Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een incident waarbij Klatten Installaties B.V. een vordering heeft ingediend tot onbevoegdheid van de rechtbank op grond van een arbitraal beding. Klatten stelde dat de geschillen tussen partijen, voortvloeiend uit een overeenkomst van aanneming van werk, door de Raad van Arbitrage voor de Metaalnijverheid en -Handel moesten worden beslecht, zoals opgenomen in de Algemene Leveringsvoorwaarden Installerende Bedrijven 2007 (ALIB). Breman Utiliteit Rotterdam B.V. voerde verweer en stelde dat de offerte van Klatten niet binnen de geldigheidsduur was aanvaard, waardoor de toepasselijkheid van de ALIB was komen te vervallen. De rechtbank oordeelde dat Klatten niet voldoende feiten had gesteld om aan te tonen dat de ALIB en het daarin opgenomen arbitrale beding van toepassing waren op de overeenkomst. De rechtbank verklaarde zich derhalve bevoegd om van de vordering van Breman in de hoofdzaak kennis te nemen. De incidentele vordering van Klatten werd afgewezen, en Klatten werd veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak zal op 22 december 2021 weer op de rol komen voor het nemen van de conclusie van antwoord door Klatten.