ECLI:NL:RBROT:2021:11077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
10/073028-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na tussentijdse beoordeling

Op 5 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde die onder de ISD-maatregel (inrichting voor stelselmatige daders) was geplaatst. Deze maatregel was opgelegd bij vonnis van 5 juli 2019 voor de duur van twee jaren. De rechtbank ontving op 28 september 2021 een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van deze maatregel. Tijdens de openbare zitting op 5 november 2021 zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman en een deskundige gehoord. De veroordeelde had te maken met een langdurige verslaving aan verschillende middelen en had meerdere behandelingen ondergaan, maar zonder blijvend resultaat. De directeur van de ISD-instelling adviseerde om de maatregel voort te zetten, terwijl de veroordeelde en zijn raadsman pleitten voor beëindiging van de maatregel, met het argument dat de resterende periode te kort was om het recidiverisico nog verder te verlagen. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel van rechtswege eindigt op 14 december 2021 en dat voortzetting in dit stadium geen meerwaarde meer heeft. De rechtbank besloot de maatregel met ingang van 5 november 2021 te beëindigen, waarbij het persoonlijke belang van de veroordeelde zwaarder woog dan het belang van de maatschappij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/073028-19
Datum uitspraak: 5 november 2021
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1..Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 5 juli 2019 is aan de veroordeelde opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. De rechtbank zag op dat moment geen aanleiding om te bepalen dat een tussentijdse toets ter beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel zou moeten plaatsvinden.

2..Procesverloop

Door de griffie van de rechtbank is een verzoek ontvangen, gedateerd 28 september 2021, strekkende tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel als bedoeld in artikel 6:6:14, eerste lid, Sv.
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 5 november 2021. De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have, de veroordeelde en zijn raadsman zijn gehoord. Tevens is als deskundige gehoord de heer [persoon A] , als trajectbegeleider ISD verbonden aan de inrichting waar de veroordeelde verblijft.

3..Het rapport

Uit de “Verklaring omtrent de stand van uitvoering van het plan van aanpak van de veroordeelde tot de ISD-maatregel (ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht (Sr))” (hierna: “het rapport”) van 28 oktober 2021, opgesteld door de deskundige en de directeur ISD, blijkt het volgende:
De veroordeelde is op 16 augustus 2019 geplaatst op de ISD-afdeling van de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet. Er is bij de veroordeelde sprake van een langdurige verslaving aan cannabis, alcohol, cocaïne en heroïne. Hij heeft verschillende verslavingsbehandelingen ondergaan, maar het is hem niet gelukt om abstinent te blijven.
De veroordeelde is op 1 april 2020 gestart met een klinisch traject bij AFZ Antes voor de behandeling van zijn verslaving in het kader van de ISD-maatregel. Hij is meerdere malen teruggevallen in middelengebruik en heeft zich in september 2020 onttrokken aan zijn behandeling. Na een onttrekking van ongeveer 4 maanden is besloten om de ISD voort te zetten met begeleiding van het FACT-team. De veroordeelde is op 25 mei 2021
wederom begonnen aan een extramuraal verblijf in de woning van zijn vriendin. Het is hem niet gelukt om deel te nemen aan dagbesteding en evenmin om een uitkering aan te vragen. Om escalatie in de thuissituatie, terugval in middelengebruik en recidive te voorkomen is geadviseerd de veroordeelde terug te plaatsen in de PI.
Na een stabilisatie periode van 4 maanden, waarin de veroordeelde zijn praktische zaken heeft kunnen regelen en ook buiten de PI heeft kunnen werken, heeft hij te horen gekregen dat zijn partner, na een periode in het ziekenhuis te zijn opgenomen, thans weer thuis is en verzorging nodig heeft. Veroordeelde wil thuis voor zijn vriendin zorgen. Besloten is daarom dat zal worden getracht hem weer te laten starten met een extramurale fase, maar gevreesd wordt dat hij een terugval zal krijgen in het gebruik van alcohol en verdovende middelen.
Daarom heeft de directeur van de ISD-instelling als voorwaarde voor de start van een extramurale fase gesteld dat er een uitkering voor de veroordeelde moet zijn aangevraagd.
Hij concludeert dat - gelet op het feit dat de veroordeelde zich heeft onttrokken aan de behandeling in de FVK- de interventies voortijdig zijn afgebroken, waardoor er onvoldoende is gewerkt aan gedragsverandering. Dit zal tijdens zijn verblijf bij zijn vriendin verder worden opgepakt door het FACT-team. De veroordeelde heeft nog reclasseringstoezicht na de ISD-maatregel, zodat de begeleiding door de FACT-team kan worden voortgezet. Op basis van de huidige situatie adviseert de directeur om de ISD-maatregel voort te zetten.

4..Standpuntenvanpartijen

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel.
De veroordeelde en de raadsman hebben beëindiging van de ISD-maatregel bepleit.
Daartoe is aangevoerd dat de ISD-maatregel op 14 december 2021 eindigt en dat in de korte resterende periode het recidiverisico niet nog verder teruggebracht kan worden. Voortzetting van de ISD-maatregel dient geen redelijk doel meer en veroorzaakt stress bij de veroordeelde. De partner van de veroordeelde -met wie hij al 43 jaar een relatie heeft- is door ziekte hulpbehoevend geworden. Gelet op bovenstaande heeft de veroordeelde een sterk persoonlijk belang bij beëindiging van de ISD-maatregel.
De veroordeelde is perioden extramuraal geweest zonder te recidiveren en ook in de periode dat hij zich heeft onttrokken aan de ISD was er geen sprake van recidive. Daaruit volgt dat het beveiligingsaspect in deze fase van het ISD-traject niet meer zo prangend is. Het persoonlijke belang van de veroordeelde dient te prevaleren boven het belang van beveiliging van de maatschappij. Bovendien heeft de veroordeelde kenbaar gemaakt dat hij de door de ISD-instelling aangeboden praktische hulp niet in de Penitentiaire Inrichting wil afwachten.
De directeur van de ISD-instelling heeft op 28 oktober 2021 geadviseerd om de ISD-maatregel voort te zetten.
De deskundige heeft in aanvulling op het rapport op de terechtzitting naar voren gebracht hij verwacht dat de uitkering van de veroordeelde op korte termijn kan worden aangevraagd. Hij verwacht ook dat de kans op terugval in middelengebruik kleiner zal zijn als de randvoorwaarden goed geregeld zijn. Hij acht voortzetting van de ISD-maatregel wenselijk omdat daarmee de mogelijkheid blijft bestaan om de veroordeelde - zo nodig - nog een keer te stabiliseren.

5..Beoordeling

Uit het advies, dat is opgesteld door de rapporteur en de directeur van de ISD-instelling, volgt dat het behandeltraject niet is afgerond.
De rechtbank stelt vast dat de ISD-maatregel van rechtswege eindigt op 14 december 2021 en dat voortzetting van de ISD-maatregel in dit stadium niet meer zal kunnen bewerkstelligen dat de veroordeelde abstinent blijft van middelen. Omdat de veroordeelde na beëindiging van de ISD-maatregel nog reclasseringstoezicht heeft en zijn begeleiding kan worden voortgezet door het FACT-team zal beëindiging van de maatregel naar verwachting niet leiden tot onveiligheid en/of ernstige overlast.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel in dit stadium geen meerwaarde heeft en dat het grote persoonlijke belang van de veroordeelde in dit geval dient te prevaleren boven het belang van voortzetting van deze maatregel. De rechtbank zal de maatregel op grond van artikel 6:6:14 lid 3 Sv met ingang van heden beëindigen.

6..Beslissing

De rechtbank:
beëindigt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met ingang van 5 november 2021.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. L. Daum en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2021.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.