakt. Het betreft eventuele reiskosten, telefoonkosten, kosten van het opmaken van de rekening en verantwoording, kosten van het uitbesteden van taken voor zover de betrokkene deze voorheen zelf verrichtte. Indien de betrokkene bijvoorbeeld gebruik maakte van vermogensbeheer, mag de curator of bewindvoerder deze situatie voortzetten en de kosten ervan ten laste brengen van de betrokkene. De onkosten zien ook op de kosten die verbonden zijn aan het voldoen aan de kwaliteitseisen en het overleggen van de eigen verklaring, het verslag aan de accountant dan wel, ingeval van mentorschap, een door de kantonrechter aangewezen deskundige, en de verklaring van de accountant. Voor deze onkosten kan geen aparte vergoeding worden verzocht. De onkostenvergoeding is verdisconteerd in het uurtarief ten behoeve van de administratieve eenvoud en omdat sommige kosten kunnen toenemen bij elk uur extra dat werkzaamheden worden verricht.”
In deze toelichting is dus niets specifieks opgenomen over bankkosten als de onderhavige. Wel volgt uit deze toelichting dat wanneer sprake is van onvermijdbare kosten, ook als deze ten behoeve van een concrete cliënt worden gemaakt (zoals de in de toelichting genoemde kosten van het opmaken van de rekening en verantwoording, maar bijvoorbeeld ook reiskosten, die doorgaans immers ten behoeve van het bezoeken van een concrete cliënt of zitting worden gemaakt), dit op zichzelf niet uitsluit dat die kosten geacht moeten worden in de forfaitaire jaarbeloning te zijn begrepen.
De kantonrechter vermag na ampel beraad niet in te zien waarom bankkosten als de onderhavige – die ook onvermijdbaar zijn en ook worden gemaakt ten behoeve van een concrete cliënt – anders behandeld zouden moeten worden. Daarbij acht hij van belang dat, hoewel in genoemde toelichting niet (kenbaar) aan deze specifieke kosten is gedacht, gelet op de toch betrekkelijk geringe omvang ervan ten opzichte van de jaarbeloning van een curator (of bewindvoerder) – in de ordegrootte van een halve tot één procent – niet kan worden geoordeeld dat zij reeds vanwege de omvang ervan niet begrepen kunnen worden geacht in de forfaitaire jaarbeloning. Ten slotte, maar niet in het minst, weegt mee dat wanneer de curator wordt gevolgd in zijn veronderstelling dat banken deze kosten niet direct bij de betrokken consumenten in rekening brengen omdat de aan de rekening verbonden voorwaarden een dergelijke aanzienlijke tariefsverhoging niet toelaten, het weinig voor de hand ligt dat die tariefsverhoging over de band van de kosten van curatele of bewindvoering alsnog voor hun rekening komt.
Het voorgaande betekent dat de curator met de genoemde generieke goedkeuring van € 6,- per jaar per rechthebbende – welke goedkeuring als zodanig thans niet ter discussie staat – niet te kort is gedaan en dat de gevraagde toestemming voor het ook mogen doorbelasten van de bankkosten voor zover zij dit bedrag te boven gaan, moet worden geweigerd.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr.dr. P.G.J. van den Berg, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.