Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 11 oktober 2021, met producties 1 tot en met 7,
- de producties 1 tot en met 4 van Boggi,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 16 oktober 2021,
- de pleitaantekeningen van mr. Kneefel.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de maatschap Inro Maro een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Boggi Holland B.V. De vordering betreft de betaling van huur en servicekosten die Boggi aan Inro Maro verschuldigd is. De procedure is gestart na een betalingsregeling die Boggi niet is nagekomen, en na eerdere vonnissen waarin Boggi al was veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en servicekosten. De voorzieningenrechter heeft op 9 november 2021 uitspraak gedaan.
Inro Maro vordert een totaalbedrag van € 75.547,70 aan huur en servicekosten, een boete van € 1.200,00 wegens het onbetaald laten van huur over enkele maanden, en € 1.530,47 aan buitengerechtelijke incassokosten. Boggi heeft verweer gevoerd en stelt dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden door de coronamaatregelen, waardoor zij niet in staat is om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat Boggi onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er nog steeds onvoorziene omstandigheden zijn die een huurkorting rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vorderingen van Inro Maro toewijsbaar zijn, omdat Boggi niet heeft aangetoond dat zij recht heeft op een huurkorting. De rechter heeft de vorderingen van Inro Maro in hun geheel toegewezen, inclusief de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Boggi onmiddellijk moet betalen, ongeacht een eventuele hoger beroep.