ECLI:NL:RBROT:2021:11125

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
KTN-9438406_29102021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon en emolumenten in kort geding met spoedeisend belang

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en D&E Holding B.V. [eiseres] vorderde betaling van achterstallig loon en emolumenten, alsook reiskosten en loonstroken. De procedure begon met een dagvaarding op 15 september 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 oktober 2021, waarbij D&E niet verschenen was. De kantonrechter verleende verstek tegen D&E en oordeelde dat de vordering van [eiseres] niet ongegrond of onrechtmatig was. De rechter stelde vast dat er sprake was van spoedeisend belang, aangezien [eiseres] afhankelijk was van haar loon voor levensonderhoud. De vordering tot betaling van het resterende salaris over mei 2021 en het loon over juni tot en met augustus 2021 werd toegewezen, met inachtneming van een kennelijke verschrijving in de vordering. Ook de gevorderde reiskosten werden toegewezen, evenals de dwangsom voor het niet tijdig verstrekken van loonstroken. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. D&E werd veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 9438406 \ VV EXPL 21-35
uitspraak: 29 oktober 2021
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: SRK Rechtsbijstand,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
D & E HOLDING B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” en “D&E”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende.
De dagvaarding van 15 september 2021, met producties.
De mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2021. [eiseres] is met haar gemachtigde verschenen. Namens gedaagde is niemand verschenen. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekening gehouden.
Tegen gedaagde is verstek verleend.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vordering en de grondslag

2.1
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, D&E Holding B.V. te veroordelen tot:
betaling van het resterende salaris over de maand mei 2021, ten bedrage van € 600,- bruto, exclusief emolumenten;
betaling van het loon en emolumenten tijdens ziekte aan [eiseres] over de periode juni 2021 tot en met 11 juni 2021, ten bedrage van € 1.300,- bruto exclusief emolumenten per maand totaal zijnde € 3.900,- bruto. Op dit bedrag kan het ongespecificeerde bedrag van € 489,- netto in mindering worden gebracht;
betaling aan [eiseres] van haar reiskosten over de periode 19 maart 2021 tot en met augustus 2021 voor een totaalbedrag ad € 547,20 althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
betaling van € 1.300,- bruto per maand aan loon, te vermeerderen met emolumenten verschuldigd vanaf 1 september 2021 tot aan de dag waarop de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn geëindigd, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
het voldoen van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW wegens vertraging over het onder i. tot en met iv. gevorderde;
betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het bij punt i. tot en met v. gevorderde vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
het ter beschikking stellen van de loonstroken van de maanden vanaf juli 2021 tot en met de datum van het vonnis binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag of per deel van een dag dat D&E in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
vergoeding van de buitengerechtelijke kosten conform de Staffel Buitengerechtelijke Incassokosten (BIK);
betaling van de kosten van deze procedure.
2.2
[eiseres] heeft aan haar eis – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. D&E is uit hoofde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen gehouden tot betaling van het overeengekomen loon met emolumenten tot de dag waarop de dienstbetrekking rechtsgeldig is geëindigd alsmede tot het verstrekken van de loonstroken over de maanden vanaf juli 2021 tot en met de datum van het vonnis. Aangezien D&E in gebreke is gebleven met de tijdige betaling van het loon is zij tevens de wettelijke verhoging en wettelijke rente over het loon verschuldigd.

3..De beoordeling

3.1
In artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat in alle spoedeisende zaken waarin – gelet op de belangen van partijen – een onmiddellijke voorziening bij voorraad vereist is, de voorzieningenrechter bevoegd is deze te geven. Spoedeisend belang heeft de eiser van wie niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht.
3.2
Aangezien iemand in de regel afhankelijk is van zijn loon om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien en de spoedeisendheid uit de aard van de vordering blijkt, kan in beginsel bij een loonvordering worden volstaan met de enkele stelling dat er sprake is van spoedeisendheid, zodat hiervan moet worden uitgegaan. Ditzelfde geldt voor de gevorderde reiskosten. Ten aanzien van de gevorderde loonstroken heeft [eiseres] voldoende onderbouwd dat zij deze vanwege het eindigen van de arbeidsovereenkomst op 19 oktober 2021 op korte termijn nodig heeft in het kader van het aanvragen van een uitkering, zodat daarmee het spoedeisend belang voldoende is komen vast te staan. Met betrekking tot de door [eiseres] gevorderde wettelijke verhoging is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de te late betaling van loon tot op heden geen serieuze financiële consequenties heeft gehad voor [eiseres]. Dit in combinatie met het gegeven dat de wettelijke verhoging niet tot doel heeft om in levensonderhoud te voorzien maakt dat [eiseres] ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan voldoende spoedeisendheid zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
3.3
Tegen D&E is verstek verleend. De vordering komt niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt dan ook toegewezen, een en ander voor zover hierna niet anders blijkt.
3.4
Ten aanzien van het gevorderde loon van € 3.900,- bruto over de periode juni tot 11 juni 2021, wordt – zoals ook genoemd tijdens de mondelinge behandeling – begrepen dat sprake is van een kennelijke verschrijving en dat is bedoeld het loon ad € 1.300,- bruto, exclusief emolumenten, per maand over de maanden juni tot en met augustus 2021. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen met aftrek van het bedrag van € 489,- netto;
3.5
De gevorderde reiskosten zullen worden toegewezen, zij het over de periode van 19 maart 2021 tot 11 juni 2021, zijnde de datum van arbeidsongeschiktheid. Nu op basis van € 0,19 per kilometer, de gestelde 5 werk-/reisdagen per week en reisafstand van 72 kilometer heen en terug het gevorderde bedrag van € 547,20 niet overstijgt, zal dit bedrag worden toegewezen.
3.6
De gevorderde dwangsom voor het geval D&E in gebreke blijft binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] de loonstroken van de maanden juli 2021 tot en met de datum van het vonnis ter beschikking te stellen, zal worden toegewezen, zij het tot een bedrag van € 100,- per ingegane dag dat D&E in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, tot een maximum van € 5.000,-.
3.7
De omvang van door [eiseres] gestelde gemaakte buitengerechtelijke incassokosten is door haar niet geconcretiseerd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen derhalve worden afgewezen.
3.8
De onweersproken gebleven rente zal als op de wet gegrond worden toegewezen, zij het vanaf de respectievelijke vervaldata.
3.9
D&E zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

4..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt D&E om aan [eiseres]:
  • te betalen een bedrag van € 600,- bruto exclusief emolumenten aan resterend salaris over de maand mei 2021;
  • te betalen het na aftrek van een bedrag van € 489,- netto resterende netto equivalent van € 3.900,- bruto exclusief emolumenten over de maanden juni tot en met augustus 2021;
  • te betalen een bedrag van € 547,20 aan reiskosten over de periode 19 maart 2021 tot en met 11 juni 2021;
  • te betalen een bedrag van € 1.300,- bruto per maand, te vermeerderen met emolumenten, verschuldigd vanaf 1 september 2021 tot aan de dag waarop de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn geëindigd (lees: 19 oktober 2021);
  • de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid van die bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
  • binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de loonstroken ter beschikking stellen van de maanden juli 2021 tot en met oktober 2021, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- per ingegane dag dat D&E na het verstrijken van deze 14 dagen in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 5.000,-;
veroordeelt D&E in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 359,21 aan verschotten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590