ECLI:NL:RBROT:2021:11058

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
8735166 CV EXPL 20-30551
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verval aanspraken werknemer op voorwaardelijk pensioen; Werkgever aansprakelijk voor niet nakoming toezegging en handelen in strijd met goed werkgeverschap

In deze zaak, uitgesproken op 12 november 2021 door de Rechtbank Rotterdam, staat de vordering van de eiser centraal, die zijn aanspraken op voorwaardelijk pensioen bij het Pensioenfonds VLEP betwist. De eiser, die sinds 1986 in dienst was bij [naam bedrijf 1], vordert dat zijn arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] niet rechtsgeldig is geëindigd, waardoor hij tot zijn pensioendatum in dienst zou zijn gebleven en ononderbroken deelnemer aan het pensioenfonds zou zijn geweest. De eiser stelt dat hij door de overgang naar FNGM, de rechtsopvolger van [naam bedrijf 1], zijn aanspraken op voorwaardelijk pensioen heeft verloren. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het voorwaardelijk pensioen, omdat zijn deelneming aan het pensioenfonds is geëindigd bij de overgang naar FNGM. De vorderingen tegen Pensioenfonds VLEP worden afgewezen, maar de vorderingen tegen FNGM worden gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelt dat FNGM tekort is geschoten in haar verplichtingen als goed werkgever door de eiser niet te informeren over de gevolgen van de overgang voor zijn pensioen. FNGM wordt aansprakelijk gesteld voor de schade die de eiser hierdoor heeft geleden, en de schadevergoeding wordt nader opgemaakt bij staat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8735166 CV EXPL 20-30551
uitspraak: 12 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. J. Kaldenberg,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FN Global Meat B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.T. Gommer,
2. de stichting
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor vlees, vleeswaren, gemaksvoeding en pluimveevlees,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
gemachtigden: prof. dr. E. Lutjens en mr. H.L. Doorn.
Partijen worden hierna ‘[eiser]’, ‘Pensioenfonds VLEP’ en ‘FNGM’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding met bijlagen;
 de conclusie van antwoord van Pensioenfonds VLEP met bijlagen;
 de conclusie van antwoord van FNGM met bijlagen;
 de conclusie van repliek met bijlagen;
 de conclusie van dupliek van Pensioenfonds VLEP;
 de conclusie van dupliek van FNGM met bijlage;
 het tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
 de tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2021 door [eiser] overgelegde nadere productie;
 de spreekaantekeningen van mr. Kaldenberg;
 de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 27 september 2021.
1.2
De datum voor de uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
[eiser] is op 6 januari 1986 in dienst getreden bij [naam bedrijf 1] (hierna: ‘[naam bedrijf 1]’) waar hij werkzaam was als chauffeur. In 2008 is een deel van de activiteiten van [naam bedrijf 1] overgenomen door [naam bedrijf 2] (‘[naam bedrijf 2]’), de rechtsvoorganger van FNGM. Voor de leesbaarheid wordt [naam bedrijf 2] hierna ook steeds aangeduid als FNGM (haar rechtsopvolger). De eigenaar van FNGM, [naam bedrijf 3] is ook indirect eigenaar van [naam bedrijf 1]. [eiser] is vanaf 2010 als enig werknemer in dienst gebleven van [naam bedrijf 1].
2.2
[naam bedrijf 1] was een onderneming die zich bezighield met de vleesverwerking en groothandel in vlees, vleeswaren, wild en gevogelte. [naam bedrijf 1] was aangesloten bij het Pensioenfonds VLEP, een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Pensioenwet en de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (‘Wet Bpf 2000’). Deelneming in Pensioenfonds VLEP is wettelijk verplicht gesteld voor werknemers in de vleeswarenindustrie, gemaksvoeding industrie, versvlees- en vleesbewerkende industrie en de pluimveeverwerkende industrie. Op de onder de verplichtstelling vallende werknemers en hun werkgevers, als [eiser] en [naam bedrijf 1], zijn op grond van artikel 4 Wet Bpf 2000 de statuten en reglementen van Pensioenfonds VLEP van toepassing.
2.3
Het Pensioenreglement ‘Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees 2014’ (hierna: ‘het Pensioenreglement’) bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:
“Artikel 1 Aanvang deelneming
Deelnemer is:
a. de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van de verplichtstelling krachtens de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
b. de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van een tussen de werkgever en het fonds gesloten aansluitingsovereenkomst;
c. de gewezen werknemer indien en zolang zijn deelneming op grond van artikel 2 lid 2 wordt voortgezet.
(…)
“Definities
(…)
11. deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer die op grond van het pensioenreglement pensioenaanspraken verwerft jegens het fonds;
(…)
25. pensioendatum de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer 68 wordt;
(…)
30. pensioneringsdatum eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer voor het eerst een ouderdomspensioen van het fonds ontvangt;”
“Artikel 53 Extra ouderdomspensioen uit overgangsregeling
1 Voorwaarden
De werknemer die
a. op 31 december 2005 ingevolge het op die datum geldende pensioenreglement van het fonds de status van deelnemer had en op die datum voldoet aan de hieronder opgenomen voorwaarden die gelden voor de bedrijfstak waar hij op die datum werkzaam was en
b. van 1 januari 2006 tot 1 januari 2021 - dan wel tot de pensioneringsdatum indien die is gelegen voor deze datum - ononderbroken deelnemer is geweest in het fonds komt in aanmerking voor extra ouderdomspensioen als omschreven in het tweede lid. Voor zover de deelnemer pensioen opbouwt op grond van het bepaalde in artikel 35 wordt de deelnemer - uitsluitend voor de toepassing van het in dit lid bepaalde - niet als deelnemer aangemerkt. Het bepaalde in artikel 2 lid 3 is niet van overeenkomstige toepassing op de bovengenoemde voorwaarden.
(…)
2 Extra aanspraak op ouderdomspensioen
De deelnemer die per 31 december 2005 voldoet aan de in het vorige lid omschreven voorwaarden, heeft een voorwaardelijke aanspraak op extra ouderdomspensioen die per 1 januari 2006 is vastgesteld. Bij een beëindiging van de deelneming anders dan door ingang van het ouderdomspensioen vervalt de desbetreffende aanspraak.”
2.4
Op het Uniform Pensioenoverzicht (‘UPO’) van [eiser] van 29 september 2014 staat dat het te bereiken ouderdomspensioen vanaf 67 jaar € 11.276,29 per jaar bedraagt. Daarbij is uitgelegd dat een deel van dit bedrag bestaat uit voorwaardelijk pensioen, dat nog niet is toegekend. Het UPO vermeldt hierover, voor zover hier van belang, het volgende:
“Voorwaardelijk pensioen
‘Het Te bereiken pensioen’ vanaf 67 jaar zolang u leeft houdt rekening met € 5.392,54 aan pensioen dat u onder voorwaarden krijgt. Daarvan is nog niets aan u toegekend. Het voorwaardelijk pensioen krijgt u alleen als u tot en met 31 december 2020 in dienst blijft bij een werkgever die is aangesloten bij ons pensioenfonds of als u eerder met pensioen gaat. Zie ook de toelichting.”
2.5
In de Toelichting Uniform Pensioenoverzicht staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“ Voorwaardelijk pensioen
U krijgt bij ons pensioenfonds extra pensioen. U heeft namelijk in sommige jaren minder pensioen opgebouwd dan van de Belastingdienst mocht. Er zijn wel voorwaarden. U vindt die in ons pensioenreglement. We noemen dit ‘voorwaardelijk pensioen’. Op 31 december 2020 of als u eerder met pensioen gaat, krijgt u voorwaardelijk pensioen toegekend. Blijft u tot dat moment als werknemer deelnemen in ons pensioenfonds? Dan krijgt u het volledige voorwaardelijk pensioen. De regeling geldt tot en met uiterlijk 31 december 2020. Uw voorwaardelijk pensioen is niet zeker. U krijgt het extra pensioen pas, als u aan alle voorwaarden heeft voldaan. Deze voorwaarden staan in het pensioenreglement. Het pensioen blijft dus tot die tijd voorwaardelijk.”
2.6
Op 31 juli 2014 heeft [eiser] bij Pensioenfonds VLEP een aanvraag gedaan om per 1 juli 2015 met vervroegd ouderdomspensioen te gaan met een te ontvangen ouderdomspensioen van € 9.574,24 per jaar. Pensioenfonds VLEP heeft die aanvraag goedgekeurd.
2.7
Omstreeks oktober 2014 heeft de directie van FNGM aan [eiser] medegedeeld dat [naam bedrijf 1] zou worden opgeheven en is hem voorgesteld om per 1 november 2014 bij FNGM in dienst te treden. [eiser] heeft dit aanbod aanvaard. FNGM is niet aangesloten bij Pensioenfonds VLEP. De arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en FNGM bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende:
“Artikel 13: Overige bepalingen
(…)
13.5
Afspraken en opgebouwde gewoonterechten vanuit [naam bedrijf 1] zullen worden overgenomen door Feburo Global Meat BV.”
2.8
In een brief van 20 mei 2015 heeft Pensioenfonds VLEP aan [eiser] bevestigd dat zijn deelneming aan de pensioenregeling is geëindigd en dat hij niet meer in aanmerking komt voor het voorwaardelijk pensioen.

3..De vordering en het verweer

3.1
[eiser] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Primair:
I. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en [naam bedrijf 1] nimmer rechtsgeldig is geëindigd, als gevolg waarvan [eiser] tot zijn pensioendatum in dienst is gebleven van [naam bedrijf 1] en ononderbroken deelnemer is geweest in de zin van artikel 53 van het pensioenreglement van Pensioenfonds VLEP, dan wel,
II. voor recht te verklaren dat, bij gebreke van een welbewuste aanvaarding, er geen sprake is geweest van een rechtsgeldige wijziging van de arbeidsovereenkomst als gevolg waarvan [eiser] tot zijn pensioendatum in dienst is gebleven van [naam bedrijf 1] en ononderbroken deelnemer is geweest in de zin van artikel 53 van het pensioenreglement van Bpf VLEP, dan wel
III. voor recht te verklaren dat, in geval sprake zou zijn van aanvaarding en totstandkoming van de arbeidsovereenkomst met FNGM, deze tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek, het beroep van [eiser] op de vernietiging toe te wijzen en te verklaren dat [eiser] tot zijn pensioendatum in dienst is gebleven van [naam bedrijf 1] en ononderbroken deelnemer is geweest in de zin van artikel 53 van het pensioenreglement van Bpf VLEP,
en in de onder I t/m III genoemde gevallen:
IV. Pensioenfonds VLEP te veroordelen aan [eiser] een levenslang onvoorwaardelijk recht op extra ouderdomspensioen toe te kennen en uit te keren conform artikel 53 van het pensioenreglement, laatstelijk vastgesteld op € 5.392,54 bruto per jaar;
V. Pensioenfonds VLEP te veroordelen aan [eiser] de achterstallige termijnen aan extra ouderdomspensioen te voldoen, berekend vanaf 1 juli 2015 en tot aan dagvaarding vastgesteld op € 28.310,94 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente;
Subsidiair:
VI. voor recht te verklaren dat FNGM tekort is geschoten in de nakoming van de door haar gedane toezeggingen en aansprakelijk is voor de door [eiser] daardoor geleden en te lijden schade; dan wel,
VII. voor recht te verklaren dat FNGM in strijd heeft gehandeld met artikel 7:611 BW en/of artikel 3:13 BW en aansprakelijk is voor de door [eiser] daardoor geleden en te lijden schade; dan wel,
VIII. voor recht te verklaren dat FNGM onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en aansprakelijk is voor de door [eiser] daardoor geleden schade;
en in de onder VI t/m VIII genoemde gevallen,
IX. FNGM te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat;
X. voor recht te verklaren dat eventuele nadelige fiscale gevolgen voor rekening van FNGM komen;
Primair en subsidiair:
XI. Pensioenfonds VLEP en FNGM hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 462,50 exclusief BTW, en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag der algehele voldoening;
I. Pensioenfonds VLEP en FNGM hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten voor de gemachtigde.
3.2
[eiser] legt aan zijn vorderingen jegens Pensioenfonds VLEP ten grondslag nakoming van het pensioenreglement. De arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en [naam bedrijf 1] is niet geëindigd en [eiser] is dus tot zijn pensioendatum in dienst gebleven van [naam bedrijf 1]. Er is dus voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van het voorwaardelijk extra ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 53 Pensioenreglement. Pensioenfonds VLEP moet dit pensioen aan hem uitkeren. Aan zijn vorderingen jegens FNGM legt [eiser] ten grondslag dat FNGM is tekortgekomen in de nakoming van haar verbintenissen doordat zij de aan hem gedane toezegging niet is nagekomen, dan wel doordat zij heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen op grond van het goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) dan wel misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt door de onderneming van [naam bedrijf 1] te liquideren (artikel 3:13 BW). Subsidiair is sprake van onrechtmatig handelen van FNGM.
3.3
Pensioenfonds VLEP en FNGM hebben verweer gevoerd.
3.4
Op de standpunten van partijen zal, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna nader worden ingegaan.

4..De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
4.1
Deze zaak gaat over de vraag of Pensioenfonds VLEP aan [eiser] alsnog het zogenoemde voorwaardelijk ouderdomspensioen moet toekennen en uitkeren, dan wel, indien dat niet het geval is, of FNMG in verband hiermee schade moet vergoeden aan [eiser].
4.2
[eiser] heeft vorderingen ingesteld tegenover Pensioenfonds VLEP en FNGM. De vorderingen tegenover Pensioenfonds VLEP worden afgewezen. De vorderingen tegenover FNGM worden gedeeltelijk toegewezen. Hierna zal worden uitgelegd hoe deze beslissing is tot stand gekomen.
De vorderingen tegenover Pensioenfonds VLEP
[eiser] voldoet niet aan de voorwaarden voor het voorwaardelijk pensioen
4.3
[eiser] vordert tegenover Pensioenfonds VLEP toekenning en uitkering van het voorwaardelijk pensioen (ook wel ‘VPL-aanspraken’) als bedoeld in artikel 53 van de pensioenregeling. Deze voorwaardelijke pensioenaanspraak [1] is een aanspraak op een in de toekomst te financieren pensioen. Zolang dit pensioen niet is gefinancierd is het geen pensioen in de zin van de Pensioenwet. [eiser] vordert dus nakoming van een voorwaardelijke verbintenis [2] .
4.4
Het is aan [eiser] om te stellen – en zo nodig te bewijzen – dat de opschortende voorwaarden waarvan de verbintenis afhankelijk is, in vervulling zijn gegaan. Die voorwaarden komen er onder meer op neer dat [eiser] tot 1 januari 2021 - dan wel tot de pensioneringsdatum indien die is gelegen voor deze datum - ononderbroken deelnemer is geweest in het fonds. Vast staat dat [eiser] per 1 juli 2015 ouderdomspensioen ontvangt van Pensioenfonds VLEP. Dit is de pensioneringsdatum. Voor [eiser] geldt dus de voorwaarde dat hij tot 1 juli 2015 deelnemer moet zijn geweest. Bij een beëindiging van de deelneming anders dan door ingang van het ouderdomspensioen vervalt de desbetreffende aanspraak. Uit het Pensioenreglement volgt dat onder deelnemer wordt verstaan de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van de verplichtstelling krachtens de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
4.5
[eiser] stelt dat aan de voorwaarden voor het voorwaardelijk pensioen is voldaan. Zijn arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] is niet (rechtsgeldig) geëindigd, althans hij heeft de arbeidsovereenkomst met FNGM niet welbewust, althans onder invloed van een wilsgebrek aanvaard. De arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] is dus voortgezet en [eiser] is tot zijn pensioneringsdatum (1 juli 2015) onafgebroken deelnemer geweest. Pensioenfonds VLEP heeft gemotiveerd betwist dat aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor het voorwaardelijk pensioen is voldaan. Volgens Pensioenfonds VLEP zijn de ondernemingsactiviteiten van [naam bedrijf 1] per 1 november 2014 gestaakt en daardoor valt [naam bedrijf 1] niet meer onder het Verplichtstellingsbesluit. Dus ook als de arbeidsovereenkomst wordt geacht te zijn voortgezet, dan geldt dat de deelneming van [eiser] hoe dan ook is geëindigd.
4.6
Het ligt op de weg van [eiser] om te stellen en te onderbouwen dat na november 2014 nog bedrijfsactiviteiten zijn verricht die vallen onder het Verplichtstellingsbesluit. [eiser] heeft onvoldoende concrete feiten naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat de ondernemingsactiviteiten na 1 november 2014 feitelijk zijn voortgezet. Het staat vast dat [eiser] al jaren de enig werknemer van [naam bedrijf 1] was en dat hij daar geen leidinggevenden meer had. Volgens [eiser] was de zeggenschap over [naam bedrijf 1] feitelijk in handen van FNGM. De bestuurders van [naam bedrijf 1] bemoeiden zich niet (meer) met de onderneming. Dit is door FNGM niet weersproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verder verklaard dat de vleesverwerking bij [naam bedrijf 1] al in 2010 was gestopt en dat daarna alleen nog handel in vlees werd gedaan. [eiser] heeft verklaard dat hij als enige nog op de loonlijst stond bij [naam bedrijf 1] maar feitelijk ook al werkte voor FNGM. [eiser] heeft geen concrete voorbeelden gegeven waaruit kan worden afgeleid dat de onderneming van [naam bedrijf 1] na november 2014 nog actief is geweest. Als dus al wordt aangenomen dat de arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] wordt geacht te zijn voortgezet, dan geldt dat onvoldoende vaststaat dat na november 2014 binnen [naam bedrijf 1] nog activiteiten zijn verricht die vallen onder het Verplichtstellingsbesluit. Het deelnemerschap van [eiser] in de zin van de Pensioenregeling is dus in november 2014 hoe dan ook geëindigd.
4.7
Dit betekent dat aan de voorwaarden voor het voorwaardelijk pensioen niet is voldaan zodat [eiser] geen recht heeft op toekenning en uitkering hiervan. De vorderingen IV en V jegens Pensioenfonds zullen daarom worden afgewezen. [eiser] heeft niet gesteld en ook is niet gebleken welk afzonderlijk belang hij nog heeft bij de vorderingen onder I tot en met III jegens Pensioenfonds VLEP, in de situatie (zoals nu) dat zijn vorderingen onder IV en V worden afgewezen. De vorderingen onder I tot en met III worden daarom vanwege het ontbreken van belang afgewezen.
4.8
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen zoals hierna vermeld.
De vorderingen tegenover FNGM
Toerekenbare tekortkoming FNGM
4.9
Doordat [eiser] als gevolg van zijn uitdiensttreding bij [naam bedrijf 1] niet tot zijn pensionering op 1 juli 2015 (onafgebroken) deelnemer bij Pensioenfonds VLEP is gebleven, is zijn uitzicht op het voorwaardelijk pensioen komen te vervallen. De vraag is of FNGM aansprakelijk is voor het mislopen van het voorwaardelijk pensioen. Daarvoor moet worden beoordeeld of FNGM toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen jegens [eiser] of dat sprake is van onrechtmatig handelen. Als dat zo is, moet zij de schade die [eiser] hierdoor lijdt vergoeden.
FNGM is toezeggingen niet nagekomen
4.1
[eiser] stelt dat hij op basis van de door FNGM gedane toezeggingen mocht verwachten dat hij door de overgang naar FNGM zijn aanspraken op het voorwaardelijk pensioen niet zou verliezen. FNGM, die ook handelde namens [naam bedrijf 1], heeft toegezegd dat de overgang naar FNGM geen gevolgen zou hebben voor zijn pensioenaanspraken, zo stelt [eiser]. Zijn pensioen zou doorlopen en hij hoefde zich geen zorgen te maken. [eiser] had zijn vervroegde pensionering (per 1 juli 2015) al aangevraagd, waarbij rekening was gehouden met het extra voorwaardelijk pensioen. Hij mocht er op basis van de toezegging van FNGM van uitgaan dat dit zou doorgaan. Ook is uitdrukkelijk toegezegd dat de arbeidsvoorwaarden vanuit [naam bedrijf 1] zouden worden overgenomen. Dat is vastgelegd in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst. Subsidiair stelt [eiser] dat het op de weg van FNGM als goed werkgever had gelegen om hem te informeren over de gevolgen van een overgang naar FNGM voor zijn aanspraken op voorwaardelijk pensioen. FNGM betwist dat zij [eiser] heeft toegezegd dat zijn overgang naar FNGM geen gevolgen zou hebben voor zijn pensioen. [eiser] wist dat hij niet langer zou deelnemen aan Pensioenfonds VLEP en dat hij zou gaan deelnemen aan de pensioenregeling van FNGM bij Delta Lloyd. Artikel 13 in de arbeidsovereenkomst ziet niet op het voorwaardelijk pensioen maar op gewoonterechten, zoals gedragsafspraken. FNGM was niet verplicht om [eiser] te informeren over het vervallen van zijn aanspraak op voorwaardelijk pensioen bij een overgang naar FNGM. FNGM als nieuwe werkgever was niet bekend met dit voorwaardelijk pensioen en hoefde dit ook niet te zijn.
4.11
Partijen zijn het er inmiddels over eens, en dat is volgens het recht ook juist [3] , dat het voorwaardelijk pensioen, zolang dit niet is gefinancierd, geen pensioenaanspraak is maar een arbeidsvoorwaarde. De vraag is of, zoals [eiser] stelt, overeengekomen is dat deze arbeidsvoorwaarde die gold uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] door FNGM zou worden overgenomen. Dat hangt af van de vraag wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. [4] ’ Voor de beantwoording van de vraag hoe een overeenkomst moet worden uitgelegd komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract, maar op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. [5]
4.12
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] op basis van de door FNGM gedane mededelingen en de inhoud van zijn schriftelijke arbeidsovereenkomst mocht verwachten dat zijn uitzicht op voorwaardelijk pensioen bij een overgang naar FNGM behouden bleef. Duidelijk is dat van een vrijwillige overstap naar zomaar een nieuwe werkgever geen sprake is geweest. Als niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat FNGM feitelijk de zeggenschap over [naam bedrijf 1] uitvoerde. Als niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat ook vast dat FNGM [eiser] namens [naam bedrijf 1] heeft laten weten dat [naam bedrijf 1] zou worden geliquideerd en dat hij bij FNGM in dienst kon treden. Vast staat verder dat [eiser] daarop aan FNGM heeft gevraagd of hij zijn jarenlange dienstverband (sinds 1986) nog tot aan zijn pensionering bij [naam bedrijf 1] kon voortzetten, maar dat FNGM heeft aangegeven dat dit niet mogelijk was. Ook staat als niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken vast dat [eiser] FNGM heeft gevraagd hoe het met zijn pensioen zat als hij zou overgaan naar FNGM. FNGM heeft daarop geantwoord dat dat werd doorbetaald. FNGM heeft ter zitting hierover verklaard dat zij wilde dat de pensioenopbouw van [eiser] gegarandeerd was. FNGM heeft weliswaar aangevoerd dat zij niet heeft gekeken naar de pensioensituatie van [eiser], dat zij niet wist dat hij op grond van de pensioenregeling van Pensioenfond VLEP uitzicht had op voorwaardelijk pensioen en dat de opmerking dat zijn pensioen zou doorlopen hierop geen betrekking had. Duidelijk is echter dat FNGM (die ook namens [naam bedrijf 1] optrad) op de hoogte kon zijn en behoorde te zijn van de arbeidsvoorwaarden van [eiser] en zijn pensioenregeling. FNGM heeft niet weersproken dat de salarisbetaling van [eiser] bij [naam bedrijf 1] al via FNGM liep. FNGM was ook op de hoogte van de deelname van [eiser] aan Pensioenfonds VLEP. FNGM heeft ter zitting immers verklaard dat de reden om [eiser] over te laten gaan naar FNGM was gelegen in de premie die [naam bedrijf 1] voor hem betaalde aan Pensioenfonds VLEP.
4.13
FNGM heeft de bepaling in de arbeidsovereenkomst dat afspraken en opgebouwde gewoonterechten vanuit [naam bedrijf 1] door FNGM zullen worden overgenomen, niet gespecificeerd. De arbeidsovereenkomst bevat geen aanwijzing voor de door FNGM aan deze bepaling gegeven uitleg dat dit alleen gaat over gedragsafspraken. Als FNGM had beoogd om onder ‘afspraken en gewoonterechten’ niet ook arbeidsvoorwaarden te verstaan, had zij dit in de bepaling duidelijk moeten opnemen. Verder staat vast dat FNGM in reactie op de vraag van [eiser] hoe het zat met zijn pensioen, in ieder geval niet heeft gezegd dat zijn deelname aan Pensioenfonds VLEP, waaronder het voorwaardelijk pensioen, zou eindigen. FNGM heeft ook geen omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat dit op dat moment voor [eiser] zonder meer duidelijk was. Het enkele feit dat in de arbeidsovereenkomst ook is bepaald dat [eiser] zou deelnemen aan de pensioenregeling van FNGM bij Delta Lloyd betekent niet zonder meer dat zijn deelname aan Pensioenfonds VLEP zou eindigen. In deze omstandigheden - waarbij ook rekening wordt gehouden met het feit dat van [eiser], werkzaam als chauffeur, geen specifieke kennis op het gebied van arbeidsvoorwaarden en pensioen mag worden verwacht, de toezegging dat het pensioen zou doorlopen en de bepaling in zijn arbeidsovereenkomst dat ‘afspraken en gewoonterechten van [naam bedrijf 1] zouden worden gehandhaafd’ - mocht [eiser] verwachten dat zijn uitzicht op het voorwaardelijk pensioen niet zou komen te vervallen. FNGM is deze toezegging niet nagekomen en is daardoor tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen jegens [eiser].
4.14
De gevorderde verklaring voor recht dat FNGM tekort is geschoten in de nakoming van de door haar gedane toezeggingen en om die reden aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en te lijden schade zal worden toegewezen.
FNGM heeft gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap
4.15
Ook als zou zijn geoordeeld dat [eiser] niet gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat zijn uitzicht op het voorwaardelijk pensioen behouden bleef, was FNGM als goed werkgever [6] gehouden geweest om [eiser] voorafgaand aan zijn overgang naar FNGM te informeren over de mogelijke gevolgen van die overgang voor zijn pensioen.
4.16
Anders dan FNGM heeft betoogd is zij namelijk niet zomaar een willekeurige nieuwe werkgever bij wie [eiser] in dienst is getreden. FNMG oefende feitelijk de zeggenschap uit binnen [naam bedrijf 1] en heeft in die hoedanigheid, mede namens [naam bedrijf 1], het initiatief genomen voor de overgang van [eiser] van [naam bedrijf 1] naar FNGM. Als niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat FNGM [eiser] heeft medegedeeld dat hij over moest naar FNGM omdat [naam bedrijf 1] zou worden geliquideerd. Als niet weersproken staat ook vast dat [eiser] FNGM nog heeft verzocht om tot aan zijn pensionering in juli 2015 bij [naam bedrijf 1] in dienst te mogen blijven maar dat dit volgens FNGM niet mogelijk was. Van een vrijwillige overgang is dus geen sprake geweest. FNGM was, zoals hiervoor is overwogen, bovendien bekend met de arbeidsvoorwaarden van [eiser] en het feit dat hij deelnam in de pensioenregeling van Pensioenfonds VLEP, terwijl FNGM hierbij niet is aangesloten. FNGM had dan ook kunnen en behoren te weten dat [eiser] (mogelijk) uitzicht had op het voorwaardelijk pensioen van de pensioenregeling van Pensioenfonds VLEP. In deze omstandigheden, ook gelet op het feit dat [eiser] gelet op zijn functie en opleidingsniveau geen specifieke kennis heeft op het gebied van arbeidsvoorwaarden en pensioen, rustte op FNGM een verplichting om [eiser] te informeren over de mogelijke voor hem nadelige gevolgen die een overgang naar FNGM zou kunnen hebben voor zijn deelneming aan de pensioenregeling van Pensionfonds VLEP. Deze verplichting is FNGM niet nagekomen.
4.17
De conclusie is dat FNGM jegens [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als goed werkgever, zodat zij gehouden is de schade die [eiser] hierdoor lijdt te vergoeden. De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar.
4.18
De overige gevorderde verklaringen voor recht zullen worden afgewezen omdat niet gesteld of is gebleken dat [eiser] hier nog een belang bij heeft.
Schade
4.19
[eiser] vordert een veroordeling tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat. FNGM betwist dat [eiser] schade heeft geleden. Het voorwaardelijk pensioen was nog niet aan hem toegekend dus [eiser] is iets kwijtgeraakt wat hij nog niet had. Bovendien ontbreekt een causaal verband tussen de schade en de indiensttreding van [eiser] bij FNGM, aldus FNGM.
4.2
Voor een veroordeling tot vergoeding van schade op te maken bij staat is voldoende dat [eiser] de mogelijkheid dat schade is geleden aannemelijk heeft gemaakt. Dat geldt ook voor de vraag of er enig causaal verband bestaat tussen de verweten gedraging (of nalaten) en de schade. [7] Aan die voorwaarde is hier voldaan.
4.21
Het klopt dat het voorwaardelijk pensioen nog niet aan [eiser] was toegekend. Dat zou pas het geval zijn geweest als [eiser] tot aan zijn pensionering per 1 juli 2015 onafgebroken deelnemer zou zijn gebleven. Of dat zou zijn gebeurd kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Bij de beoordeling van de vraag of [eiser] schade heeft geleden moet daarom een inschatting worden gemaakt van de kans dat hij in aanmerking zou zijn gekomen voor het voorwaardelijk pensioen als hij niet zou zijn overgegaan naar FNGM. Want alleen dan zou het pensioen aan hem zijn toegekend. De kantonrechter acht die kans zeer aannemelijk.
4.22
Het is zonder twijfel dat als [eiser] zou hebben geweten dat hij zijn uitzicht op het voorwaardelijk pensioen zou kwijtraken door bij FNGM in dienst te treden, hij hiermee niet zou hebben ingestemd en bij [naam bedrijf 1] in dienst zou zijn gebleven. Als [naam bedrijf 1] in dat geval de onderneming had willen beëindigen en de arbeidsovereenkomst met [eiser] had willen beëindigen, had zij het UWV om toestemming moeten vragen om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. Gelet op het standpunt en de belangen van [eiser] kan namelijk aangenomen worden dat hij ook niet zou hebben ingestemd met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. [eiser] heeft verklaard dat hij tegen een eventuele ontslagaanvraag verweer zou hebben gevoerd. Gelet op de tijdsduur van een procedure bij het UWV en – indien FNGM toestemming zou hebben verkregen – de bij opzegging door [naam bedrijf 1] in acht te nemen opzegtermijn, zal de arbeidsovereenkomst van [eiser] naar alle waarschijnlijkheid niet voor 1 juli 2015 zijn geëindigd.
4.23
Ten aanzien van het causaal verband tussen de tekortkoming van FNGM en de gestelde schade wordt het volgende overwogen. FNGM heeft aangevoerd dat [naam bedrijf 1] sinds 2010 alleen nog in vlees handelde en niet meer deed aan vleesverwerking, zodat de kans aannemelijk is dat op initiatief van Pensioenfonds VLEP de tussentijdse conclusie zou zijn genomen dat [naam bedrijf 1] niet meer binnen de werkingssfeer van haar verplichtstellingsbesluit viel, aldus FNGM. FNGM wordt in dit betoog niet gevolgd.
4.24
Ook indien juist zou zijn dat [naam bedrijf 1], gelet op haar activiteiten niet meer valt onder het Verplichtstellingsbesluit dan geldt dat dit al sinds 2010 het geval is. Uit wat Pensioenfonds VLEP tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard kan worden afgeleid dat zij niet actief controleert of de activiteiten van bij haar aangesloten ondernemingen nog steeds vallen onder het Verplichtstellingsbesluit. Alleen als een werkgever zelf doorgeeft dat de activiteiten zijn gewijzigd of in geval van liquidatie stopt de deelname. Als dat niet het geval is en de premie wordt betaald, loopt de deelname door. Dat is hier het geval geweest. Niet gesteld of gebleken is dat [naam bedrijf 1] in 2010 of op een later moment de wijziging van haar activiteiten heeft doorgegeven aan Pensioenfonds VLEP. Ook staat vast dat [naam bedrijf 1] sinds 2010 tot aan de overgang van [eiser] naar FNGM premie is blijven betalen.
4.25
FNGM heeft geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om aan te nemen dat het deelnemerschap van [eiser] aan de pensioenregeling van Pensioenfonds VLEP voor 1 juli 2015 zou zijn geëindigd vanwege een andere reden dan de door FNGM geïnitieerde overgang naar FNGM. Het causaal verband tussen de schade en de tekortkoming van FNGM is dus voldoende aannemelijk.
4.26
De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure zal worden toegewezen.
4.27
FNGM heeft geen apart verweer gevoerd tegen de gevorderde verklaring voor recht dat de fiscale gevolgen voor rekening van FNGM komen. Deze vordering zal daarom ook worden toegewezen.
4.28
[eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.29
FNGM zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van Pensioenfonds VLEP:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Pensioenfonds VLEP vastgesteld op € 1.494,- (3 punten maal € 498,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde, en indien [eiser] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan deze kostenveroordeling heeft voldaan, te vermeerderen met € 93,50 aan salaris en betekeningskosten voor zover betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, en vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling;
ten aanzien van FNGM:
verklaart voor recht dat FNGM tekort is geschoten in de nakoming van de door haar gedane toezeggingen en haar verplichtingen op grond van artikel 7:611 BW en dat FNGM aansprakelijk is voor de door [eiser] daardoor geleden en te lijden schade;
veroordeelt FNGM tot vergoeding van de door [eiser] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat;
veroordeelt FNGM tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 462,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van betaling;
veroordeelt FNGM in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 106,47 aan dagvaardingskosten, € 83,- aan griffierecht, € 1.494,- (3 punten maal € 498,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde, en indien
FNGM niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan de in dit vonnis uitgesproken kostenveroordelingen heeft voldaan, te vermeerderen met € 93,50 aan salaris en betekeningskosten voor zover betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, en vermeerderd met de wettelijke rente over dit nasalaris in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34650

Voetnoten

1.zie Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004
2.zie artikel 6:21 en volgende Burgerlijk Wetboek (‘BW’)
3.zie
4.Zie HR 21 december 2001, LJN AD5352, NJ 2002/60 (Van Beers c.s./Van Daalen en HR 16 september 2011, LJN BQ2213, NJ 2011/572, m.nt. M.R. Mok (Batavus/Vriend).
5.Zie HR 13 maart 1981, NJ 1981/635, m.nt. C.J.H. Brunner (Ermes c.s./Haviltex).
6.zie artikel 7:611 BW
7.zie Hoge Raad 8 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7435 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2005:AR7435)