ECLI:NL:RBROT:2021:10938

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
10/147093-19 vordering TUL: 10/051143-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot afpersing en veroordeling voor poging tot dwang met oog op redelijke termijn en strafoplegging

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing en poging tot dwang. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot afpersing, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte het oogmerk had om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. De verdachte had een betaalverzoek van € 290,- gestuurd naar de aangever, maar de rechtbank oordeelde dat dit bedrag bedoeld was voor testen op seksueel overdraagbare aandoeningen en niet voor wederrechtelijke bevoordeling. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit.

Echter, de rechtbank vond de poging tot dwang wel bewezen. De verdachte had de aangever bedreigd met een filmpje en had herhaaldelijk gedreigd om het bedrag van € 290,- te eisen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangever wederrechtelijk had gedwongen om het bedrag over te maken, wat leidde tot een veroordeling voor poging tot dwang. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken, wat resulteerde in een lagere taakstraf van 80 uren in plaats van de geëiste 240 uren. De rechtbank legde ook een verbeurdverklaring op voor de in beslag genomen iPhone 5s, die was gebruikt bij het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/147093-19
Parketnummer vordering TUL: 10/051143-19
Datum uitspraak: 10 november 2021
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gemachtigd raadsvrouw mr. M.F.A. van Pelt, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 27 oktober 2021 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.J. de Groot heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair, althans het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen iPhone 5s ([nummer 1], iPhone, chassisnummer: [nummer 2]);
  • afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/051143-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
4.1.1
Standpunt officier van justitie
Er is voldoende bewijs is voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit (poging tot afpersing). Hierbij heeft de officier van justitie erop gewezen dat er sprake is van bedreiging met geweld van de zijde van de verdachte door te zeggen “Je gaat eraan. Je gaat kapot”. Ook aan de overige vereisten voor een poging tot afpersing is voldaan.
4.1.2
Beoordeling
Om tot een bewezenverklaring van afpersing als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te kunnen komen, dient onder meer te worden bewezen dat de verdachte het oogmerk had om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Onder bevoordelen als bedoeld in dit artikel wordt volgens vaste jurisprudentie verstaan: elke verbetering van de positie, mits deze verbetering (dit voordeel) economische waarde heeft.
In deze zaak heeft de verdachte aangever op 11 juni 2019 per Whatsapp een betaalverzoek gestuurd voor een bedrag van € 290,- met als omschrijving ‘Verjaardag’. In vervolg daarop heeft de verdachte aan aangever, ook op 11 juni 2019, onder meer de volgende Whatsappberichten gestuurd: ‘gelukt’, ‘ik ga alle jongens een plas controle laten doen’, ‘kijken voor ziektes’, ‘is dat overgemaakt’, ‘alle jongens die bij jou zijn geweest, waar jij mee [hebt] gedate ik ga zijn plas laten testen bij privé ziekenhuis’.
Gelet op de hoogte van het bedrag van het betaalverzoek dat de verdachte aan aangever heeft gestuurd (€ 290,-) en de hiervoor weergegeven tekst van de Whatsappberichten, is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte het oogmerk had om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Het door aangever te betalen bedrag was immers kennelijk bedoeld voor testen op seksueel overdraagbare aandoeningen voor de jongens die bij aangever op bezoek waren geweest. De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrij spreken.
4.1.3
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2
Bewijswaardering t.a.v. het subsidiair ten laste gelegde
4.2.1
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde dwang. Hiertoe is aangevoerd dat er geen sprake is van dwang, omdat het om een onschuldig filmpje gaat (ondeugdelijk middel).
4.2.2
Beoordeling en conclusie
Anders dan bij de primair ten laste gelegde poging tot afpersing op grond van artikel 317 Sr is voor de subsidiair ten laste gelegde poging tot dwang op grond van artikel 284 Sr geen oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling vereist.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een filmpje naar de aangever heeft gestuurd waarin vier jongens te zien zijn in de badkamer van de aangever. Ook heeft de verdachte aan de aangever (Whatsapp)berichten heeft verstuurd, waarin de verdachte zegt “geen kanker grappen maken he”, “je gaat vastzitten voor pedofiel” en “je gaat KK veel problemen krijgen”. Verder heeft de verdachte de aangever een betaalverzoek verstuurd van € 290,-. Met het versturen van deze berichten en het filmpje in combinatie met het betaalverzoek, heeft de verdachte de aangever wederrechtelijk gedwongen om het bedrag van € 290,- over te maken. Daaraan heeft de aangever niet voldaan, zodat sprake is van een poging tot dwang. Het andersluidende betoog van de raadsvrouw wordt verworpen.
De verdachte zal van de onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde gedragingen worden vrijgesproken. Weliswaar heeft de aangever in zijn aangifte verklaard dat de verdachte telefonisch heeft gezegd “ik heb filmpjes van je en foto’s, je gaat er aan, je gaat kapot”, maar de aangifte vindt op dit punt onvoldoende objectieve steun in enig ander bewijsmiddel.
De rechtbank acht aldus de tenlastegelegde poging tot dwang op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het tweede gedachtestreepje.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
subsidiair,
hij in de periode van 8 juni 2019 tot en met 11 juni 2019 te
Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [naam slachtoffer] door bedreiging met enige feitelijkheid gericht tegen die [naam slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten een bedrag van 290,- euro aan hem, verdachte, over te maken onder dreiging van hetgeen is opgenomen aan verfeitelijking onder het primair ten laste gelegde, te weten dat hij, verdachte ,
- die [naam slachtoffer] een filmpje
heeftverstuurd en
- (vervolgens) die [naam slachtoffer] een betaalverzoek voor een bedrag van € 290,-
heeftverstuurd en
- (vervolgens) tegen die [naam slachtoffer] (via whatsapp)
heeftgezegd: 'Geen KK grappen
maken hé' en
- die [naam slachtoffer] een andere video
heeftverstuurd en
- tegen die [naam slachtoffer] (via whatsapp)
heeftgezegd: 'Je gaat vastzitten voor
pedofiel en 'Je gaat KK veel problemen krijgen'
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging om aangever wederrechtelijk te dwingen tot betaling van € 290,-. De verdachte heeft herhaaldelijk op dwingende wijze contact opgenomen met aangever en zich daarbij zodanig dreigend geuit dat aangever zich genoodzaakt zag naar de politie te stappen en enige tijd niet thuis heeft durven slapen. De verdachte lijkt onverschillig over de impact die zijn agressieve en dreigende taal heeft op de aangever.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2
Rapportage Reclassering Nederland
Reclassering Nederland, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 oktober 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een instabiele situatie op het gebied van huisvesting, dagbesteding en inkomen. De verdachte is in het kader van dit adviesrapport niet gesproken, waardoor de reclassering geen ander inzicht heeft gekregen in de beweegredenen van de verdachte dan wat er in dossierinformatie beschreven staat. In het kader van het schorsingstoezicht is de verdachte aangemeld bij De Waag voor agressiehantering. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden, samengevat, een reclasseringstoezicht, ambulante behandeling en een contactverbod met de aangever.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. Reden daarvoor is de gebrekkige medewerking van de verdachte met de reclassering in het kader van het schorsingstoezicht tot nu toe en het feit dat de verdachte onrechtmatig in Nederland verblijft.
Overschrijding redelijke termijn
Tussen de datum van inverzekeringstelling van de verdachte op 20 juni 2019 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim twee jaar en vijf maanden. Dit betekent dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, houdt de rechtbank hiermee rekening in matigende zin.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een taakstraf hebben opgelegd voor de duur van 100 uur. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een taakstraf van 80 uur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhone 5s verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de telefoon (geschoond) terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen iPhone zal worden verbeurd verklaard.
De verdachte kan de iPhone ten eigen bate aanwenden en het bewezen feit is met behulp van deze iPhone begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen tablet computer van het merk Alcatel zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, voor zover dat nog niet is gebeurd.

9..Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 13 juni 2019 van de politierechter in Dordrecht (parketnummer 10-051143-19) is de verdachte ter zake van onder meer mishandeling (huiselijk geweld) veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaar.
Bij de stukken bevinden zich geschriften waaruit blijkt dat de mededelingen als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post zijn toegezonden. De proeftijd is ingegaan op 18 juli 2019.
9.2.
Beoordeling
De verdachte heeft het hierboven bewezen verklaarde feit gepleegd vóór het wijzen van het vonnis van de politierechter in Dordrecht op 13 juni 2019 en (dus ook) vóór het ingaan van de proeftijd. Dat betekent dat de aan het vonnis van de politierechter verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, op het moment dat de verdachte het hierboven bewezen verklaarde feit pleegde nog niet was ingegaan.
De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, omdat geen sprake is van niet naleving door de verdachte van de algemene voorwaarde verbonden aan het vonnis van de politierechter.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 63 en 284 van het Wetboek van Strafrecht.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
76 urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
38 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
de Iphone 5s, [nummer 1], chassisnr: [nummer 2]
- gelast de teruggave, voor zover dit nog niet is gebeurd, aan verdachte van:
de Alcatel 8082 tablet, serienummer [nummer 3];
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 13 juni 2019 van de politierechter in Dordrecht in de zaak met parketnummer 10-051143-19 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt primair ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 8 juni 2019 tot en met 11 juni 2019 te
Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
een persoon genaamd [naam slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een
geldbedrag (290 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
immers heeft hij, verdachte,
- die [naam slachtoffer] een filmpje verstuurd en/of
- (daarbij) tegen die [naam slachtoffer] (telefonisch) gezegd: 'Ik heb filmpjes van je
en foto's. Ik heb heel veel bewijs tegen je. Je gaat eraan. Je gaat kapot.'
en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer] een betaalverzoek voor een bedrag van € 290,-
verstuurd en/of
- (vervolgens) tegen die [naam slachtoffer] (via whatsapp) gezegd: 'Geen KK grappen
maken hé' en/of
- die [naam slachtoffer] een andere video verstuurd en/of
- tegen die [naam slachtoffer] (via whatsapp) gezegd: 'Je gaat vastzitten voor
pedofiel en/of 'Je gaat KK veel problemen krijgen'
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair
hij in of omstreeks de periode 8 juni 2019 tot en met 11 juni 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het hem voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [naam slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige feitelijkheid gericht tegen die [naam slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten een bedrag van 290,- euro aan hem, verdachte, over te maken onder dreiging van hetgeen is opgenomen aan verfeitelijking onder het primair ten laste gelegde 317 Sr/45,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 284 lid 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)