ECLI:NL:RBROT:2021:11079

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
10/069343-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de aangever, en een taakstraf van 180 uren. De zaak kwam aan het licht na een incident op 5 februari 2021, waarbij de aangever, een negentienjarige vriend van de verdachte, aangaf dat de verdachte hem had aangerand terwijl zij samen in bed lagen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde zich niets te kunnen herinneren door drankgebruik. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en vond voldoende bewijs in de vorm van getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere strafblad, waaruit bleek dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk afgewezen, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de aangever, en de rechtbank heeft de straf zodanig gemotiveerd dat deze recht doet aan de gepleegde feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/069343-21
Datum uitspraak: 12 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.L.G. Rens, advocaat te ‘s- Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de aangever.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is onder andere aangevoerd dat niet wordt voldaan aan de delictsomschrijving, omdat geen sprake is van dwang wegens geweld of een andere feitelijkheid noch de bedreiging hiermee. Verder is betoogd dat de verklaringen van [naam slachtoffer] (hierna: de aangever) inconsistent, onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Beoordeling
In zedenzaken gaat het over het algemeen over situaties waarbij getuigen ontbreken en een aangifte dus tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte staat. Voor een eventuele bewezenverklaring moet, naast het beoordelen van de betrouwbaarheid van de aangever, dan ook enige steun kunnen worden gevonden in andere bewijsmiddelen.
Van een dergelijke situatie is ook in deze zaak sprake. Volgens de aangever heeft de verdachte in zijn broek en aan zijn penis gezeten toen zij in de avond van 5 februari 2021 samen in het bed van de verdachte lagen. Door de verdachte is dit ontkend, in die zin dat hij zegt zich niets te kunnen herinneren, omdat hij als gevolg van drankgebruik een deel van de avond kwijt is. Hij kan zich echter niet voorstellen dat het is gebeurd en daarin wordt hij, zo is op zitting verklaard, gesterkt door het resultaat van het DNA-onderzoek.
Vastgesteld wordt dat deze verklaring van de verdachte niet in belastende en evenmin in ontlastende zin kan bijdragen aan het hem gemaakte verwijt. Vervolgens is de vraag hoe het zit met de betrouwbaarheid van de aangever. Hij heeft op meerdere momenten verteld over wat er is gebeurd. Zo heeft hij kort na het voorval gesproken met zijn vriendin [vriendin verdachte] (hierna: [vriendin verdachte] ), haar ouders en de politie. Hierna heeft hij aangifte gedaan. Door hem is in al deze verklaringen consistent en gedetailleerd verklaard over de handelingen van de verdachte. Een en ander maakt dat de rechtbank geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangever. Zijn verklaringen zijn dus bruikbaar voor het bewijs. Dat hij mogelijk, zoals betoogd, op, in het licht van de verdenking, minder relevante en dragende punten afwijkend of onjuist heeft verklaard, doet aan de bewijswaarde van die verklaringen niet af. In dit verband wordt nog opgemerkt dat geen enkele aanwijzing naar voren is gekomen waaruit een mogelijk motief voor het doen van een valse of aangedikte aangifte zou kunnen worden opgemaakt.
Hoe betrouwbaar de aangever echter ook is, zijn verklaringen leveren als zodanig niet voldoende wettig en overtuigend bewijs op. Daarvoor is namelijk steun nodig uit eventuele andere bewijsmiddelen. Deze steun bevindt zich ook in het dossier, waaronder het WhatsApp-gesprek tussen de aangever en [vriendin verdachte] , toen hij nog in de woning van de verdachte was. In dat gesprek zegt hij namelijk dat de verdachte aan hem heeft gezeten. Door de verdediging is benadrukt dat hij in datzelfde gesprek ook heeft gezegd dat de verdachte in zijn broek “probeerde” te komen. Niet valt echter in te zien dat en waarom die opmerking afbreuk zou kunnen doen aan de kern van het gesprek. Verder kan steun worden gevonden in het proces-verbaal van de agenten die als eerste de aangever hebben gesproken, ongeveer een uur nadat het voorval zou hebben plaatsgevonden. Zij beschrijven onder meer de emotionele toestand waarin de aangever op dat moment verkeerde.
De hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen brengen de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feitelijke aanranding van de aangever door onverhoeds zijn hand op de broek en de penis van de aangever te leggen. Het onverhoedse karakter van dat handelen levert dwang op in de zin van artikel 246 Sr. Dat het leeftijdsverschil tussen beiden en de eventueel coachende rol van de verdachte ten opzichte van de aangever, wat daarvan verder ook zij, ook een feitelijkheid is die volgens de officier van justitie kan worden bewezenverklaard, wordt niet onderschreven. Daarvoor zijn namelijk onvoldoende concrete aanwijzingen te vinden in het dossier.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 februari 2021 te Vlaardingen, door een andere feitelijkheid, te weten
- door onverhoeds zijn, verdachte’s, hand in en op de broek van die [naam slachtoffer] te doen en zijn hand op de penis van die [naam slachtoffer] te leggen en,
die [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van
ontuchtige handelingen, te weten het (op en onder de kleding) aanraken en/of vasthouden
van de penis van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met zijn hand de penis van de aangever aangeraakt en vastgehouden, toen die bij hem in bed lag. De aangever was een negentienjarige vriend van de verdachte, die was blijven slapen en die hem vertrouwde. Door de verdachte is echter misbruik gemaakt van de situatie. Hij heeft daardoor dat vertrouwen ernstig beschadigd. Daarmee heeft hij niet alleen laten zien geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van de aangever, maar evenmin voor diens geestelijk welzijn. De verdachte heeft zich kennelijk uitsluitend laten leiden door zijn eigen behoeftes. Dit een en ander wordt hem stevig aangerekend.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 september 2021 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank het rapport van Reclassering Nederland van 23 juni 2021 gelezen. Hierin wordt in overweging gegeven om het huidige contactverbod met de aangever te verlengen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en als gekeken wordt naar straffen in min of meer vergelijkbare zaken, kan een gevangenisstraf worden opgelegd. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte wordt echter met de officier van justitie aanleiding gezien die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Hieraan zal als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de aangever worden verbonden. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal aan de verdachte in overeenstemming met de eis van de officier van justitie een taakstraf worden opgelegd
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. Hij vordert een vergoeding van € 75,- aan materiële schade wegens het inhouden van zijn kleding voor sporenonderzoek. Daarnaast vordert hij een niet nader geconcretiseerde vergoeding van immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van een bedrag van € 500,-
aan immateriële schadevergoeding. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat hij zijn kleding heeft teruggekregen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Beoordeling
Wat betreft de vordering tot vergoeding van materiële schade, overweegt de rechtbank dat zij ervan uitgaat dat de benadeelde partij zijn kleding na het sporenonderzoek heeft teruggekregen. Hierdoor is niet komen vast te staan dat hij de gestelde schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Daarom wordt hij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade wordt overwogen dat het voorstelbaar is dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit, gelet op de aard daarvan, dergelijke schade heeft geleden. Dat geen bedrag is genoemd, hoeft evenmin aan een toewijzing in de weg te staan. Toch zal de rechtbank geen gebruik maken van haar schattingsbevoegd, omdat te onduidelijk is wat de wensen zijn van de benadeelde partij. De officier van justitie heeft namelijk aangegeven dat het ondanks verschillende pogingen niet is gelukt om nog contact met de benadeelde partij te krijgen. De rechtbank voelt zich in het kader van deze strafzaak daarom niet vrij om tot toewijzing van een bedrag over te gaan. Wel kan de benadeelde partij een eventuele vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal hij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt ter verdediging van de vordering, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , geboren [geboortedatum slachtoffer] 2002, gedurende de proeftijd;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
172 (honderdtweeënzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
86 dagen.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 februari 2021 te Vlaardingen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door een psychisch en/of een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op [naam slachtoffer] , mede gelet op het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [naam slachtoffer] en/of de onderwijzende en/of begeleidende rol die hij, verdachte, had ten opzichte van die [naam slachtoffer] in het kader van de opleiding tot scheidsrechter, waarin hij, verdachte, meermalen had verteld dat men alleen hogerop kan komen door seksuele handelingen toe te staan,
- door te zeggen dat er geen extra deken is waardoor die [naam slachtoffer] genoodzaakt was om bij verdachte in bed te slapen in plaats van op de bank,
- door onverhoeds zijn, verdachte’s, hand in en/of op de broek en/of onderbroek van die [naam slachtoffer] te doen en/of zijn hand op de penis van die [naam slachtoffer] te leggen en/of
- door met de ontuchtige handelingen door te gaan nadat die [naam slachtoffer] zich meermalen van hem, verdachte, had afgewend/weggeschoven, die [naam slachtoffer] verdachte’s hand had weggeduwd en/of die [naam slachtoffer] had gezegd dat hij het niet wilde,
die [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen,
te weten het meermalen (op en/of onder de kleding) aanraken en/of vasthouden
van de penis van die [naam slachtoffer] .