4.1.1.Standpunt officier van justitie
Vast staat dat verdachte het ongeval op 9 januari 2019 op de kruising van de Spijksesteeg met de Newtonweg te Gorinchem heeft veroorzaakt. Ook staat vast dat daarbij de bromfietser, [naam slachtoffer] (verder: het slachtoffer), is overleden als direct gevolg van zeer zwaar letsel dat is ontstaan bij dit ongeval.
Uit de verkeersongevallenanalyse volgt dat de verkeerslichten op de juiste wijze hebben gewerkt. Daarnaast blijkt uit de analyse op welke manier de verkeerslichten ten opzichte van elkaar werkten. Aan de hand daarvan ontstaat het volgende (eind)beeld.
Het stoplicht van verdachte stond 3,7 seconden op rood toen hij de stopstreep passeerde. Het stoplicht van het slachtoffer stond 2,7 seconden op groen voordat hij de weg op reed. Uit de analyse blijkt ook dat de stoplichten conflicteerden, hetgeen betekent dat ze niet tegelijk groen zijn geweest.
Verder is uit de analyse af te leiden dat verdachte onvoldoende moet hebben opgelet en/of gekeken of er zich fietsers/bromfietsers bevonden op de rijstrook naast hem. Het stoplicht van verdachte ging van groen naar geel op het moment dat verdachte zich 85 meter voor de stopstreep bevond. Op dat moment stond het slachtoffer al 5 seconden te wachten voor een rood licht en moet dus duidelijk zichtbaar zijn geweest voor verdachte. Op het moment dat het stoplicht voor verdachte van geel naar rood ging was verdachte tussen 52 en 41 meter van de stopstreep verwijderd en stond het slachtoffer nog steeds stil. Het slachtoffer stond ruim 45 seconden te wachten voor de aanrijding en stond al voor “zijn” stopstreep te wachten voor verdachte aan kwam rijden. Verdachte rijdt detectielus 10 in om 12:13:45,8 (85 meter voor de stopstreep). Het slachtoffer rijdt detectielus 2 in om 12:13:10 = 35,8 seconden. De verdachte heeft dus maximaal 35,8 seconden het slachtoffer in beeld gehad, maar blijkt hem niet te hebben opgemerkt.
Op basis van de voorgaande feiten lijkt het erop dat verdachte op de automatische piloot reed in de zin dat hij - mogelijk - wel keek maar niet daadwerkelijk registreerde wat hij zag. Hij heeft immers ook het voor hem gele en rode stoplicht niet opgemerkt. Zeker gezien zijn werk als beroepschauffeur, had verdachte beter moeten opletten.
Daarnaast blijkt uit de verkeersongevallenanalyse dat verdachte te hard gereden heeft in de gegeven de situatie, waardoor hij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen om de aanrijding te voorkomen, als hij het slachtoffer wel had opgemerkt. Daar komt bij dat verdachte het slachtoffer volgens de verkeersregels voorrang had dienen te verlenen. Ook dat heeft verdachte verzuimd te doen.
Samenvattend acht de officier van justitie bewezen dat verdachte meerdere verkeersfouten heeft gemaakt, zoals ten laste gelegd. Om die reden heeft verdachte aanmerkelijke schuld aan het verkeersongeval waarbij het slachtoffer is gedood.
4.1.2.Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte van het primaire ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en refereert zich naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde, de overtreding van art. 5 WVW.
De verdediging geeft aan dat verdachte het verschrikkelijk vindt dat het ongeval heeft plaatsgevonden en dat het slachtoffer aan de gevolgen van dit ongeval is overleden.
Verdachte kent de situatie op de weg en is goed op de hoogte van de ten tijde van het ongeval al zes maanden gewijzigde verkeerssituatie. Verdachte heeft in zijn verhoren bij de politie en op de zitting steeds verklaard dat hij zeker is dat hij toen daar door groen licht is gereden. Vast staat dat verder dat verdachte zijn mobiele telefoon tijdens het ongeval niet heeft vastgehouden of gebruikt (om te bellen en/of appen).
Weliswaar is er technisch onderzoek gedaan, maar dit is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat verdachte werkelijk door rood licht reed. Het technisch onderzoek bestaat uit redeneren en op logische wijze conclusies aan elkaar verbinden, maar het is niet uit te sluiten dat hierbij fouten of verkeerde aannames zijn gemaakt. Evenmin verklaart het technisch onderzoek dat het kennelijk vaker gebeurt dat op dit kruispunt meerdere verkeerspartijen gelijktijdig groen licht krijgen.
Verschillende personen hebben op social media aangegeven dat het erop leek dat voor en na het ongeval diverse verkeersdeelnemers tegelijk groen licht hadden. Om hier meer duidelijkheid over te krijgen verzoekt de verdediging, in voorwaardelijke zin de rechtbank het (laten) horen van [naam getuige] Dit in het geval de rechtbank zou aannemen dat verdachte door het rode licht is gereden. Ter toelichting van het voorwaardelijke verzoek om getuige [naam getuige] te horen heeft de raadsvrouw het navolgende naar voren gebracht. [naam getuige] is een beroepschauffeur die dagelijks over het betreffende kruispunt rijdt, goed bekend is met de verkeerssituatie ter plaatse en de werking van de verkeerslichten. Hij heeft zich gemeld bij de werkgever van verdachte nadat hij kennis had genomen van het ongeval. Hij heeft aangegeven dat hij meermaals een bijna-ongeval heeft waargenomen op het kruispunt en hij meende dat de verkeerslichten hier een rol bij speelden, in die zin dat meerdere verkeersdeelnemers gelijktijdig groen licht hebben. Juist hij kan verklaren over het punt waar verschil van mening over bestaat: het vermeend door rood licht rijden, anders gezegd de vraag of het mogelijk is dat beide verkeersdeelnemers groen licht hadden.
Voor het geval de rechtbank aanneemt dat verdachte door rood licht is gereden en toch niet zou overgaan tot het horen van de getuige [naam getuige], wijst de verdediging de rechtbank er subsidiair op dat verdachte niet bewust door rood is gereden.
4.1.3.Beoordeling
Het verkeersongeval
Verdachte reed in zijn vrachtwagen met oplegger komende uit de richting van de A15, rijdend op de Spijksesteeg, sloeg rechts af de Newtonweg te Gorinchem op.
Het slachtoffer reed op zijn bromfiets op het parallel gelegen fiets-/bromfietspad van de Spijksesteeg. Hij reed in dezelfde richting als verdachte en wilde de kruising met de Newtonweg recht doorgaand oversteken. Op het kruisingsvlak van de rijbaan en het fiets/bromfietspad kwam het tot een aanrijding tussen beiden, als gevolg waarvan het slachtoffer ten val kwam en werd overreden door de oplegger. Het slachtoffer raakte daarbij zeer ernstig gewond en is op 26 januari 2021 aan zijn verwondingen overleden.
Het verkeer op de kruising wordt geregeld door een verkeersregelinstallatie, die op het moment van de aanrijding in werking was.
De centrale vraag is: heeft verdachte schuld aan dit verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW)?
De rechtbank zal bij de beantwoording van deze vraag eerst ingaan of er wel of niet sprake is van rijden door rood licht.
Daarna zal de rechtbank ingaan op het voorwaardelijke verzoek van de verdediging zoals ter zitting gedaan, te weten het horen van [naam getuige] over de werking van de verkeerslichten op andere tijdstippen.
Tot slot zal de rechtbank het rijgedrag van verdachte in zijn geheel bespreken.
De centrale vraag bij dit alles is: heeft verdachte schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW?
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van art. 6 Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank zal bij de beantwoording van deze vraag eerst ingaan of er wel of niet sprake is van rijden door rood licht.
De verkeerslichten zijn kort na het ongeval gecontroleerd en bleken op dit punt volledig naar behoren te hebben gefunctioneerd. Daarbij is vastgesteld dat van conflicterende verkeerslichten sprake was. Dat betekent dat de combinatiegroen licht voor naar rechts afslaand verkeer op de twee hoofdrijbanen voor rechtsaf en groen licht voor de rechtdoor gaande brom-/fietsstrook niet samen gaan. Als de een groen licht heeft moet de ander rood licht hebben gehad ten tijde van het ongeval.
Verder blijkt uit een ander gedeelte van de inhoud van de rapportage dat verdachte door rood moet zijn gereden; daartoe zijn de gegevens in de detectielussen terug geanalyseerd vanaf de eindsituatie op de weg na het ongeval.
Uit die analyse blijkt verder dat het knopje op het brom/fietspad is ingedrukt op een bepaald moment vlak voorafgaand aan het ongeluk. Het slachtoffer moest vervolgens een tijdje wachten. Het slachtoffer heeft bovendien na het ongeval tegen de politie gezegd: “ik had groen en stak over.” Die verklaring komt overeen met gegevens uit de detectielussen in de weg. Daaruit hebben de verbalisanten kunnen afleiden dat verdachte op 85 meter voor de stopstreep oranje licht kreeg, dus het moment dat je moet stoppen als dat redelijkerwijs kan.
Op basis van de technische bevindingen stelt de rechtbank vast dat verdachte met zijn vrachtwagen en oplegger door rood licht is gereden, terwijl het rode licht op het moment van passeren van de stropstreep al 3.7 seconde rood uitstraalde. Op dat moment moet het slachtoffer al geruime tijd voor “zijn” stopstreep stil gestaan hebben. Daarbij had verdachte vanuit zijn cabine goed zicht op de naastgelegen (brom)fietsstrook en moet hij het slachtoffer dus goed hebben kunnen zien terwijl het slachtoffer daar op dat moment stilstond.
Voorwaardelijk verzoek verdediging tot het horen van [naam getuige] over de werking van de verkeerslichten op andere tijdstippen
De verdediging heeft de rechtbank voorwaardelijk verzocht tot het horen van [naam getuige].
De rechtbank acht zich op het punt van de (juiste) werking van de verkeerslichten ten tijde van het ongeval en het rijgedrag van verdachte en het slachtoffer voldoende voorgelicht. Het horen van anderen, waaronder [naam getuige], over de werking van “de verkeerslichten” op een ander moment dan het verkeersongeval, kan daar geen verandering in brengen. Getuige kan in redelijkheid niets verklaren dat kan bijdragen aan een van de antwoorden op de vragen van de artikelen 348 en/of 350 Sv.. Gezien bovenstaande is er geen noodzaak (en evenmin een verdedigingsbelang) om die getuige te horen, en wordt het verzoek van de verdediging afgewezen.
Beoordeling van het rijgedrag van verdachte
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen vastgesteld dat verdachte met zijn trekker en oplegger door rood licht is gereden, terwijl dat al geruime tijd rood licht uitstraalde. Ook heeft verdachte op het moment dat het verkeerslicht voor hem van geel naar rood overging en hij zich ongeveer 45 meter van de stopstreep bevond zijn snelheid verhoogd van ongeveer 42 km/uur naar 48 km/uur, terwijl hij juist vaart had moeten minderen bij het naderen van de kruising. Hij heeft het slachtoffer niet gezien, terwijl het slachtoffer al enige seconden duidelijk zichtbaar vanuit de cabine van verdachte stond te wachten voor de stopstreep op zijn rijstrook en op de knop voor groen licht had gedrukt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte bovenstaande verkeers- en beoordelingsfouten heeft gemaakt. Verdachte heeft de werkelijke situatie ter plaatse niet waargenomen en elk geval niet betrokken in zijn daadwerkelijke rijgedrag.
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat de verdachte (in elk geval) aanmerkelijke schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW.