ECLI:NL:RBROT:2021:10940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
10-092465-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugsbezit met toepassing van artikel 9a Sr in verband met gelijktijdige veroordeling voor drugshandel

Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 11 mei 2018 te Vlaardingen opzettelijk 14,4 gram cocaïne en 2,5 gram heroïne aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de pleegdatum van dit feit valt binnen de periode van een eerder vonnis van gelijke datum, waarin de verdachte was veroordeeld voor drugshandel. Hierdoor was voeging van de zaken niet mogelijk, wat leidde tot de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet betreft, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, gezien de ernst van het feit en de reeds opgelegde straffen in de andere strafzaak. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf, en de beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-092465-18
Datum uitspraak: 11 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
volgens zijn mededeling verblijvende op het adres:
[verblijfadres verdachte],
raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 mei 2018 te Vlaardingen opzettelijk aanwezig heeft gehad 14,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 2,5 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat de handel in verdovende middelen andere vormen van (zware) criminaliteit met zich brengt. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van die negatieve effecten.
Gezien de ernst van het feit is in beginsel een strafoplegging op zijn plaats. De rechtbank acht het echter raadzaam te bepalen dat aan de verdachte voor dit feit geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Daarbij is het volgende van belang.
Ter terechtzitting van 28 oktober 2021 is de onderhavige strafzaak gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen de verdachte met parketnummer 10/810216-18. Hoewel voeging van beide strafzaken op grond van artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering in de rede lag, was dit technisch gezien niet mogelijk omdat de zaken in verschillende systemen stonden geregistreerd. In de strafzaak met parketnummer 10/810216-18 is de verdachte bij vonnis van deze rechtbank van 11 november 2021 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor het dealen van harddrugs in vereniging in de periode van 16 november 2017 tot en met 16 mei 2018. De pleegdatum van het bewezenverklaarde feit in de onderhavige zaak dateert van 11 mei 2018 en valt daarmee binnen de pleegperiode in het voormelde veroordelende vonnis. Gelet hierop en gelet op de straffen die in het veroordelende vonnis in de zaak met parketnummer 10/810216-18 aan de verdachte zijn opgelegd, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat in de onderhavige zaak kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of een maatregel. De rechtbank zal daarom artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toepassen.

8..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 mei 2018 te Vlaardingen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14,4 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 2,5 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.