ECLI:NL:RBROT:2021:10825

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
10/960172-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het uitvoeren van 4,5 kg MDMA met een brandblusser naar Kroatië

Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het uitvoeren van 4,5 kilogram MDMA. De verdachte had op 16 september 2018 een brandblusser gevuld met xtc-pillen naar Kroatië vervoerd, op verzoek van een medeverdachte. Tijdens de aanhouding op 18 september 2018 werd de brandblusser ontdekt, wat leidde tot de beschuldiging van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij zich schuldig maakte aan het uitvoeren van verdovende middelen, en dat hij daarmee voorwaardelijk opzet had. De rechtbank nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn financiële problemen en de druk van de medeverdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, samen met een taakstraf van 240 uur, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was, maar dat de omstandigheden aanleiding gaven tot een lichtere straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960172-19
Datum uitspraak: 10 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. C.H. van Keulen, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. S. Kubicz, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behoudens het ten laste gelegde medeplegen. Daarvan moet de verdachte worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 16 september 2018 vanuit Nederland naar Kroatië is gereden om daar, onder meer, een brandblusser af te leveren. Hij deed dit op verzoek van iemand anders, wiens naam hij uit angst voor represailles niet heeft willen noemen. De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat dit [naam medeverdachte 1] was. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij de brandblusser op 18 september 2018 bij de grens van Slovenië met Kroatië heeft afgegeven aan [naam medeverdachte 2] . Bij de aanhouding van [naam medeverdachte 2] op 18 september 2018 bleek dat in deze brandblusser 4,5 kilo xtc-pillen verstopt zat. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel vermoedde dat er in de brandblusser iets illegaals verstopt zat, “mogelijk medicijntjes of zoiets”.
Op grond van het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij verdovende middelen uitvoerde en daarmee heeft hij met (minst genomen) voorwaardelijk opzet gehandeld bij de uitvoer van de MDMA. Daarbij heeft hij, door de instructies van [naam medeverdachte 1] op te volgen en voor hem en [naam medeverdachte 2] het transport van deze pillen op zich te nemen, nauw en bewust met hen samengewerkt. Dat hij in de voorbereiding van het transport geen aandeel had, maakt dit niet anders. Het verweer wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij omstreeks 1 september 2018 tot en met 20 september 2018 in Nederland en Kroatië, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid van ongeveer
4,5 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen verklaarde feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet
gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de uitvoer van 4,5 kilo XTC-pillen. MDMA, het werkzame bestand van die pillen, is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in MDMA gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben die stof op de markt te brengen dienen te worden bestraft. Het is ernstig dat verdachte zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De verdachte verkeerde ten tijde van het bewezen verklaarde feit in benarde persoonlijke omstandigheden. Na zijn echtscheiding en de gedwongen -verliesgevende- verkoop van zijn koopwoning enkele jaren daarvoor is het met de verdachte bergafwaarts gegaan. De verdachte heeft slecht kunnen omgaan met de zorgen omtrent huisvesting, financiën en de gezondheid van zijn vader en is langzamerhand in een afhankelijke positie komen te staan van [naam medeverdachte 1] , voor wie hij klussen deed in ruil voor kost en inwoning. Inmiddels gaat het beter met de verdachte, hij woont bij zijn vader en heeft hij hulp bij het oplossen van zijn problemen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal hier echter op grond van de hiervoor beschreven persoonlijke omstandigheden van de verdachte van afzien. De verdachte verkeerde in een vervelende persoonlijke situatie. Tegen de druk die [naam medeverdachte 1] op hem uitvoerde om klussen uit te voeren, heeft de verdachte in die situatie onvoldoende weerstand kunnen bieden. Zo heeft hij ook de klus aanvaard om de brandblusser naar Kroatië te brengen, ook al vermoedde hij dat het mogelijk om een strafbaar feit ging. De verdachte heeft ter zitting inzicht getoond in zijn handelen en pakt zijn problemen aan.
7.4.1
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte rechtspersoon in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 26 november 2018 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Tussen 26 november 2018 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van bijna drie jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim elf maanden.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, zal dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
7.4.2.
Conclusie
Gezien het voorgaande zal in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden worden opgelegd. Het opleggen van een voorwaardelijke straf dient daarbij als stok achter de deur te fungeren om te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst opnieuw met strafbare feiten zal inlaten.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
232 (tweehonderdtweeëndertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
116 (honderdzestien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 september 2018 tot en met 20 september 2018 te Bergen op
Zoom, in elk geval in Nederland en/of Kroatië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van ongeveer
4,5 kilogram MDMA (XTC-pillen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet.