ECLI:NL:RBROT:2021:11232

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
C/10/621096 / HA ZA 21-560
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot inzage in financiële gegevens in geschil over certificeringsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben de eiseressen, AR-Development B.V. en Stichting Administratiekantoor AR-Development, een vordering ingesteld tegen gedaagde [persoon A] in het kader van een geschil over een certificeringsovereenkomst. De eiseressen stellen dat [persoon A] tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit deze overeenkomst, met name in zijn aanbiedings- en verkoopplicht van de door hem gehouden certificaten. In het incident heeft [persoon A] verzocht om inzage in bepaalde financiële gegevens van AR-Development B.V. op basis van artikel 843a Rv, met als doel inzicht te krijgen in de waarde van de certificaten en de mogelijkheid om deze te verkopen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering prematuur is, aangezien het partijdebat in de hoofdzaak nog niet volledig heeft plaatsgevonden en er nog geen oordeel is geveld over de vorderingen in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de beslissing in het incident aangehouden en zal deze bij gelegenheid van de mondelinge behandeling opnieuw aan de orde stellen. De mondelinge behandeling is gepland met mr. N. Doorduijn, waarbij partijen hun verhinderdata moeten doorgeven voor de periode van februari tot en met mei 2022. Het vonnis is uitgesproken op 17 november 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/621096 / HA ZA 21-560
Vonnis in incident van 17 november 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AR-DEVELOPMENT B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR AR-DEVELOPMENT,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. E. van Lent te Berkel en Rodenrijs,
tegen
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. K.G.J.B. van Oosten te Amsterdam.
Partijen zullen hierna AR-Development c.s. en [persoon A] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 mei 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens incidentele eis tot exhibitie ex. artikel 843a Rv, met producties;
  • de conclusie van antwoord incidentele eis tot exhibitie ex artikel 843 Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vorderingen in de hoofdzaak

2.1.
AR-Development c.s. vorderen in de hoofdzaak – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [persoon A] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten certificeringsovereenkomst en/of de overeenkomst van opdracht, meer specifiek in zijn aanbiedings- en verkoopplicht van door hem gehouden certificaten, althans onrechtmatig handelt door de door hem gehouden certificaten niet aan te bieden en te verkopen volgens de overeengekomen waardebepaling in de overeenkomst;
II. [persoon A] veroordeelt tot uitvoering per direct van de certificeringsovereenkomst en/of de overeenkomst van opdracht, meer specifiek de verplichting tot aanbieding en verkoop van de door hem gehouden certificaten, dat tegen de door één of meer – door de rechtbank aan te wijzen – deskundige(n) vast te stellen koopprijs, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, dat hieraan geen uitvoering wordt gegeven;
III. [persoon A] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten;
IV. [persoon A] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. overgaat tot het aanwijzen van de deskundige(n) voor de prijsbepaling van de certificaten.

3..Het geschil in het incident

3.1.
[persoon A] vordert in het incident – samengevat – dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad AR-Development c.s. beveelt tot overlegging van de volgende stukken:
( i) de volledige/concept (voorlopige) jaarrekening 2020;
(ii) de tussentijdse cijfers op 22 september 2021 van AR-Development B.V. (waaronder
in ieder geval de meest recente balans, winst- en verliesrekening en geldstroom);
(iii) de begroting van AR-Development B.V., inclusief de verwachte omzet- en liquiditeitsprognose, voor 2021 (en voor zover aanwezig, de komende vijf jaren, althans drie jaren, althans het komende jaar);
(iv) vanaf 30 augustus 2016 (de datum waarop [persoon A] de certificaten geleverd
heeft gekregen), althans 30 september 2017 (de datum waarop conform de eerste beëindigingsovereenkomst de arbeidsovereenkomst werd beëindigd), althans 30 april 2018 (de datum waarop conform de tweede beëindigingsovereenkomst de arbeidsovereenkomst werd beëindigd), althans 1 januari 2021 (nu vast staan dat zich (zakelijke) omstandigheden hebben voorgedaan), althans 2 maart 2021 (de datum waarop [persoon B] [(indirect) bestuurder van AR-Development c.s.; toevoeging rechtbank] [persoon A] benaderde en kennis gaf van gesprekken met investeerders), althans 19 maart 2021 (de datum waarop [persoon B] voor het eerst formeel nakoming verzocht), althans 1 april 2021 (de startdatum van de periode die [persoon B] weigert te betrekken bij de waardering van de certificaten):
( a) een specificatie van de omzet van AR-Development B.V., tot en met de datum waarop dit vonnis zal worden gewezen, althans over een zodanige periode als de rechtbank in goede justitie geraden acht;
( b) een specificatie van het netto werkkapitaal van AR-Development B.V. (exclusief liquide middelen en rentedragende schulden) per maand, tot en met de datum waarop dit vonnis zal worden gewezen, althans over een zodanige periode als de rechtbank in goede justitie geraden acht;
( c) een gespecificeerd overzicht van de bankstanden en standen rekeningcourant positie per maand van AR-Development B.V., tot en met de datum waarop dit vonnis zal worden gewezen, althans over een zodanige periode als de rechtbank in goede justitie geraden acht;
( d) de door AR-Development c.s. (en [persoon B] ) verstuurde en ontvangen e-mails van derden, althans investeerders (waaronder in ieder geval de partij Zilvervloot), waaruit hun interesse blijkt in (een samenwerking met, investering in of (gedeeltelijke) overname van) AR-Development B.V., tot en met de datum waarop dit vonnis zal worden gewezen, althans over een zodanige periode als de rechtbank in goede justitie geraden acht.
( v) voor zover AR-Development c.s. nog niet over de hiervoor genoemde bescheiden beschikken; de onderliggende gegevens waaruit die bescheiden kunnen worden samengesteld (waaronder in ieder geval: grootboekrekeningen, bankafschriften, debiteuren- en crediteurenoverzichten).
3.2.
De gevorderde afgifte van de hiervoor onder 3.1 bedoelde bescheiden is gebaseerd op artikel 843a Rv. [persoon A] legt aan haar vordering de volgende stellingen ten grondslag. De kern van het geschil is een vermeende verplichting tot aanbieding en verkoop van de door [persoon A] gehouden certificaten. Dit zal mogelijk tot gevolg hebben dat die certificaten worden gewaardeerd. Daarom heeft [persoon A] een rechtmatig belang bij inzage in financiële gegevens die van invloed zijn op de mogelijke waarde(bepaling) van die certificaten. [persoon A] moet daarbij het proces van de eventuele waardebepaling kunnen bewaken, vragen kunnen stellen en de deskundige van informatie kunnen voorzien. Ook zal [persoon A] de informatie die AR-Development c.s. aan de deskundige verstrekken, moeten kunnen beoordelen om een eerlijke balans tussen procespartijen te kunnen waarborgen. AR-Development c.s. hebben tot dusverre in overwegende mate geweigerd inzicht te geven in dergelijke gegevens.
3.3.
AR-Development c.s. voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [persoon A] in zijn vorderingen, althans die vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [persoon A] , uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan AR-Development c.s. van de proceskosten en de nakosten. AR-Development c.s. stellen zich op het standpunt dat de onderhavige procedure niet gaat over de waardebepaling van de certificaten en dat die waardebepaling is aan een deskundige en niet aan [persoon A] , dat er zijn al voldoende bescheiden voorhanden zijn om tot een waardebepaling te komen (zoals door de eigen gerenommeerde accountant van [persoon A] ).
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
De vordering strekkende tot inzage in en afgifte van de in 3.1 vermelde bescheiden is gebaseerd op de mogelijkheid dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat [persoon A] zal worden veroordeeld tot aanbieding en verkoop van de door hem gehouden certificaten tegen een door een of meerdere deskundigen vast te stellen koopprijs.
4.2.
Feit is dat het partijdebat in de hoofdzaak nog niet (volledig) heeft plaatsgevonden. Nu nog niet is geoordeeld over de vorderingen in de hoofdzaak, weergegeven in 2.1 onder I en II, en dus niet vaststaat dat door [persoon A] gehouden certificaten moeten worden gewaardeerd, acht de rechtbank deze vordering prematuur.
4.3.
Gelet hierop, bestaat op dit moment onvoldoende belang bij het gelasten, op grond van artikel 843a Rv, van het in het geding brengen van de in 3.1 genoemde stukken. Het belang van [persoon A] bij deze vordering kan zich, geheel of gedeeltelijk, echter alsnog voordoen op het moment dat zou komen vast te staan dat zijn certificaten moeten worden gewaardeerd. Weliswaar is het dan aan een of meerdere deskundigen om de koopprijs te bepalen, maar dat laat onverlet dat [persoon A] er belang bij kan hebben om de deskundige(n) van informatie te voorzien en te controleren dat relevante informatie wordt verstrekt. De rechtbank zal de beslissing in het incident dan ook aanhouden en deze incidentele vordering bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aan de orde stellen. Op zitting zal aan de orde komen of er praktische afspraken gemaakt kunnen worden over de wijze waarop de koopprijs bepaald zal worden, voor het geval de rechtbank zou oordelen dat de certificaten geleverd moeten worden.

5..De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak en het incident
5.1.
bepaalt dat er een mondelinge behandeling in de hoofdzaak en het incident zal plaatsvinden ten overstaan van mr. N. Doorduijn op een nader te bepalen datum en tijd en gelast partijen daarom binnen 14 dagen na heden hun verhinderdata voor de periode februari tot en met mei 2022 aan de rechtbank door te geven,
5.2.
houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2021.
3242/1876