Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Rechtbank Rotterdam
Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 11 mei 2018 te Vlaardingen opzettelijk 14,4 gram cocaïne en 2,5 gram heroïne aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de pleegdatum van dit feit valt binnen de periode van een eerder vonnis van gelijke datum, waarin de verdachte was veroordeeld voor drugshandel. Hierdoor was voeging van de zaken niet mogelijk, wat leidde tot de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet betreft, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, gezien de ernst van het feit en de reeds opgelegde straffen in de andere strafzaak. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf, en de beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier.