ECLI:NL:RBROT:2021:10824

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
C/10/602045 / HA ZA 20-765
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsdekking voor schade aan zeiljacht door gebrekkige gelcoat

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, eigenaar van een zeiljacht, en E.O.C. Onderlinge Schepenverzekering U.A. over de dekking van schade aan het zeiljacht. De eiseres ontdekte in 2017 scheurvorming (craquelé) in de romp van haar zeiljacht, dat zij in 2005 had aangeschaft en verzekerd bij EOC. Na een schadeaangifte en inspecties door experts, concludeerde de rechtbank dat de scheurvorming het gevolg was van een gebrekkige gelcoat, die tijdens de productie van het vaartuig onjuist was verwerkt. EOC had de dekking van de schade afgewezen, stellende dat de schade voortkwam uit slijtage en veroudering, wat niet onder de verzekering viel. De rechtbank oordeelde echter dat de schade wel degelijk gedekt was onder de verzekering, omdat het een eigen gebrek betrof. EOC werd veroordeeld tot betaling van de herstelkosten van € 28.373,02, alsook de kosten van de contra-expertise en wettelijke rente. De rechtbank wees de vordering van eiseres tot verklaring voor recht af, omdat zij geen concreet belang had aangetoond. De proceskosten werden eveneens aan EOC opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/602045 / HA ZA 20-765
Vonnis van 3 november 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. G. Barendregt te Alphen aan den Rijn,
tegen
maatschappij
E.O.C. ONDERLINGE SCHEPENVERZEKERING U.A.,
gevestigd te Meppel,
gedaagde,
advocaat mr. F.J. Hommersom te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en EOC genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 april 2020 met producties 1-6;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1-4;
  • de brief van [eiseres] van 5 maart 2021 met productie 17;
  • de mondelinge behandeling van 25 maart 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] is in 2005 eigenaar geworden van een zeiljacht genaamd “ [naam zeiljacht] ”, merk Victoire, type 1200 en bouwjaar 1995. De koopprijs van het zeiljacht was
€ 195.000,-.
2.2.
[eiseres] heeft het zeiljacht met ingang van 9 september 2005 verzekerd bij
DOV Scheepsverzekeringen N.V., thans genaamd EOC en ook als zodanig hier aangeduid. De bijbehorende verzekeringsvoorwaarden bevatten onder meer de volgende bepalingen:
“Artikel 1
Definities
(…)
N. Eigen gebrek
Onder eigen gebrek wordt verstaan een minderwaardige eigenschap of toestand van het materiaal, die niet hoort voor te komen in zaken van dezelfde soort en kwaliteit.
ARTIKEL 3
Schade aan het vaartuig
Verzekerde heeft aanspraak op vergoeding van door hem in zijn vermogen geleden schade door verlies van het geheel of een gedeelte, alsmede de kosten van herstel wegens beschadiging van het vaartuig door:
(…)
b. nalatigheid en verzuim van de schipper - ook wanneer deze eigenaar van het vaartuig is - en opvarenden, baldadigheid en nalatigheid van derden en alle andere van buiten komende onheilen, hoe ook genaamd;
(…)
f. enig gebrek, eigen gebrek of uit de aard en de natuur van het verzekerde vaartuig zelf onmiddellijk voortspruitende. De kosten voor het herstel van het eigen gebrek zelf zijn ook gedekt;
(…)
Schadevergoeding uit hoofde van bovengenoemde gebeurtenissen vindt plaats zonder aftrek wegens veronderstelde verbetering van oud tot nieuw. (…)
ARTIKEL 15
Uitsluitingen
De verzekeringsovereenkomst geeft geen dekking voor:
(…)
f. slijtage en/of schade voortvloeiende uit slijtage of onvoldoende zorg voor onderhoud door verzekerde; (…)i. schade door de geleidelijke inwerking van:
-licht en/of vocht;
-bodem-, water- en luchtverontreiniging (…)
2.3.
In 2010 heeft [eiseres] de romp van het zeiljacht opnieuw laten schilderen door [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ).
2.4.
Eind 2017 heeft [eiseres] craquelé (scheurvorming) op verschillende plaatsen in de romp ontdekt. Op 13 januari 2018 heeft [eiseres] de craquelé via een schadeaangifteformulier gemeld bij EOC.
2.5.
Naar aanleiding van de schademelding is het zeiljacht in opdracht van EOC door [persoon A] van [naam bedrijf 2] op 29 januari en 7 maart 2018 geïnspecteerd. Het expertiserapport van 2 mei 2018 met kenmerk 218014 (hierna: het eerste [naam bedrijf 2] rapport) luidt – voor zover relevant – als volgt:
“Toelichting 1
Tijdens onze 1e expertise hebben wij geconstateerd, dat er kleine scheurtjes in de lak en in de onderliggende gelcoat van de romp van het vaartuig van verzekerde zitten, zie bijlage 1, foto’s 1 t/m 12.
Daar wij vermoeden, dat het hier scheurtjes betreft, welke vanuit de onderliggende gelcoat ontstaan, heeft verzekerde in samenspraak met ons, de reparateur opdracht gegeven om een gedeelte van de gelcoat weg te halen, zodat het onderliggende beeld voor ons duidelijk werd.
Nadat dit heeft plaatsgevonden, hebben wij het uitgehakte gedeelte geïnspecteerd en geconstateerd, dat de scheurtjes tot diep in de gelcoat waarneembaar zijn, zie bijlage 2, foto’s 1 t/m 6.
Het vaartuig is in 1995 nieuw geleverd. Verzekerde heeft het vaartuig in 2010 laten overschilderen met een Awlgrip conserveringssysteem. De nu zichtbare schade wordt veroorzaakt door de onderliggende gelcoat. Deze is tijdens de productie van het vaartuig onjuist verwerkt en van lagere kwaliteit geweest.
Ook hebben wij de Awlgrip aangetroffen in de scheurtjes, zie bijlage 2, foto’s 1 t/m 6. Wij kunnen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid stellen, dat de scheurtjes in de gelcoat tijdens het aanbrengen van de verflaag in 2010 in gelijke of mindere vorm reeds aanwezig waren.
De elementen der natuur zoals temperatuurverschillen en UV-straling hebben in combinatie met de onjuist verwerkte / lagere kwaliteit van de gelcoat, de scheurvorming in de gelcoat veroorzaakt.
(…)
Toelichting 3
Wij hebben voor het herstel van de schade een offerte ontvangen van MYS te Medemblik ad €28.373,02 incl. BTW, zie bijlage 3. In deze bijlage is duidelijk te zien wat de kosten zullen zijn voor het verwijderen van de gehele gelcoat (€ 4.703,24 Incl. BTW), het aanbrengen van primer en het strak plamuren van de romp (€11.827,75 incl BTW) en het spuiten van de romp (€ 9.144,92 incl. BTW).
Bovengenoemde kosten zijn voor het geheel verwijderen van de inferieure gelcoat en het aanbrengen van een compleet nieuw conserveringssysteem.
(…)
Toelichting 5
Het betreft in onderhavig geval een schade, welke reeds aanwezig was voordat verzekerde de romp van het vaartuig heeft laten voorzien van een gedeeltelijk nieuw conserveringssysteem. (…)”
2.6.
Bij brief van 11 mei 2018 wijst EOC dekking van de craquelé-schade af en schrijft daarin – voor zover relevant – het volgende:
“Intussen zijn wij in het bezit gekomen van het expertiserapport. De expert schrijft in zijn rapport, dat de oorzaak van de craquele gezocht moet worden in een mindere kwaliteit gelcoat die destijds door de werf is aangebracht in combinatie met veroudering van de gelcoat door weersinvloeden.
Dit betekent, dat er ons inziens tijdens de productie gekozen is voor een mindere kwaliteit gelcoat. Een mindere kwaliteit gelcoat zal eerder door weersinvloeden worden aangetast, waardoor er craquele ontstaat in de gelcoat.
Feitelijk kunnen wij hier stellen, dat hier sprake is van slijtage / veroudering van de gelcoat in combinatie met geleidelijke inwerking van licht (UV) op de gelcoat, waardoor de veroudering van de gelcoat en de craquele in de gelcoat is ontstaan.
Ons inziens is er geen sprake geweest van een van de genoemde gebeurtenissen onder artikel 3 van de polisvoorwaarden PLV 01/2010. Wij zijn de mening toegedaan, dat hier sprake is van slijtage en
geleidelijke inwerking van licht (LTV).”
2.7.
Naar aanleiding van de afwijzing van dekking door EOC heeft [eiseres] [naam bedrijf 3] verzocht een contra-expertise te houden. Het expertiserapport van [naam bedrijf 3] uit januari 2020 (hierna: het [naam bedrijf 3] expertiserapport) vermeldt onder meer het volgende:
“De Victoire 1200 “ [naam zeiljacht] " heeft een massieve, vollaminaat polyester romp.
Tijdens de bouw van de polyester romp, wordt de romp voorzien van een gelcoat laag. (…)
[naam bedrijf 1] heeft de gelcoat geschuurd om de nieuw verflagen te kunnen aanbrengen.
De heer [persoon B] gaf aan dat hij tijdens het schuren geen barstjes heeft kunnen constateren
Wanneer een gelcoat laag geschuurd wordt zijn oneffenheden en barsten juist zichtbaar. Daarmee is ondergetekende mening dat de gelcoat toen geen barstjes vertoonde.
Als men toen barstjes in de gelcoat had geconstateerd gaat ondergetekende er vanuit dat men alarm had geslagen, omdat elke schilder weet dat over barsten heen schilderen/rollen, problemen geeft.
De barstjes in de verf en de gelcoat, moeten eerst in de gelcoat zijn ontstaan en later in het verfsysteem.
Als gevolg van het aangebrachte verfsysteem, de kwaliteit van de gelcoat, de additieven in de verf, moet de gelcoat zijn gebarsten. Door de barstjes in de gelcoat zijn de barstjes in de aangebrachte verflagen weer ontstaan.
De heer [persoon C] schrijft in zijn rapport “dat de gelcoat tijdens de productie van het vaartuig onjuist is verwerkt en van lagere kwaliteit geweest"
Ondergetekende is het eens met de heer [persoon C] , omdat het veel voorkomt dat polyester jachten met een verbleekte of beschadigde gelcoat worden overgeschilderd of gespoten, waarbij deze schade niet ontstaat.
Conclusie
Na het aanbrengen van de laklagen op de orinele gelcoat, is deze door additieven aangetast en zijn er barstjes ontstaan. Dit heeft geresulteerd in barsten in het huidige verfsysteem.
Schadevaststelling
Omdat er barstjes in de gelcoat zitten moet deze gelcoat laag geheel worden verwijderd tot op het laminaat. Hierdoor is het overschilderen van de romp kostbaar geworden, wat ook naar mening van Medemblik Yacht Service en de heer [persoon C] , onontkoombaar is.
In de bijlage treft u de offerte aan van Medemblik Yacht Service aan.
Deze offerte is van 21 maart 2018 en zal moeten worden aangepast aan het huidige prijs niveau van 2020.
Deze offerte is totaal inclusief BTW € 28.373,-“
2.8.
Bij brief van 4 maart 2020 schrijft [persoon C] van [naam bedrijf 2] (hierna: het tweede [naam bedrijf 2] rapport) – voor zover relevant – het volgende aan EOC:
“(…)
 In mijn rapport met kenmerk 218014 deel ik in toelichting 1 mede, dat de scheurtjes in de gelcoat tijdens het aanbrengen van de verflaag in 2010, in gelijke of mindere vorm reeds aanwezig waren. (…)
 Wij zijn van mening, dat de elementen der natuur zoals temperatuurverschillen en
UV-straling de scheurvorming in de gelcoat hebben veroorzaakt.
 Met een lagere kwaliteit van de gelcoat wordt bedoeld: welke gelcoat is gebruikt /
aangeschaft. Net als bij laksoorten is er bij gelcoat verschil in kwaliteit en prijs.
Hoe lager de prijs, hoe lager de kwaliteit, hoe groter de invloed van elementen der natuur op de gelcoat. (…)
 De in de romp aanwezige scheurtjes zijn geen wezenlijk gebrek, maar cosmetisch.
De sterkte van de constructie heeft hier niet onder te lijden.
  • De gelcoat is in de eerste 15 jaar van gebruik door gebruikelijke slijtage en weersinvloeden aangetast waardoor er craquelé is ontstaan en waardoor zij is verkrijt. Wij kunnen hierdoor feitelijk stellen, dat er eigenlijk in 2010 al groot onderhoud uitgevoerd had moeten worden aan de gelcoat. Verzekerde heeft kennelijk toen gekozen voor een goedkopere oplossing door het schip alleen te voorzien van een verfsysteem.
  • Afhankelijk van de kwaliteit van de gelcoat en de blootstelling aan de elementen der natuur zal er tussen 5 tot 20 jaar duidelijke sporen van aantasting door de elementen der natuur optreden. Het is dan ook niet vreemd, dat bij dit vaartuig na 15 jaar de sporen dermate zijn geworden, dat verzekerde ervoor heeft gekozen om op het vaartuig een nieuw conserveringssysteem aan te brengen.
  • Het beeld dat wij van het schip hebben gekregen is dat de gelcoat en het verfsysteem aan regulier groot onderhoud toe zijn.
  • De geconstateerde kwaliteit van de gelcoat maakt niet dat deze minderwaardig is, of dat het niet geschikt was voor het doel waarvoor zij is gebruikt.
  • Het geheel overziende, is er dan ook sprake van een normale onderhoudskwestie, waarbij de kwaliteit van de gelcoat als zodanig geen rol heeft gespeeld of op van invloed was.
  • Wij zijn dan ook van mening, dat hier sprake is van een onderhoudszaak en niet van een eigen gebrek. (…)”

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. voor recht te verklaren dat EOC op grond van de verzekeringsovereenkomst verplicht
is de schade die [eiseres] heeft geleden verband houdende met het craquelé
aan de romp van het zeiljacht te vergoeden;
B. EOC te veroordelen tot betaling van € 29.935,03, althans de schade die
[eiseres] heeft geleden verband houdende met de craquelé aan de romp van het
zeiljacht, aan [eiseres] te vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente berekend over de
periode van verzuim (3 mei 2018, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te
bepalen datum) tot aan de dag der algehele voldoening van de vordering;
C. EOC te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten aan
[eiseres] , begroot op € 1.058,73;
D. EOC te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding aan [eiseres] , op
grond van artikel 237 lid 1 Rv; en
E. EOC te veroordelen tot betaling van de eventuele nakosten aan [eiseres] , als
bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv, begroot op € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in
het geval van betekening, alsmede de eventuele verdere executiekosten;
een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en te
vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten indien en voor zover betaling niet
binnen de termijn plaatsvindt.
3.2.
EOC voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring, althans afwijzing van de vordering, met veroordeling in de (na)kosten van het geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Heeft [eiseres] tijdig schade gemeld bij EOC?

4.1.
Allereerst is aan de orde of [eiseres] tijdig de craquelé-schade aan haar zeiljacht bij EOC heeft gemeld. Volgens EOC heeft [eiseres] zich niet aan de klachttermijn van ruwweg drie maanden gehouden.
Vast staat in dit kader dat [eiseres] op 13 januari 2018 een schadeaangifteformulier heeft ingediend bij EOC. Volgens [eiseres] heeft zij de craquelé zeer kort daarvoor, eind 2017, ontdekt in de romp maar zij heeft niet nader gespecificeerd wanneer dit precies was. Wanneer EOC al wordt gevolgd in haar stelling dat [eiseres] niet heeft voldaan aan haar klachtplicht om tijdig haar schade te melden bij EOC, dan geldt dat gesteld noch gebleken is dat EOC daar enig nadeel van heeft ondervonden, danwel anderszins in een redelijk belang is geschaad als bedoeld in artikel 7:941 lid 4 BW.
De rechtbank passeert dan ook het terzake gevoerde verweer door EOC en komt toe aan de vraag die partijen vooral verdeeld houdt, te weten of de oorzaak van de craquelé in de romp van het zeiljacht een door de verzekering gedekte gebeurtenis is.
Is de craquelé-schade gedekt onder de verzekering?
4.2.
Volgens [eiseres] is dit het geval, ter onderbouwing waarvan zij verwijst naar het eerste expertiserapport van [naam bedrijf 2] en het [naam bedrijf 3] expertiserapport. Uit beide rapporten volgt dat er sprake is van een gebrekkige gelcoat. Volgens het [naam bedrijf 3] expertiserapport is de craquelé, naast de gebrekkige gelcoat, het gevolg van additieven/weekmakers van de verf die in 2010 door [naam bedrijf 1] is aangebracht. Een gebrekkige gelcoat is een door de verzekering gedekt eigen gebrek, als bedoeld in artikel 3 sub f. Ten aanzien van de additieven geldt dat op grond van artikel 3 sub b van de verzekeringsvoorwaarden schade als gevolg van een van buitenkomend onheil c.q. nalatigheid van derden eveneens is gedekt onder de verzekering. Er is dan ook een causaal verband tussen het eigen gebrek (gelcoat) c.q. van buitenkomend onheil en de schade aan de romp. Zonder deze oorzaken zou de schade niet zijn ontstaan, aldus [eiseres] .
4.3.
EOC betwist dat de oorzaak van de schade het gevolg is van een minderwaardige gelcoat en zij betwist dat dit zou blijken uit het eerste [naam bedrijf 2] rapport, danwel het [naam bedrijf 3] expertiserapport. De gelcoat was in 2010 niet meer geschikt om als ondergrond te gebruiken voor het opnieuw schilderen van de romp en had op dat moment geheel moeten worden vervangen in het kader van groot onderhoud, zoals ook volgt uit het tweede [naam bedrijf 2] rapport. [naam bedrijf 2] wijst erop dat verkleuring/verkrijting van de romp zijn oorzaak vindt in natuurlijke invloeden/geleidelijke inwerking van licht en/of vocht. Daaruit volgt dat de
schade aan de romp in ieder geval (mede) is veroorzaakt door een in artikel 15 van de polisvoorwaarden uitgesloten gebeurtenis.
De redelijke levensduur van deze gelcoat was maximaal 15 jaar. Wanneer [eiseres] opvolging had gegeven aan haar onderhoudsverplichtingen en in 2010, in plaats van een goedkope oplossing te kiezen door over de verweerde gelcoat heen te schilderen, zij gekozen had voor het vervangen van de gelcoat, mag met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden aangenomen dat het craquelé niet was ontstaan. Nu [eiseres] niet heeft voldaan aan de verplichting van voldoende zorg/onderhoud, is er ook sprake van een uitsluiting van schade op grond van artikel 15 sub f van de verzekeringsvoorwaarden.
Voorts stelt EOC zich op het standpunt dat deze schade voorkomen had kunnen worden
wanneer de heer [persoon B] op oordeelkundige wijze in 2010 de werkzaamheden aan de romp had
uitgevoerd en dat het, het huidige feitencomplex in aanmerking genomen, ongeloofwaardig is dat er op dat moment geen scheurtjes zouden zijn en dat het waarschijnlijker is dat de heer
[persoon B] hetzij over de scheurtjes heen heeft gekeken of deze heeft genegeerd en vervolgens
over deze scheurtjes heen heeft geschilderd.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.5.
Expert [persoon A] heeft als eerste onderzoek gedaan naar de (oorzaak van de) craquelé schade aan de romp. De rechtbank hecht waarde aan het eerste [naam bedrijf 2] rapport nu de deskundigheid van expert [persoon A] niet in geschil is tussen partijen en zijn onpartijdigheid evenmin. De rechtbank merkt in dit kader op dat [persoon A] zijn rapport weliswaar in opdracht van EOC heeft opgesteld maar geen blijk geeft van een vooringenomenheid voor de positie van EOC, danwel voor die [eiseres] . Dit stemt ook overeen met de kwalificatie van [persoon A] als onafhankelijk scheeps- en werktuigbouwkundig expert, zoals blijkt uit pagina 5 van zijn rapport. De rechtbank gaat dan ook uit van de onpartijdigheid van [persoon A] , alsmede van zijn deskundigheid. De rechtbank kan de expert ook volgen in zijn bevindingen en conclusies, die logisch en onderbouwd zijn en merkt hierover nog het volgende op.
[persoon A] heeft na een visuele inspectie monsters laten nemen uit de romp, die hij ook heeft bestudeerd. In het eerste [naam bedrijf 2] rapport beschrijft hij zijn bevindingen en komt hij tot de conclusie dat “
de nu zichtbare schade wordt veroorzaakt door de onderliggende gelcoat. Deze is tijdens de productie van het vaartuig onjuist verwerkt en van lagere kwaliteit geweest.” Bij zijn schadebegroting kwalificeert hij de gelcoat als ‘
inferieur’.
Deze conclusies van de expert zijn duidelijk en kunnen niet anders worden uitgelegd dan dat volgens de expert de craquelé zijn oorzaak vindt in een gelcoat die van mindere, inferieure kwaliteit is dan verwacht mocht worden van een zeiljacht als de “ [naam zeiljacht] ”. Verderop in het rapport schrijft de expert nog dat naast “
de onjuist verwerkte / lagere kwaliteit van de gelcoat, de scheurvorming in de gelcoat” is veroorzaakt door “
de elementen der natuur zoals temperatuurverschillen en UV-straling”. Op grond van deze conclusie heeft EOC bij brief van 11 mei 2018 dekking afgewezen, maar de rechtbank volgt haar daarin niet. De rechtbank begrijpt de conclusie van [persoon A] aldus dat de elementen der natuur, waaraan elk zeiljacht onderhevig is, (enkel) invloed hebben gehad op scheurvorming in de romp vanwege de onjuist verwerkte kwaliteit van de gelcoat. De elementen der natuur kunnen daardoor niet als primaire, dominerende oorzaak (ofwel als
dominant cause) van de scheurvorming worden beschouwd. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de elementen der natuur niet gelden als de rechtens relevante oorzaak voor het ontstaan van de craquelé-schade. Artikel 15 sub i van de verzekeringsvoorwaarden is daarom niet aan de orde.
4.6.
[naam bedrijf 3] schrijft in zijn expertiserapport dat hij zich kan vinden in de conclusie van expert [persoon A] dat de gelcoat tijdens de productie van het vaartuig onjuist is verwerkt en van lagere kwaliteit geweest. [naam bedrijf 3] komt daarnaast tot een aanvullende verklaring voor de scheurvorming in de gelcoat, te weten dat de additieven/weekmakers van de verf die in 2010 door [naam bedrijf 1] is aangebracht de scheurvorming heeft veroorzaakt, dit in combinatie met de kwaliteit van de gelcoat. De rechtbank constateert dat experts [persoon A] en [persoon D] terzake het ontstaan van de scheurvorming een tegenstrijdig standpunt innemen. [persoon A] schrijft in zijn rapport: “
we kunnen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid stellen, dat de scheurtjes in de gelcoat tijdens het aanbrengen van de verflaag in 2010 in gelijke of mindere vorm reeds aanwezig waren.” terwijl [persoon D] meent dat de scheurvorming na het aanbrengen van het nieuwe verfsysteem in 2010 is ontstaan.
Nu de conclusies van [persoon A] gebaseerd zijn op analyse van de monsters die genomen zijn uit de romp, hecht de rechtbank hier meer waarde aan dan de conclusies van [persoon D] die zijn gebaseerd op de in 2019/2020 afgelegde verklaring van [naam bedrijf 1] over het door hem aangebrachte verfsysteem in 2010. De rechtbank sluit zich wat die verklaring betreft aan bij de daar tegen door EOC gevoerde bezwaren, gelet op het feit dat [naam bedrijf 1] verklaart over werkzaamheden die hij bijna tien jaar daarvoor heeft verricht en gelet op het feit dat hij een belang heeft bij het afleggen van de verklaring zoals hij heeft gedaan.
4.7.
In het tweede [naam bedrijf 2] rapport wordt door expert [persoon C] getracht de conclusies van expert [persoon A] te nuanceren. Volgens EOC is er ook sprake van voortschrijdend inzicht.
Volgens expert [persoon C] is de gelcoat – kort samengevat – in de eerste 15 jaar van gebruik door gebruikelijke slijtage en weersinvloeden aangetast waardoor er craquelé is ontstaan en waardoor zij is verkrijt. [eiseres] betwist gemotiveerd de juistheid van het tweede [naam bedrijf 2] rapport. De rechtbank overweegt als volgt.
4.8.
Expert [persoon C] komt tot zijn conclusie dat er in 2010 al sprake was van onvoldoende onderhoud zonder deze nader te onderbouwen. Die nadere onderbouwing was wel op zijn plaats geweest, te meer nu de staat van (onderhoud van) het zeiljacht in de eerdere rapporten van [persoon A] en [persoon D] niet als slecht is getypeerd of als oorzaak van de craquelé is aangewezen. [eiseres] heeft ook gesteld dat zij voor het jaarlijkse onderhoud heeft gezorgd, hetgeen niet gemotiveerd is betwist door EOC zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat tussen partijen niet in geschil is dat expert [persoon C] het zeiljacht slechts aan een (beperkte) visuele inspectie heeft onderworpen, terwijl de andere twee experts naast een visuele inspectie technisch onderzoek hebben gedaan naar de gelcoat, door respectievelijk het nemen van monsters en door het afkrabben van een deel van het verfsysteem. De rechtbank volgt expert [persoon C] dan ook niet in zijn niet nader onderbouwde conclusie dat de craquelé het gevolg is van gebrek aan onderhoud in 2010. Ditzelfde geldt voor de conclusie van expert [persoon C] dat de geconstateerde kwaliteit van de gelcoat niet maakt dat deze minderwaardig is of dat het niet geschikt was voor het doel waarvoor zij is gebruikt. Deze eveneens niet nader onderbouwde conclusie is niet in lijn met de eigenaarshandleiding van Victoire 1200 zeiljachten (productie 17 [eiseres] ) waarin op pagina 43 het volgende over groot onderhoud aan het bovenwaterschip is geschreven:
“De gelcoat van romp en dek beschermt het onderliggende laminaat. Beschadiging van de gelcoat bijvoorbeeld als gevolg van een aanvaring met een steiger tijdens het aanleggen kan inwatering van het laminaat tot gevolg hebben. Daarom is het van groot belang dat de gelcoat intact blijft. Controleer de gelcoat regelmatig op krassen en beschadigingen. Beschadigingen dient u zo snel mogelijk te repareren om gevolgschade te voorkomen.”
4.9.
De rechtbank kan zich voorts niet aan de indruk onttrekken dat het tweede [naam bedrijf 2] rapport is geschreven ter ondersteuning van de afwijzing van verzekeringsdekking door EOC. Expert [persoon C] , naamgever van [naam bedrijf 2] expertisebureau, nuanceert immers conclusies van een andere expert die namens zijn expertisebureau een expertiserapport heeft afgegeven in opdracht van EOC en komt daarnaast tot andere conclusies. Waar het rapport van expert [persoon A] de stellingen van [eiseres] onderbouwt, voert expert [persoon C] daarentegen redenen aan waarom de craquelé-schade niet zou zijn gedekt door de verzekering. De wijze van totstandkoming en de inhoud van het tweede [naam bedrijf 2] rapport duidt dan ook op een bepaalde vooringenomenheid van [persoon C] ten gunste van EOC, zodat de rechtbank [eiseres] volgt in haar stelling dat niet uitgegaan kan worden van de onpartijdigheid van expert [persoon C] .
4.10.
Gelet op hetgeen in 4.8 en 4.9 is overwogen over het tweede [naam bedrijf 2] rapport, is de rechtbank van oordeel dat het verweer van EOC dat de craquelé-schade niet gedekt is onder de verzekering niet kan worden onderbouwd met het tweede [naam bedrijf 2] rapport. De rechtbank stelt vast dat EOC geen andere onderbouwing heeft aangevoerd voor het door haar gevoerde verweer.
4.11.
Het vorengaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank op grond van het eerste [naam bedrijf 2] expertiserapport tot het oordeel komt dat de craquelé zijn oorzaak vindt in een gelcoat die van mindere, inferieure kwaliteit is dan verwacht mocht worden van een zeiljacht als de “ [naam zeiljacht] ”. Daarmee wordt voldaan aan de definitie van eigen gebrek in de verzekeringsvoorwaarden waar in artikel 1 sub N onder eigen gebrek wordt verstaan een minderwaardige eigenschap of toestand van het materiaal, die niet hoort voor te komen in zaken van dezelfde soort en kwaliteit. Op grond van artikel 3 sub f van de verzekeringsvoorwaarden zijn de kosten voor het herstel van het eigen gebrek gedekt door de verzekering.
EOC moet de herstelkosten van € 28.373,02 vergoeden
4.12.
Vervolgens is het de vraag welke schade voor vergoeding in aanmerking komt.
[eiseres] sluit in dit kader aan bij de schadebegroting van Medemblik Yacht Service B.V. die uitkomt op het bedrag van € 28.373,02 voor het verwijderen van de gelcoat, het aanbrengen van een nieuwe gelcoat en het aanbrengen van een nieuw conserveringssysteem. Deze schadebegroting is ook door experts [persoon A] en [persoon D] overgenomen.
4.13.
EOC betwist niet dat de kosten voor het verwijderen van de gelcoat, het aanbrengen van een nieuwe gelcoat en het aanbrengen van een nieuw conserveringssysteem zijn zoals opgenomen in de schadebegroting. EOC betwist evenmin dat deze werkzaamheden in beginsel nodig zijn om de gelcoat van de romp van een zeiljacht te herstellen. EOC voert daarentegen wel het verweer dat [eiseres] geen recht heeft op de volledige reparatiekosten. EOC stelt in dit kader dat [eiseres] aanspraak maakt op de voor haar meest gunstige wijze van herstel van het schip, namelijk een volledig herstel van de romp. Daarmee zou [eiseres] dus een volledig nieuwe romp ontvangen op een schip wat inmiddels 22 jaar oud is en in een beduidend betere positie komen dan voor de schadesituatie. Dat is in strijd met het indemniteitsbeginsel, dat een verzekerde niet beter van een schade-uitkering mag worden, en in strijd met de redelijkheid en billijkheid. EOC beroept zich dan ook op een matiging van de vorderingen van [eiseres] . Volgens EOC doet het bedrag van € 9.500,- voor het overschilderen van de romp, zoals in 2010 is gebeurd, meer recht aan de situatie, nu dit bedrag [eiseres] in de positie brengt waarin zij in 2010 verkeerde.
4.14.
Met [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat EOC op grond van artikel 3 van de verzekeringsvoorwaarden gehouden is om de volledige kosten van herstel van het eigen gebrek te vergoeden, zonder aftrek wegens veronderstelde verbetering van oud tot nieuw. Deze voorwaarde zijn partijen overeengekomen bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst en moet dan ook nagekomen worden door EOC. EOC heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden geoordeeld dat naleving van deze afspraak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zodat de rechtbank aan deze stelling van EOC voorbij gaat. Het gevorderde bedrag voor herstel van de craquelé-schade van € 28.373,02 zal worden toegewezen.
EOC moet de kosten verband houdend met de contra-expertise vergoeden van € 1.198,01
4.15.
Naar aanleiding van de dekkingsafwijzing door EOC op grond van het eerste [naam bedrijf 2] expertiserapport, heeft [eiseres] een contra-expertiserapport laten opstellen door [persoon D] . De kosten hiervan bedroegen € 961,95. [eiseres] stelt voorts kosten te hebben gemaakt in verband met het herstel van de als gevolg van het onderzoek aan het schip veroorzaakte schade voor het bedrag van € 236,06. De gemaakte kosten voor het vaststellen van de (oorzaak van de) craquelé schade van in totaal € 1.198,01 zijn niet onredelijk. Deze kosten hadden niet hoeven te worden gemaakt als EOC de verzekeringsdekking had toegewezen op grond van het eerste [naam bedrijf 2] rapport, zoals de rechtbank in dit vonnis ook doet. EOC betwist de kosten niet en wordt daarom op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW veroordeeld tot vergoeding hiervan.
EOC is de wettelijke rente over € 29.571,03 verschuldigd
4.16.
[eiseres] vordert wettelijke rente over het toegewezen bedrag van € 29.571,03, daags na de datum van het eerste [naam bedrijf 2] expertiserapport, te weten 3 mei 2018. EOC heeft hiertegen geen verweer gevoerd zodat de gevorderde rente over voornoemd bedrag zal worden toegewezen per die datum.
Verklaring voor recht wordt afgewezen
4.17.
De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen. [eiseres] heeft niet gesteld welk concreet belang zij daarbij heeft naast de (toe te wijzen) schadevergoeding.
EOC is buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd
4.18.
[eiseres] maakt aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt verder vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van
€ 1.058,73 aan buitengerechtelijke incassokosten is in overeenstemming met het in het Besluit bepaalde tarief op grond van de toegewezen hoofdsom. De rechtbank zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen.
4.19.
EOC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 106,47
- griffierecht € 937,00
- salaris advocaat
€ 1.442,00(2 punten × tarief III EUR 721,00)
Totaal € 2.485,47
4.20.
De vordering van [eiseres] om EOC te veroordelen in de nakosten wordt, ten gunste van [eiseres] , toegewezen op de manier die bij de beslissing hieronder is vermeld.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt EOC om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 30.629,76 (dertigduizend zeshonderdnegenentwintig en zesenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 29.571,03 met ingang van 3 mei 2018 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt EOC in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 2.485,47,
5.3.
veroordeelt EOC tegenover [eiseres] , indien EOC niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, tot betaling van € 163,- aan nasalaris voor de advocaat te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag der algehele voldoening; indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met € 85,- en de kosten van de betekening, beide bedragen vanaf de dag van betekening te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW tot de dag der algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2021.
2054/2438