ECLI:NL:RBROT:2021:1097

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
10/252725-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdere bedreigingen tegen het leven gericht met gedeeltelijke toewijzing schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere bedreigingen gericht tegen het leven van verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 oktober 2020 de aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling door met gebalde vuisten op haar af te lopen en dreigende woorden te uiten. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag ook de stiefvader van de aangeefster, [naam slachtoffer 2], bedreigd met een honkbalknuppel. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot een andere bedreiging, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De officier van justitie had een gevangenisstraf en taakstraf geëist, en de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 150 uren opgelegd, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 3], voor de geleden immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/252725-20
Datum uitspraak: 29 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A. Dogan, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M.M. Zonneveld heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren met aftrek van voorarrest en een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd, waarbij aan het locatieverbod gedurende 6 maanden elektronische controle moet worden verbonden. Het toezicht door de reclassering dient dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard;
  • oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafvordering, inhoudende een locatieverbod voor [naam locatie] te Bleiswijk en een contactverbod met aangeefster [naam slachtoffer 1] voor de duur van 2 jaar. De 38v-maatregel dient dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard. Daarnaast geldt dat bij elke overtreding van de
38v-maatregel 2 weken gevangenisstraf wordt opgelegd.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1: partiële vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden aan de hand van de aangifte en de getuigenverklaringen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de bedreiging van aangeefster [naam slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de aangifte van aangeefster [naam slachtoffer 1] en getuige [naam getuige 1] . Tevens heeft de verdachte op de terechtzitting bekend dat hij op 8 oktober 2020 op een dreigende manier op aangeefster is afgelopen, met zijn armen heeft gezwaaid en iets heeft geroepen. Hij heeft verklaard dat hij zich kan voorstellen dat aangeefster zich op dat moment bedreigd heeft gevoeld.
Wat de rechtbank niet kan vaststellen is dat de verdachte ook al zwaaiend met een honkbalknuppel aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd en de woorden “ik maak jullie dood, ik maak jullie kapot” en/of “ik maak je dood” en/of “ik sla jullie kapot” of woorden van gelijke dreigende aard of strekking heeft toegevoegd. Uit de verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 1] blijkt dat zij op het moment dat verdachte met de honkbalknuppel terug is gekomen weg is gelopen. Tevens hebben de getuigen [naam getuige 2] , [naam getuige 3] , [naam getuige 4] en [naam getuige 5] verklaard dat de bedreiging met de honkbalknuppel en de woordelijke bedreigingen alleen gericht waren op aangever [naam slachtoffer 2] . Derhalve kan dit deel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen worden en zal de verdachte van dit deel worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 2 en 3: bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is geen vrijspraak bepleit ten aanzien van deze feiten. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Feit 4: vrijspraak
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden op grond van de aangifte van [naam slachtoffer 1] , met het volgende als ondersteunend bewijs. Het letsel dat aangeefster beschrijft past bij de verklaring dat aangeefster onder andere in haar zij is getrapt en een kopstoot heeft gekregen. Tevens heeft de moeder van aangeefster de dag na de mishandeling het letsel geconstateerd en is aangeefster naar de huisarts geweest. Ook is er een FARR-verklaring opgemaakt. Aangeefster heeft in eerste instantie verklaard dat zij door een onbekend persoon is mishandeld, maar gezien het voortdurende agressieve gedrag van de verdachte richting de aangeefster blijkt uit het dossier voldoende duidelijk dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling heeft begaan.
4.3.2.
Beoordeling
Op grond van de verklaring van de aangeefster en de moeder van aangeefster alsmede de foto’s en het bezoek aan de huisarts en de later opgestelde FARR-verklaring, stelt de rechtbank vast dat aangeefster is mishandeld. Echter, op basis van de genoemde bewijsmiddelen en gelet op het verhaal dat de aangeefster in eerste instantie heeft verteld en gelet op de ontkenning van de verdachte ter terechtzitting, kan de rechtbank niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat verdachte degene is geweest die aangeefster op 13 september 2020 heeft mishandeld. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voor dit feit vrijgesproken dient te worden.
4.4.
Feit 5: bewezenverklaring
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 5 ten laste gelegde feit, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Uit het aanvullende procesdossier blijkt dat de aangever zelf achter de verdachte aan is gereden, vervolgens toeterde en bij een verkeersruzie besloot midden op de weg te stoppen. Aangever heeft toen handschoenen met scherpe punten aangedaan en zelf de confrontatie opgezocht. De verdachte stelt dat de aantijgingen niet kloppen en dat niet kan komen vast te staan wie wie heeft bedreigd. Tevens is er geen mes te zien op de foto’s in het procesdossier.
4.4.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat op 4 september 2020 in Bleiswijk een verkeersruzie is ontstaan tussen de verdachte en aangever. Dit blijkt uit de aangifte en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting. De verdachte heeft erkend dat tussen hem en de aangever een conflict heeft plaatsgevonden, waarbij hij na een woordenwisseling naar zijn auto is gelopen om iets te pakken. Uit de verklaring van de aangever volgt dat de verdachte toen een mes heeft gepakt. Deze verklaring wordt ondersteund door getuige [naam getuige 6] . Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen.
4.5.
Conclusie
De verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 4. Alle andere feiten kunnen wettig en overtuigend bewezen worden, tenlastegelegd feit 1 deels.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (deels), 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 8 oktober 2020 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met zware mishandeling, door met gebalde vuisten op die [naam slachtoffer 1] af te lopen en in
gevechtshouding tegenover die [naam slachtoffer 1] te staan
2.
hij op 8 oktober 2020 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door al zwaaiend met een honkbalknuppel die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te
voegen "Ik maak je dood" en "Ik sla jullie kapot" en "Ik maak je af" en "Ik
maak je kapot", ;
3.
hij op 25 september 2020 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [naam slachtoffer 1] via Snapchat dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom
jou de kanker in slaan. Ik kom je kapot slaan. Vader moeder dood. Ik neuk je. Ik
kom je botten breken. Ik ben een hoerenkind als ik jouw tanden er niet uithaal" ;
5.
hij op 4 september 2020 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
[naam slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en,
door een mes te tonen en voor te houden en daarbij de woorden toe te
voegen "Kom maar, ik maak je dood" en "laat mij doorrijden, anders maak ik je
dood".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1: bedreiging met zware mishandeling;
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Op 4 september 2020 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging. Deze bedreiging heeft plaatsgevonden in een verkeerssituatie waarbij de verdachte zijn woede niet heeft kunnen beheersen en achter de heer [naam slachtoffer 3] is aangereden om vervolgens achter hem te stoppen, uit de auto te stappen en de heer [naam slachtoffer 3] woordelijk én met een mes te bedreigen.
Op 25 september 2020 heeft de verdachte zich nogmaals schuldig gemaakt aan een bedreiging. Deze keer heeft hij mevrouw [naam slachtoffer 1] meerdere berichten met nare, bedreigende, verwensingen via Snapchat gestuurd.
Op 8 oktober 2020 is mevrouw [naam slachtoffer 1] wederom door de verdachte bedreigd. Ook heeft de verdachte op 8 oktober 2020 de heer [naam slachtoffer 2] , de stiefvader van mevrouw [naam slachtoffer 1] bedreigd. De verdachte is al zwaaiend met een honkbalknuppel op hem afgelopen en heeft hem daarbij ook woordelijk bedreigd.
De verdachte heeft met het plegen van deze feiten op verschillende momenten personen bedreigd in de openbare ruimte. De verdachte heeft zich hierbij op een zeer agressieve manier gedragen. Hij is bij twee van de vier bedreigingen met een steek- c.q. slagwapen op de slachtoffers afgelopen. Geweld op straat of in het verkeer draagt bij aan de bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, maar nog meer aan die van de betrokken slachtoffers. Voor de slachtoffers moeten het buitengewoon beangstigende gebeurtenissen zijn geweest. Dat blijkt ook uit de slachtofferverklaring van mevrouw [naam slachtoffer 1] die zij op de terechtzitting heeft voorgedragen. Daaruit volgt dat zij niet meer alleen over straat durft en zich niet meer veilig voelt. Ook de heer [naam slachtoffer 3] heeft in zijn vordering tot schadevergoeding aangegeven dat hij zich sinds het voorval met de verdachte niet meer veilig voelt op straat. Dit rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 januari 2021 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt en een daarop aanvullende rapportage uitgebracht, beide daterend van 7 januari 2021. Deze rapportages houden in:
Betrokkene staat in het kader van zijn schorsing onder toezicht van de reclassering met elektronische controle en verblijft tijdelijk bij een oom en tante in Rotterdam, omdat hij zich niet in Bleiswijk mag begeven, waar twee aangevers wonen. Gedurende het schorsingstoezicht heeft hij zich goed aan de afspraken gehouden. Inmiddels heeft hij zijn opleiding als junior accountmanager hervat, loopt stage, is hij door zijn toezichthouder aangemeld voor ambulante behandeling en aangemeld bij diverse instanties voor begeleid wonen.
Uit het gesprek met betrokkene en de referenteninformatie krijgen wij de indruk dat betrokkene een streep onder de relatie met zijn ex-vriendin heeft gezet. Wij hebben geen aanwijzingen dat betrokkene zich gedurende zijn schorsing contact heeft gezocht met aangevers en/of schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
In het contact met de reclassering is betrokkene moeilijk te doorgronden. Hij laat het achterste van zijn tong niet zien en kan wisselend zijn in zijn verhaal ten aanzien van bepaalde onderwerpen. Wij zien dat betrokkene in bepaalde situaties opgefokt kan reageren, waarbij hij het risico loopt dat hij zichzelf niet in de hand heeft. Wij hebben de indruk dat betrokkene op dit moment zijn best doet om confrontaties uit de weg te gaan. Een risico zal er echter altijd blijven, aangezien betrokkenes familie in Bleiswijk woont, waar tevens zijn ex-vriendin en haar familie wonen. Een contact- en locatieverbod met de aangevers kan dit risico op eventuele confrontaties beperken.
Betrokkene staat open om behandeling te volgen voor onder andere zijn emotieregulatie. Deze motivatie en het feit dat betrokkene hierbij ondersteund wordt door zijn familie kunnen als beschermende factoren worden gezien. Wij achten het in ieder geval van belang dat betrokkene deze behandeling ondergaat en toegeleid wordt naar (zelfstandig) begeleid wonen, zodat hij leert om op eigen benen te staan.
Indien betrokkene schuldig bevonden wordt, adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugsverbod, contactverbod en locatieverbod (met politietoezicht).
De rechtbank heeft dit rapport betrokken in haar overwegingen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten en zoals door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank naast de taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om aan het locatieverbod een elektronische controle toe te voegen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de reclassering deze vergaande maatregel niet noodzakelijk heeft geacht alsmede dat de rechtbank in het voorwaardelijk op te leggen strafdeel voldoende waarborg ziet dat de verdachte zich aan het contact- en locatieverbod zal houden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een contactverbod, locatieverbod, een meldplicht, een drugsverbod, ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
- [naam slachtoffer 1] , zij vordert een schadevergoeding van € 1.000,00 aan immateriële schade en € 8,40 aan materiële schade (reiskosten) en
- [naam slachtoffer 3] , hij vordert een schadevergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie eist de gehele toewijzing van beide vorderingen met daarnaast de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
In geval van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] heeft de verdediging bepleit dat het schadeverzoek afgewezen dient te worden nu het causale verband niet bewezen kan worden gelet op de bepleite vrijspraak van feit 4. Subsidiair dient het schadeverzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard.
In geval van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] heeft de verdediging vrijspraak bepleit (feit 5) en gelet daarop verzoekt de verdediging deze schadevordering af te wijzen. Ook stelt de verdediging zich op het standpunt dat een goede onderbouwing ontbreekt.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de beide benadeelde partijen door de bewezenverklaarde strafbare feiten waarmee in de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks schade is toegebracht. Beide vorderingen worden gedeeltelijk toegewezen. Het schadebedrag in beide gevallen wordt naar billijkheid vastgesteld. Voor het overige worden de verzoeken tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 september 2020.
Ook de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 september 2020.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 508,40, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 285 Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden,
bepaalt dat van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen, die de reclassering van het Leger des Heils en de Jeugdbescherming hem geeft en dient zich te melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt gedurende zijn proeftijd;
de veroordeelde laat zich behandelen door de forensische polikliniek Fivoor, De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde meewerkt aan een aanmelding voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Wanneer veroordeelde is geaccepteerd bij een nog nader te bepalen voorziening voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, houdt hij zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
de veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
de veroordeelde op geen enkele wijze contact heeft of zoekt – direct of indirect – met de slachtoffers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
de veroordeelde zich niet in de straat [naam locatie] te Bleiswijk of een nader op te geven
nieuw woonadres door de slachtoffers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] bevindt, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
52 (tweeënvijftig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur
26 (zesentwintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag
van € 508,40 (zegge: vijfhonderdacht euro en veertig eurocent), waarin is begrepen € 500,00 wegens immateriële schade en € 8,40 wegens materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 508,40(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdacht euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 250,00(hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
5 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en V.M. de Winkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. den Dekker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 8 oktober 2020 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met gebalde vuisten op die [naam slachtoffer 1] af te lopen en/of in
gevechtshouding tegenover die [naam slachtoffer 1] te staan en/of
door, al zwaaiend met een honkbalknuppel die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden
toe te voegen "Ik maak jullie dood, ik maak jullie kapot" en/of "Ik maak je dood"
en/of "Ik sla jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 8 oktober 2020 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door al zwaaiend met een honkbalknuppel die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te
voegen "Ik maak je dood" en/of "Ik sla jullie kapot" en/of "Ik maak je af" en/of "Ik
maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 25 september 2020 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 1] via Snapchat dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom
jou de kanker in slaan. Ik kom je kapot slaan. Vader moeder dood. Ik neuk je. Ik
kom je botten breken. Ik ben een hoerenkind als ik jouw tanden er niet uithaal",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 13 september 2020 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar met kracht in haar zij te trappen
en/of in het gezicht te slaan en/of meermalen te schoppen en/of slaan in de
buikstreek en/of door haar een kopstoot te geven;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 4 september 2020 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland
[naam slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een mes te tonen en/of voor te houden en/of daarbij de woorden toe te
voegen "Kom maar, ik maak
jedood" en/of "laat
mijdoorrijden, anders maak ik je
dood";
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht