Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2021 een tussenbeschikking gegeven in een faillissementsprocedure. De verzoekster, een vennootschap naar Deens recht, had verzocht om faillietverklaring van de verweerster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. De verweerster heeft echter een beroep gedaan op de Tijdelijke Wet COVID-19 SZW en JenV, ook wel bekend als de Betalingsuitstelwet, en verzocht om aanhouding van het faillissementsrekest. De rechtbank heeft de procedure op 5 januari 2021 in gang gezet en de partijen geïnformeerd over de zitting. De verweerster heeft op 14 januari 2021 een beroep gedaan op de Betalingsuitstelwet, maar had niet het vereiste formulier ingediend. Na verschillende zittingen, waarbij de partijen telefonisch zijn gehoord, heeft de rechtbank op 2 februari 2021 de behandeling van het verzoekschrift aangehouden tot 6 april 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerster summierlijk aannemelijk heeft gemaakt dat zij door de COVID-19-pandemie in financiële problemen verkeert en dat er een vooruitzicht is dat zij haar schuldeisers na de gevraagde uitsteltermijn kan voldoen. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot aanhouding van de faillissementsprocedure toegewezen.