ECLI:NL:RBROT:2021:11013

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
14 november 2021
Zaaknummer
9387832 VZ VERZ 21-13983
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst en gefixeerde schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bema B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd, maar de kantonrechter oordeelt dat er geen dringende reden voor deze opzegging was. Bema vordert een gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 4 BW, evenals betaling van onverschuldigd betaalde bedragen voor vakantie-uren en salaris over niet gewerkte dagen. De werknemer was in dienst bij Bema sinds 1 januari 2020 en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 31 juli 2021. Bema heeft de werknemer op 21 juni 2021 geïnformeerd dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden. De werknemer heeft op 30 juni 2021 zijn ontslag ingediend, maar de kantonrechter oordeelt dat dit niet rechtsgeldig was omdat er geen dringende reden was voor opzegging. De kantonrechter heeft de vorderingen van Bema grotendeels toegewezen, inclusief de gefixeerde schadevergoeding van € 2.259,69 en terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen. De werknemer wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9387832 VZ VERZ 21-13983
uitspraak: 3 november 2021
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bema B.V.,
gevestigd te Gouda,
verzoekster,
gemachtigden: mr. M. van der Chijs en mr. D. de Gilder,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats verweerder],
verweerder,
gemachtigde mr. O. Arslan.
Partijen worden hierna mede aangeduid als Bema en [verweerder].

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift zoals ingekomen ter griffie op 11 augustus 2021, met producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2021. Daarbij zijn verschenen mr. Chijs namens Bema en [verweerder], bijgestaan door mr. O. Arslan.

2..De feiten

2.1
[verweerder] is op 1 januari 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (zeven maanden) bij Bema in dienst getreden in de functie van magazijnmedewerker. Het overeengekomen salaris bedroeg € 2.000,- bruto per maand. Op 1 augustus 2020 is de arbeidsovereenkomst verlengd tot en met 31 juli 2021.
2.2
Bij brief van 21 juni 2021 heeft Bema onder meer het volgende bericht aan [verweerder]:

Hiermee bevestigen wij dat je arbeidsovereenkomst, welke van rechtswege eindigt op 31 juli 2021, niet zal worden verlengd. Wij zijn overeengekomen dat je laatste werkdag vrijdag 30 juli 2021 is.
(…)

3..Het verzoek

3.1
Bema verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) [verweerder] te veroordelen tot betaling van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:677 lid 4 BW (althans artikel 7:672 lid 11 BW) juncto artikel 7:677 lid 3 BW juncto artikel 7:677 lid 1 BW juncto artikel 7:686a lid 1 BW van
€ 2.259,69 bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2021 tot aan de dag der algehele betaling;
b) [verweerder] te veroordelen tot betaling van het onverschuldigd betaalde dan wel onverschuldigd gepresteerde bedrag van € 737,54 bruto vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 juli 2021 tot aan de dag der algehele betaling ex artikel 6:203 lid 1 en lid 3 BW juncto artikel 6:74 lid 1 BW juncto artikel 6:81 BW juncto artikel 6:82 lid 1 BW juncto artikel 6:119 BW;
c) [verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Bema onderbouwt haar verzoeken – samengevat – als volgt.
3.2
[verweerder] is op 28 en 29 juni 2021 zonder opgaaf van reden niet op het werk verschenen. Op 30 juni 2021 heeft hij tegen [naam] van Bema gezegd dat hij per direct ontslag nam. Ondanks dat Bema hem erop heeft gewezen dat de arbeidsovereenkomst niet tussentijds kon worden opgezegd, is [verweerder] niet meer op het werk verschenen. Hierdoor is [verweerder] een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd geworden. Deze bedraagt
€ 2.259.69. Ook heeft [verweerder] over 28 en 29 juni 2021 geen recht op salaris. Dit salaris wordt als onverschuldigd betaald teruggevorderd. Het gaat om een bedrag van € 299,08.
3.3
Voorts is sprake van opgenomen verlofuren, terwijl daarvoor geen recht was opgebouwd. Het betreft 38 uren. Daarmee is een bedrag van € 438,46 gemoeid (38 uren maal € 11,54).

4..Het verweer

4.1
[verweerder] heeft verweer gevoerd. Op de motivering van zijn verweren wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

5..De beoordeling van het verzoek

5.1
In deze zaak bestond tussen partijen een arbeidsovereenkomst die van rechtswege eindigde op 31 juli 2021 (zie onder 2.1). [verweerder] erkent dat hij op 30 juni 2021 de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang heeft opgezegd. Volgens [verweerder] waren er al geruime tijd ergernissen over zijn reiskostenvergoeding. Toen Bema hem vervolgens mededeelde dat zijn arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden, wilde hij niet meer voor Bema werken, aldus [verweerder].
5.2
De arbeidsovereenkomst bevat geen mogelijkheid om deze tussentijds op te zeggen. [verweerder] kon daarom pas opzeggen tegen 31 juli 2021. Hij zou wel eerder kunnen opzeggen wanneer sprake zou zijn van een dringende reden voor opzegging (artikel 677 lid 1 BW). Dat Bema een dringende reden voor opzegging heeft gegeven is echter niet gebleken. De omstandigheid dat [verweerder] te weinig reiskostenvergoeding heeft ontvangen – zo dit al zou komen vast te staan – kan in ieder geval niet als dringende reden worden aangemerkt. Dit betekent dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd terwijl dit op grond van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk was en evenmin sprake was van een dringende reden. Daardoor is [verweerder] de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd geworden (artikel 7:677 lid 4 BW).
5.3
De vergoeding is een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. Het gaat hier dus om het loon zoals vastgesteld bij of krachtens arbeidsovereenkomst, inclusief vakantiebijslag. Het overeengekomen loon bedraagt € 2.000,- (bruto) per maand. Voor de door [verweerder] bepleitte toekenning van een vergoeding ter hoogte van het nettoloon biedt artikel 7:677 BW, althans het daarin genoemde loonbegrip, geen grond. Er bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat in dit artikel een ander loonbegrip zou moeten worden gehanteerd dan het algemene loonbegrip van artikel 7:610 BW. Dit betekent dat het gevorderde bedrag van € 2.259,69 (bruto) wordt toegewezen.
5.4
Over het toe te wijzen bedrag is [verweerder] wettelijke rente verschuldigd vanaf 30 juni 2021.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder] erkend dat hij meer vakantiedagen heeft opgenomen dan hij had opgebouwd. Daardoor was bij het einde van de arbeidsovereenkomst sprake van een negatief saldo aan vakantiedagen. [verweerder] erkent dat hierdoor sprake is van een onverschuldigde (loon)betaling van € 438,46 bruto en dat hij dit bedrag terug zal moeten betalen. Deze vordering wordt dan ook toegewezen.
5.6
Voorts is niet betwist dat het salaris over 28 tot en met 30 juni 2021 onverschuldigd is betaald aan [verweerder]. Ook het hiermee gemoeide bedrag (€ 299,08) wordt daarom toegewezen.
5.7
[verweerder] is de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Hij wordt daarom veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [verweerder] aan Bema te betalen de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.259,69 bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2021 tot aan de dag der algehele betaling;
veroordeelt [verweerder] tot (terug-)betaling van het onverschuldigd betaalde bedrag van
€ 737,54 bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2021 tot aan de dag der algehele betaling;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Bema begroot op € 507,- aan verschotten en € 498,- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783