ECLI:NL:RBROT:2021:11059

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
10/810004-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en schennis van de eerbaarheid door ketelmonteur met verstandelijke beperking als slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ketelmonteur die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van een 38-jarige vrouw met een verstandelijke beperking en schennis van de eerbaarheid tegenover een 77-jarige weduwe. De verdachte werd beschuldigd van het verkrachten van de vrouw op 18 december 2019 in haar woning in Vlaardingen, waarbij hij haar met geweld en andere feitelijkheden dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster consistent en gedetailleerd waren, en dat deze werden ondersteund door getuigenverklaringen van haar jobcoach en begeleider. De verdachte ontkende de verkrachting en beweerde dat er sprake was van wederzijdse instemming, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van schennis van de eerbaarheid, waarbij hij op 14 april 2020 zijn geslachtsdeel toonde aan de 77-jarige weduwe tijdens een reparatie in haar woning. Ook hier oordeelde de rechtbank dat de verklaring van de aangeefster voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en legde een vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 2 jaar, met een locatie- en contactverbod. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €5000,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/810004-20
Datum uitspraak: 5 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R.R. Lonterman, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
  • oplegging aan de verdachte van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met de aangeefster [naam slachtoffer 1] en bepaling dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de totale duur van de hechtenis ten hoogste 6 maanden bedraagt.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde in verband met het ontbreken van wettig bewijs. Beide aangiften worden niet voldoende ondersteund door objectief steunbewijs afkomstig uit een andere bron dan aangeefsters, zodat aan het bewijsminimum niet wordt voldaan.
Subsidiair is ten aanzien van feit 1 bepleit dat de overtuiging ontbreekt, zodat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 1
Aangeefster van het onder 1 tenlastegelegde feit is een 38-jarige vrouw met een verstandelijke beperking, die functioneert op een leeftijdsniveau van een 6-jarige. Zij verklaart in haar woning verkracht te zijn door een ketelmonteur op 18 december 2019.
De verklaring van aangeefster wordt in grote lijnen ondersteund door de verklaring van de verdachte. De verdachte bekent dat hij seks heeft gehad met een klant in de douche van haar woning op de [adres delict 1] in Vlaardingen. Hij verklaart ook dat het heel snel ging, dat hij achter aangeefster stond en dat aangeefster een beetje voorover stond en dat hij zijn penis uit haar vagina heeft gehaald voordat hij klaar kwam. De verdachte verklaart evenwel dat de seks plaatsvond met wederzijdse instemming.
Aangeefster heeft daarentegen verklaard dat de verdachte, die bij haar in de woning kwam voor een reparatie, haar een aantal keren heeft gevraagd of ze wilde gaan douchen, maar dat zij dat niet wilde doen waar hij bij was. Vervolgens is zij in de douche(ruimte) van haar woning omgedraaid door de verdachte en heeft hij haar broek en onderbroek in één keer omlaag getrokken. Verdachte heeft haar gevraagd of zij zijn piemel wilde wassen, maar dat wilde zij niet. Hij heeft haar bovenlichaam naar beneden geduwd, hij heeft haar van achteren gepenetreerd met zijn penis en is op haar rug klaargekomen. Volgens aangeefster ging dit allemaal heel snel. De volgende ochtend heeft zij -bibberend op haar benen en in emotionele toestand- haar jobcoach bij [naam instelling] op de hoogte gesteld van dit voorval, die op zijn beurt haar begeleider heeft ingelicht.
De verklaringen van aangeefster over de gang van zaken zijn gedetailleerd en consistent, en worden ondersteund door de verklaringen van haar jobcoach en haar begeleider. Zij horen niet alleen van aangeefster wat er is gebeurd, maar nemen daarbij ook waar dat aangeefster geëmotioneerd raakt als zij erover praat, dit alles relatief kort nadat het incident had plaatsgevonden. De waarnemingen door haar jobcoach en begeleider wijzen niet op vrijwillige gemeenschap en vormen een bevestiging voor de verklaring van aangeefster dat er sprake was van verkrachting.
Dat aangeefster niet op de dag zelf in haar eerste spraakbericht aan haar begeleider heeft gesproken over het incident, zoals de verdediging heeft aangevoerd, doet hieraan niet af. Uit de verklaring van haar begeleider volgt dat aangeefster haar later verteld heeft dat zij dit haar op die dag niet wilde zeggen, omdat haar begeleider op woensdagen niet werkt. Deze beschouwt het als typerend voor de plichtsgetrouwheid van aangeefster dat zij haar (uitsluitend) gemeld heeft dat de ketel het weer deed.
Gelet op al het voorgaande is de stelling van de verdachte dat hij en aangeefster op vrijwillige basis seks hebben gehad ongeloofwaardig. Daarbij overweegt de rechtbank tevens dat voor de aannemelijkheid van die stelling in het strafdossier ook overigens geen steun te vinden is.
Feit 2
Aangeefster van het onder 2 tenlastegelegde feit was een destijds 77-jarige vrouw. Zij heeft verklaard dat een monteur op 14 april 2020 bij haar in de woning was voor een reparatie van haar ketel. Aangeefster verklaart verder dat deze monteur mededeelde dat hij last had van een allergie bij zijn riem en dat hij vervolgens zijn broek heeft losgemaakt en zijn geslachtsdeel heeft getoond. Zij omschrijft het geslachtsdeel en verklaart dat ze geen uitslag heeft gezien. Uit schaamte wilde zij dit eigenlijk aan niemand vertellen, maar omdat haar dochter merkte dat er wat aan de hand was en maar door bleef vragen, heeft ze haar toch verteld wat er gebeurd was. De verklaring van aangeefster is gedetailleerd en consistent. Haar verklaring wordt ondersteund door de verklaring van haar dochter, die haar in de avond, vrij kort na het incident, in verwarde toestand, zenuwachtig en raar aan de telefoon krijgt.
Dat de verdachte de betreffende monteur is geweest, volgt uit zijn eigen verklaring.
4.1.3.
Conclusie
Op grond van bovenstaande oordeelt de rechtbank dat de verklaringen van beide aangeefsters voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen. De verweren worden verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 18 december 2019 te Vlaardingen,
door geweld en andere feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer 1] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
brengen, houden en bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina,
van die [naam slachtoffer 1] en het betasten van de borsten, van die [naam slachtoffer 1] ,
het geweld en andere feitelijkheden hebben bestaan uit het
- meermalen vragen of die [naam slachtoffer 1] wilde douchen, of ze zijn penis wilde
schoonmaken, of ze haar shirt uit wilde doen en of hij, verdachte, haar
borsten mocht wassen, waarop die [naam slachtoffer 1] telkens
weigerde,
- zeggen dat die [naam slachtoffer 1] in/nabij de douche moest blijven staan,
- omdraaien van het lichaam van die [naam slachtoffer 1] ,
- ( tegen de rug) naar beneden duwen van het bovenlichaam van die [naam slachtoffer 1] ,
- omlaag trekken van de broek en onderbroek van die [naam slachtoffer 1] en
- onverhoeds brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina, van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij op 14 april 2020 te Pernis Rotterdam, gemeente Rotterdam,
de eerbaarheid heeft geschonden op een niet
-openbare plaats, te weten in een woning aan de [adres delict 2] , terwijl een ander, te weten [naam slachtoffer 2] , daarbij haars ondanks tegenwoordig was, door onverhoeds zijn, verdachtes, penis te tonen aan die [naam slachtoffer 2] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..verkrachting

2. schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een vrouw met een verstandelijke beperking. Hij heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van dit slachtoffer. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij blijkt ook dat dit voorval een grote impact op haar leven heeft. Zij kampt met angst, gevoelens van onveiligheid in haar eigen woning en somberheid en is voor het verwerken van dit trauma onder behandeling van een psycholoog.
Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid door in een woning aan een 77-jarige weduwe zijn ontblote geslachtsdeel te tonen.
Het gedrag van de verdachte moet als onfatsoenlijk en schaamteloos worden aangemerkt en is in strijd met de publieke moraal. Voor aangeefster is het heel beangstigend geweest om in haar eigen woning geconfronteerd te worden met iemand die onverhoeds zijn geslachtsdeel laat zien. Het slachtoffer schaamt zich voor het feit dat dit haar is overkomen en heeft sinds dit voorval last van paniekaanvallen. Voor haar gevoel van veiligheid blijft haar dochter ’s nachts bij haar slapen.
De verdachte heeft zich in beide gevallen enkel laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften en verlangens, zonder daarbij rekening te houden met de gevolgen van zijn handelen voor deze kwetsbare slachtoffers.
De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat de verdachte in een tijdsbestek van een aantal maanden tot twee keer toe seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden. Hoewel het dienstverband van de verdachte inmiddels beëindigd is en hij dus geen bezoeken in woningen meer aflegt, ligt het gevaar voor recidive toch voor de hand. De verdachte neemt evenwel geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen en heeft niet willen spreken met de reclassering. Hierdoor heeft de rechtbank ook geen inzicht gekregen in wat hem gedreven heeft tot dit handelen.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op het blanco strafblad van de verdachte en gezien het genoemde recidivegevaar, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit om de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast wordt ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten aan de verdachte tevens de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een locatieverbod voor de [adres delict 1] in Vlaardingen en een contactverbod met mevrouw [naam slachtoffer 1] , zoals ook verzocht in de toelichting op de vordering van de benadeelde partij en gevorderd door de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd mevrouw [naam slachtoffer 1] (gemachtigde mr. N. Stolk, advocaat te Rotterdam) ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering kan worden toegewezen met oplegging aan de verdachte van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Primair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, omdat vrijspraak is bepleit. Subsidiair is verzocht om het gevorderde bedrag te matigen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 december 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 239, 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden op de [adres delict 1] in Vlaardingen, gedurende 2 (twee) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met mevrouw [naam slachtoffer 1] , gedurende 2 (twee) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 5000,- (zegge: vijfduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 5000,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 5000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. L. Daum en W.S. Korteling, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 december 2019 te Vlaardingen, althans in Nederland
door geweld en/of andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of
bedreiging met andere feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer 1] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
brengen, houden en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina,
althans tussen de schaamlippen van die [naam slachtoffer 1] en/of het betasten van de
borsten, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 1] ,
het geweld en/of andere feitelijkheden en/of de bedreiging met geweld en/of de
bedreiging met andere feitelijkheden hebben bestaan uit het
- meermalen vragen of die [naam slachtoffer 1] wilde douchen, of ze zijn penis wilde
schoonmaken, of ze haar shirt uit wilde doen en/of of hij, verdachte, haar
borsten, althans lichaam mocht inzepen/wassen, waarop die [naam slachtoffer 1] telkens
weigerde,
- zeggen dat die [naam slachtoffer 1] in/nabij de douche moest blijven staan,
- omdraaien van het lichaam van die [naam slachtoffer 1] ,
- ( tegen de rug) naar beneden duwen van het bovenlichaam van die [naam slachtoffer 1] ,
- omlaag trekken van de broek en/of onderbroek van die [naam slachtoffer 1] en/of
- onverhoeds brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina, althans tussen
de schaamlippen, van die [naam slachtoffer 1] .
2.
hij op of omstreeks 14 april 2020 te Pemis Rotterdam, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten in een woning aan de [adres delict 2] , terwijl een ander, te weten [naam slachtoffer 2] , daarbij haars ondanks tegenwoordig was, door onverhoeds zijn, verdachtes, penis en/of ballen te tonen aan die [naam slachtoffer 2] .