ECLI:NL:RBROT:2021:11060
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs en overschrijding redelijke termijn
Op 27 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak, waarbij de ontnemingsvordering van de officier van justitie werd afgewezen. De zaak was aanhangig gemaakt in 2013, maar het dossier was nooit aangevuld, waardoor de rechtbank niet in staat was om de vordering te beoordelen. De verdediging had primair bepleit om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het aanzienlijke tijdsverloop niet aan hen te wijten was en dit een inbreuk op het recht op een eerlijk proces zou vormen. Subsidiair werd verzocht om de vordering af te wijzen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de redelijke termijn was overschreden, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank concludeerde dat de ontnemingsvordering om gebrek aan bewijs en het tijdsverloop moest worden afgewezen. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. J.L.M. Boek, en in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier.