Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 30 juli 2021, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Rotterdam, is op 17 november 2021 een vonnis gewezen in een bevoegdheidsincident. Eiser in het incident, [persoon B], heeft gevorderd dat de handelskamer zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de kamer voor familiezaken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat van onbevoegdverklaring geen sprake kan zijn, aangezien zij op grond van artikel 42 van de Wet RO bevoegd is om in eerste aanleg van alle burgerlijke zaken kennis te nemen.
De hoofdzaak betreft een verzoek tot vaststelling van een verplichting tot levensonderhoud, wat een verzoekschriftprocedure inhoudt. De rechtbank heeft vastgesteld dat, ook al is het levensonderhoud gebaseerd op een overeenkomst, de procedure moet worden voortgezet volgens de regels die gelden voor verzoekschriftprocedures. Dit is in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad van 2 mei 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF8125).
De rechtbank heeft besloten dat de procedure zal worden voortgezet door het team familie en dat verweerster in het incident, [persoon A], als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident zal worden veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 563,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 17 november 2021 door mr. drs. J. van den Bos.