ECLI:NL:RBROT:2021:11224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
22-0000669-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling wegens overtreding bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 juli 2021 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, die een gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden had gekregen, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten onder andere het meewerken aan urinecontroles en het verbod op het gebruik van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde deze voorwaarden verwijtbaar heeft overtreden, onder andere door zijn behandelaar te bedreigen en verdovende middelen te gebruiken.

De officier van justitie heeft een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 240 dagen, maar deze is tijdens de zitting gewijzigd naar 90 dagen. De raadsman van de veroordeelde heeft verzocht om de herroeping te beperken tot 60 dagen, met het argument dat er een stijgende lijn zichtbaar is in de rapportages over de veroordeelde. De rechtbank heeft de zaak op een openbare zitting behandeld, waarbij zowel de officier van justitie als de raadsman en een deskundige van de reclassering zijn gehoord.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft de rechtbank besloten de vordering tot herroeping gedeeltelijk toe te wijzen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd en heeft de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling vastgesteld op 60 dagen. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat er een indicatie voor een klinisch traject kan worden aangevraagd en een plek voor de veroordeelde kan worden gevonden. De rechtbank heeft de vordering voor het overige afgewezen en de beslissing is genomen door een meervoudige kamer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
VI-zaaknummer: 99/000876-44
Parketnummer: 22-0000669-16
Datum uitspraak: 9 juli 2021
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak betreffende de veroordeelde

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres veroordeelde] , [postcode veroordeelde] [woonplaats veroordeelde] , gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, raadsman mr. V. Poelmeijer, advocaat te Amsterdam.

Opgelegde straf

Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 mei 2018, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van vijf jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
De datum voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling is vastgesteld op 6 november 2018. Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder na wijziging:
  • een opname in een zorginstelling voor een klinische behandeling en zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling worden gegeven;
  • een verbod op het gebruik van verdovende middelen op lijst I en II bij de Opiumwet
en ten behoeve van de naleving van dit verbod onder andere meewerken aan urinecontroles.
De aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden proeftijd is ingegaan op 6 november 2018 en bedroeg 669 dagen.
Op 12 juni 2019 is de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen en gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, namelijk 90 dagen, alsnog moest worden ondergaan.
Op 28 februari 2020 is de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van maximaal 120 dagen toegewezen. Uiteindelijk was sprake van uitstel van 26 dagen.

Vordering

Op 17 juni 2021 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde voor de duur van 240 dagen.
Bij de vordering is overgelegd het rapport d.d. 15 juni 2021 van Antes, afdeling reclassering (hierna ook: de reclassering).

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 9 juli 2021. De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik en de veroordeelde, bijgestaan door de raadsman zijn gehoord. Verder is de deskundige mevrouw [naam deskundige] , als reclasseringswerker verbonden aan Antes, afdeling reclassering, gehoord.
De officier van justitie heeft de vordering mondeling gewijzigd in die zin dat is gerekwireerd tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde voor de duur van 90 dagen.
De raadsman heeft verzocht de duur van de herroeping te beperken tot 60 dagen. Daartoe is het volgende aangevoerd. Het laatste rapport was niet positief, maar er is een stijgende lijn te zien indien alle rapportages naast elkaar worden gezet. Uit het rapport van 10 september 2018 volgt dat de veroordeelde, in geval het voor hem te veel wordt, zijn toevlucht zoekt in blowen of muziek. De veroordeelde overzag de consequenties van zijn handelen aanvankelijk niet. De psychose gaat gepaard met middelengebruik. Hierbij rijst de vraag of het de veroordeelde kan worden toegerekend. Het is van belang voor de veroordeelde om de ondergrens van 60 dagen aan te houden, zodat er in die tijd een plan kan worden bedacht. Mocht er een langere wachtlijst van 60 dagen zijn, dan kan worden besloten om alsnog 30 dagen te herroepen.

Beoordeling

Het rapport van de reclassering houdt onder meer in dat de veroordeelde de eerdergenoemde bijzondere voorwaarden heeft overtreden door zijn behandelaar met de dood te bedreigen, verdovende middelen te gebruiken en onvoldoende mee te werken aan urinecontroles.
De deskundige heeft op de zitting het rapport toegelicht en daarbij benadrukt dat de veroordeelde meerdere voorwaarden heeft overtreden. Zijn middelengebruik gaat soms gepaard met een hevige gemoedstoestand. Ook is door de behandelaar aangifte gedaan tegen de veroordeelde vanwege een bedreiging. In geval de veroordeelde in detentie komt en er geen aansluitend traject volgt, zal dit voor hem zeer nadelig zijn. Er is inmiddels al gekeken naar klinische trajecten voor na zijn detentie, maar met een indicatie wordt gewacht tot de beslissing van de rechtbank. Door verschillende incidenten en trajecten die niet goed zijn doorlopen is het moeilijk om een plek te vinden waar hij terecht kan. Het verkrijgen van een indicatie zal minimaal twee maanden duren en is afhankelijk van de wachtlijst.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden verwijtbaar niet heeft nageleefd. Daarom wordt aanleiding gezien om de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen.
Gelet op de verklaring van de veroordeelde op de terechtzitting en om ervoor te zorgen dat een indicatie op korte termijn wordt aangevraagd en een plek voor de verdachte wordt gevonden, zal de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een kortere periode worden herroepen dan door de officier van justitie is gevorderd en wel voor een periode van 60 (zestig) dagen.

Beslissing

De rechtbank:
gelast dat van het gedeelte van de gevangenisstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, de veroordeelde een gedeelte, groot 60 (zestig) dagen, alsnog moet ondergaan;
wijst de vordering voor het overige af.
Deze beslissing is genomen door mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en D.P.L. ter Laak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juli 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.