ECLI:NL:RBROT:2021:10898

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
C/10/626887 / FA RK 21-7678
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 29 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. De zaak betreft een betrokkene die lijdt aan schizofrenie, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor zijn eigen veiligheid en die van anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren, ondanks positieve ontwikkelingen in zijn situatie door medicatie en begeleiding in een begeleide woonvorm. De advocaat van betrokkene heeft verzocht om afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en heeft een zorgmachtiging verleend voor de duur van drie maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank heeft ook bepaald welke vormen van verplichte zorg getroffen kunnen worden, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 8 november 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/626887 / FA RK 21-7678
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 29 oktober 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene], [geboorteplaats betrokkene],
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats betrokkene],
advocaat mr. J.A. van Gemeren te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen ter griffie op 13 oktober 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1], psychiater, van 7 oktober 2021;
  • de zorgkaart van 16 september 2021;
  • het niet-ondertekende zorgplan van 14 september 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene; en
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat; en
  • [naam 2], en [naam 3], beiden ambulant behandelaar van betrokkene, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is inmiddels met ontslag en woonachtig in een begeleide woonvorm. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de ambulant behandelaar verklaard dat het beter gaat met betrokkene door de medicatie en begeleiding binnen de begeleide woonvorm.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Namens betrokkene bepleit de advocaat afwijzing van het verzoek, omdat het beter gaat met betrokkene en hij zijn ambulante afspraken nakomt en ambulant behandelcontact toelaat. Volgens de advocaat heeft betrokkene gezonde weerstand tegen medicatie en erkent betrokkene tegelijkertijd ook de positieve effecten. De rechtbank volgt de advocaat niet in zijn verweer. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene is ambivalent ten aanzien van medicatiegebruik en behandeling, hetgeen ook ter zitting blijkt. De ambulant behandelaar heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat betrokkene minimaal zieke-inzicht toont waarbij het toedienen van depotmedicatie door de begeleiding als onveilig wordt ervaren vanwege de weerstand van betrokkene. Om die reden overwegen de behandelaren depotmedicatie in klinische setting toe te gaan dienen. Volgens de ambulant behandelaar heeft betrokkene eerder verklaard dat hij van het gebruik van medicatie af wil. Betrokkene is in het verleden zijn medicatie gestaakt met psychotische decompensatie en ernstig nadeel als gevolg. Gelet op het voorgaande is een reële kans aanwezig dat dit zich zal herhalen. Ondanks dat betrokkene momenteel ambulante afspraken nakomt, is het volgens de ambulant behandelaar nog te vroeg om de noodzakelijke zorg op vrijwillige basis te verlenen. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.5.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling met de aanwezige partijen besproken. Namens betrokkene verzoekt de advocaat de vorm van verplichte zorg
het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelenaf te wijzen. Dit omdat betrokkene sinds januari dit jaar is gestopt met het gebruik daarvan. Volgens de advocaat is het opnemen van deze vorm van verplichte zorg ten nadele van zowel het woongenot als het vertrouwen tussen betrokkene en de woonbegeleiders. De rechtbank volgt de advocaat in haar verweer.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudend dat betrokkene ambulant behandelcontact toelaat en ambulante behandelafspraken nakomt; en
  • het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en voeding, het verrichten van medische handelingen en therapeutische maatregelen en het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd.
2.6.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.8.
Momenteel is er sprake van positieve ontwikkelingen en het is om die reden goed om te kijken of de zorg over drie maanden op vrijwillige basis kan worden voortgezet. De zorgmachtiging zal daarom, anders dan verzocht, worden verleend voor de duur van drie maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.5. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 29 januari 2022;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 29 oktober 2021 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en op 8 november 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.