ECLI:NL:RBROT:2021:10837

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
9376747 CV EXPL 21-26207
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht - vordering tot betaling huurachterstand, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toegewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting BPL Pensioen en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, BPL Pensioen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, betaling van huurachterstand en ontruiming van het gehuurde. De gedaagde huurde een woning van BPL Pensioen en had een huurachterstand opgebouwd van meer dan vijf maanden, wat leidde tot de vordering van de verhuurder. Ondanks dat de gedaagde was opgeroepen, is zij niet verschenen op de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde haar verplichtingen niet is nagekomen en dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 5.452,32, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde opgedragen de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huur tot het moment van ontruiming en in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde aan het vonnis moet voldoen, ook als zij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9376747 CV EXPL 21-26207
uitspraak: 29 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting BPL Pensioen,
gevestigd te Woerden,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.J. Schapendonk,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘BPL Pensioen’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 30 juli 2021 met bijlagen;
het antwoord van [gedaagde];
het tussenvonnis van 30 augustus 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aanvullende productie van BPL Pensioen;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 september 2021.
[gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen op de mondelinge behandeling.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
[gedaagde] huurt de woning aan het adres [adres], met parkeerplaats [nummer 1] en berging [nummer 2], van BPL Pensioen. De huurprijs bedraagt op dit moment € 1.007,10 per maand. Partijen zijn overeengekomen dat de huur bij vooruitbetaling moet worden voldaan.
2.2
In de betaling van de huur is een achterstand ontstaan.

3..Het geschil

3.1
BPL Pensioen vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zaken en personen die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden onder afgifte van de sleutels aan BPL Pensioen, zo nodig met behulp van een deurwaarder, politie en/of justitie;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 5.452,32, te vermeerderen met de wettelijke rente over de openstaande maandbedragen vanaf 30 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen om vanaf 1 augustus 2021 tot aan het moment van de ontruiming € 1.007,10 (nog te verhogen met eventuele indexeringen) per maand te betalen;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
BPL Pensioen legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] is haar verplichting om tijdig de huur te betalen niet nagekomen. Het bedrag van € 5.452,32 is gebaseerd op € 5.038,59 aan huur tot en met juli 2021, € 373,52 aan buitengerechtelijke kosten en € 40,21 aan vervallen rente. Ondanks een betaling van € 1.007,10 door [gedaagde] op 1 september 2021 is de huurachterstand tot en met september 2021 alsnog opgelopen tot € 6.045,69. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst, aldus BPL Pensioen.
3.3
Op het verweer van [gedaagde] zal – voor zover van belang in onderhavige zaak – hierna verder worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde] erkent dat de huurachterstand op het moment van dagvaarden € 5.038,59 bedroeg. Dit bedrag heeft betrekking op de huur tot en met de maand juli 2021. [gedaagde] voert echter bij conclusie van antwoord aan dat ze ten aanzien van de huurachterstand een betalingsregeling wil treffen, maar dat BPL Pensioen dit weigert. Ter zitting heeft BPL Pensioen verklaard dat [gedaagde] op 23 juni 2021 een betalingsregeling had voorgesteld, maar dat zij direct daarna heeft nagelaten deze betalingsregeling na te komen. BPL Pensioen is dan ook niet langer bereid een betalingsregeling met [gedaagde] te treffen, waartoe zij ook niet verplicht kan worden. Nu [gedaagde], hoewel goed opgeroepen, niet ter zitting is verschenen, zal de kantonrechter uitgaan van de stellingen van BPL Pensioen op dit punt. [gedaagde] zal worden veroordeeld om het genoemde openstaande bedrag uit de dagvaarding aan BPL Pensioen te betalen. De wettelijke rente zal ook worden toegewezen, omdat vaststaat dat [gedaagde] met betaling van de huur in verzuim was.
4.2
BPL Pensioen heeft recht op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten als zij [gedaagde] heeft aangemaand om het verschuldigde openstaande bedrag binnen 15 dagen na de dag van ontvangst van de aanmaning alsnog te betalen, en betaling vervolgens is uitgebleven. Aan deze eis is voldaan en de hoogte van de gevorderde vergoeding komt overeen met de daarvoor vastgestelde tarieven. Ook dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
4.3
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur te betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te beëindigen (ontbinden). De rechter kan deze vordering alleen toewijzen als de huurachterstand een beëindiging van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Als uitgangspunt wordt wel genomen dat een huurachterstand van drie of meer maanden ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Zo kan van belang zijn of de lopende huur wordt betaald en of de huurder (een deel) van de achterstand alsnog heeft voldaan (zie HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR: 2018:1810). De huurachterstand bedraagt op het moment van dagvaarden meer dan vijf maanden. Een dergelijke achterstand rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Daar komt bij dat de huurachterstand inmiddels is opgelopen tot ruim zes maanden per september 2021. [gedaagde] verweert zich slechts beperkt, door zich ter rolzitting beknopt mondeling te verweren en niet op de mondelinge behandeling te verschijnen. [gedaagde] stelt dat zij de laatste maanden door mentale problemen impulsief met haar inkomsten is omgegaan, maar dat het inmiddels beter met haar gaat doordat ze nu hulp heeft. Hoe vervelend ook, komen deze omstandigheden voor rekening en risico van [gedaagde]. De vordering tot ontbinding en ontruiming zal daarom worden toegewezen. De termijn voor ontruiming wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.4
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot het moment dat zij de woning met al haar spullen heeft verlaten. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
4.5
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.6
Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan dit vonnis moet voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.
4.7
De beslissing
De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan BPL Pensioen te betalen € 5.452,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de openstaande maandbedragen vanaf 30 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres], met parkeerplaats [nummer 1] en berging [nummer 2], te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van BPL Pensioen te stellen;
veroordeelt [gedaagde] aan BPL Pensioen per maand te betalen € 1.007,10 (nog te verhogen met eventuele indexeringen) met ingang van de maand augustus 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van BPL Pensioen vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 123,60 aan dagvaardingskosten en € 622,- (2 punten x € 311,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236