Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting van een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot deze machtiging werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 21 oktober 2021. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. J. van den Ende, en verschillende zorgprofessionals werden gehoord via een beeld- en geluidverbinding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een psychotische stoornis met een katatoon toestandsbeeld. Dit leidde tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren, aangezien de betrokkene onvoldoende bereidheid toonde om behandeling te accepteren. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.
De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De toegewezen vormen van verplichte zorg omvatten onder andere het toedienen van vocht, voeding en medicatie, en het beperken van de bewegingsvrijheid van de betrokkene. De rechtbank achtte de voorgestelde zorg evenredig en effectief, en voldeed aan de criteria van de Wvggz. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 5 november 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.