ECLI:NL:RBROT:2021:10939

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
10/811024-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van drugshandel na onvoldoende bewijs in Rotterdam

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van drugshandel, heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2021 uitspraak gedaan. De verdachte was betrokken bij een onderzoek naar de handel in verdovende middelen, waarbij hij samen met medeverdachten cocaïne en heroïne zou hebben verkocht. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een taakstraf van 50 uur, maar de rechtbank oordeelde anders. Tijdens de zittingen op 29 augustus 2018 en 28 oktober 2021 werd het bewijs tegen de verdachte kritisch bekeken. De rechtbank concludeerde dat de getuigenverklaringen, met name die van getuige [naam getuige 1], niet voldoende betrouwbaar waren om de verdachte te veroordelen. De rechtbank merkte op dat er gerede twijfel bestond over de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel, vooral omdat de verklaringen van getuigen niet consistent waren en er geen ander bewijs was dat zijn betrokkenheid kon aantonen. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan drugshandel. De rechtbank verklaarde dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten en sprak hem vrij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/811024-18
Datum uitspraak: 11 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsman mr. A.F.M. den Hollander, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2018 en 28 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 50 uur met aftrek van voorarrest, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. Uit het dossier blijkt dat de medeverdachten [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) en [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) minstens een half jaar lang samen de deallijn ‘ [naam lijn] ’ runden en cocaïne en heroïne verkochten. De verdachte is in mei 2018 enkele dagen betrokken geweest bij die handel in harddrugs. Zo heeft de getuige [naam getuige 1] (hierna: [naam getuige 1] ) verklaard dat hij [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en de verdachte op de hem getoonde foto’s herkent en dat hij op 16 mei 2018 vier zakjes cocaïne van de verdachte heeft gekocht. Daarnaast blijkt uit de tapgesprekken dat de verdachte na de aanhouding van [naam medeverdachte 2] op 11 mei 2018 in opdracht van [naam medeverdachte 1] ‘alles’ uit het huis van [naam medeverdachte 2] heeft gehaald. Gezien de gehele context van deze zaak kan het niet anders dan dat dit gesprek gaat over cocaïne en heroïne.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank zal de verdachte van het ten laste gelegde vrijspreken en overweegt daartoe als volgt.
In onderzoek Stratosfeer staat de verdenking van handel in verdovende middelen door de verdachte en zijn medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] centraal. Tijdens het onderzoek zijn de verdachten op 16 mei 2018 geobserveerd en zijn verschillende kopers van verdovende middelen gehoord als getuigen.
Gerelateerd is dat de politie op 16 mei 2018 om 17:40 uur in Vlaardingen heeft gezien dat er een overdracht plaatsvond tussen inzittenden van een Opel Corsa en een Mercedes bestuurd door koper [naam getuige 1] . Na deze overdracht heeft de politie [naam getuige 1] gecontroleerd. In zijn portemonnee zijn vier gripzakjes met wit poeder aangetroffen. [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij die dag van de personen in de Opel Corsa cocaïne had gekocht, dat [naam medeverdachte 1] de auto bestuurde, dat [naam medeverdachte 2] achterin de auto zat en dat hij de cocaïne had gekocht van de persoon die op de bijrijdersstoel zat. Die persoon herkende hij op foto’s die aan hem zijn getoond als de verdachte. Omdat de verdachte ontkent betrokken te zijn bij het ten laste gelegde en het bewijs daarvoor vrijwel volledig op de herkenning van [naam getuige 1] is gebaseerd, dient bij het gebruik van deze herkenning als bewijsmiddel behoedzaam te worden omgegaan.
Met betrekking tot de transactie op 16 mei 2018 om 17:40 uur valt op dat de politie op dat moment slechts twee personen in de Opel Corsa heeft waargenomen terwijl [naam getuige 1] heeft verklaard over drie inzittenden. Ongeveer twintig minuten na de overdracht zijn de inzittenden van de Opel Corsa gecontroleerd en heeft de politie geconstateerd dat op dat moment drie personen in de auto zaten. [naam medeverdachte 2] was de bestuurder, [naam medeverdachte 1] de bijrijder en de verdachte zat achterin de auto. Deze geconstateerde zitplaatsen van de verdachten komen niet overeen met wat [naam getuige 1] daarover heeft verklaard. Wel komen deze overeen met de verklaring van getuige [naam getuige 4] die ook bij de medeverdachten verdovende middelen kocht. Hij heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de verdachte op de hem getoonde foto’s herkent, maar dat hij hem alleen op de achterbank heeft zien zitten als [naam medeverdachte 2] of [naam medeverdachte 1] drugs kwam bezorgen. Ook andere afnemers van de verdovende middelen, zoals de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 3] hebben verklaard dat zij de verdachte wel herkennen maar dat zij nooit drugs bij hem hebben gekocht.
Gezien het voorgaande bestaat bij de rechtbank gerede twijfel over de betrouwbaarheid van het deel van de verklaring van [naam getuige 1] , namelijk dát deel waarin hij de verdachte als de verkoper van de verdovende middelen heeft aangewezen. Die twijfel moet in het voordeel van de verdachte worden uitgelegd, te meer omdat ander bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde ontbreekt. Uit het tapgesprek van 11 mei 2018, waar de officier van justitie naar verwijst, blijkt dat [naam medeverdachte 1] belt naar een telefoonnummer dat op naam van de verdachte staat en dat de gebruiker van dat nummer aan [naam medeverdachte 1] toestemming vraagt om ‘alles’ te pakken. Op basis van het dossier kan weliswaar worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die met [naam medeverdachte 1] heeft gesproken op 11 mei 2018, maar niet kan worden vastgesteld dat hij op die datum daadwerkelijk verdovende middelen uit de woning van [naam medeverdachte 2] heeft gehaald, nog daargelaten dat daaruit niet de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte in de ten laste gelegde periode heeft gehandeld in harddrugs.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks de periode van 11 mei 2018 tot en met 16 mei 2018 te Vlaardingen en/of Rotterdam en/of Schiedam en/of Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk meermalen heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.