ECLI:NL:RBROT:2021:10776

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
10-050282-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid met ontslag van alle rechtsvervolging

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 februari 2021 te Ridderkerk, waar de verdachte een jongedame, aangeduid als [naam aangeefster], zou hebben gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling. De officier van justitie, mr. J. Verschuren, eiste een gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen bewijs was van geweld of bedreiging.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen. Uit de verklaringen van het slachtoffer en getuigen bleek dat de verdachte de jongedame bij haar arm had vastgepakt en haar naar zich toe had getrokken, waarna hij haar bil aanraakte. De rechtbank oordeelde dat deze handelingen als geweld moesten worden aangemerkt, waardoor het slachtoffer gedwongen werd om de handeling te dulden. De rechtbank concludeerde dat het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen kon worden verklaard.

Echter, voor het tweede ten laste gelegde feit, waarbij de verdachte ook [naam 2] zou hebben aangeraakt, was de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs was om dit te kunnen vaststellen. De verdachte werd hiervan vrijgesproken.

De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld. De psycholoog [naam 3] had gerapporteerd dat de verdachte lijdt aan een psychiatrische stoornis en een matig verstandelijke beperking. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat er twijfel bestond over zijn toerekeningsvatbaarheid. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-050282-21
Datum uitspraak: 28 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsvrouw mr. G.S.S. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van bijzondere voorwaarden;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering van het onder 1 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken op de grond dat uit het dossier niet blijkt van geweld, bedreiging of andere feitelijkheden waarmee de verdachte heeft gedwongen om ontuchtige handelingen te dulden. De in het dossier gehoorde getuigen stonden zo ver weg dat zij niet goed hebben kunnen zien wat er is gebeurd. Daarnaast is het opzet van de verdachte niet gericht geweest op het plegen van het feit.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het onderliggende dossier blijkt dat de verdachte op 21 februari 2021 bij de skatebaan in Ridderkerk was, waar ook meerdere jongeren aan het spelen waren. Hij heeft verklaard dat hij de jongeren heeft begroet en dat hij enkelen een knuffel heeft gegeven.
Dat komt overeen met de aangifte van [naam aangeefster]. Zij heeft verklaard dat de verdachte haar bij haar arm heeft gepakt, dat zij zich los probeerde te trekken, maar dat dat niet lukte en dat de verdachte haar naar zich toetrok. Dit moet worden aangemerkt als geweld. Vervolgens heeft hij onverhoeds haar bil aangeraakt. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer daardoor werd gedwongen om die handeling te dulden. Zij had geen mogelijkheid om zichzelf uit die situatie te verwijderen.
Het slachtoffer heeft verklaard dat zij op een bepaald moment alleen was met de verdachte en dat de anderen in twee verschillende groepjes op een zodanige afstand stonden dat zij, voor zover zij het zich kan voorstellen, het niet hebben kunnen zien of horen. Op een gegeven moment probeerde zij weg te komen bij de man. Zij verklaart dat [naam 1] naar haar toe kwam op het moment dat zij haar hoofd wegtrok. Dat was precies het moment dat de verdachte haar bil aanraakte. Dat komt overeen met de verklaring van [naam 1] die als getuige is gehoord en heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte met zijn hand de bil van [naam aangeefster] aanraakte.
Het opzet op de handeling vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit de handelingen van de verdachte die bewezen kunnen worden verklaard.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan het onder 1 ten laste gelegde worden bewezen.
4.2.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het onder 2 ten laste gelegde ook bewezen kan worden. De verdachte heeft geprobeerd om ook [naam 2] een knuffel te geven waarbij hij haar billen zou hebben aangeraakt. Dat blijkt uit de verklaring van de aangeefster, de verklaringen van andere jongeren die lijken te passen bij hetgeen met [naam aangeefster] is gebeurd, en het blijkt ook uit de emoties die de politieagenten bij de jongeren en specifiek bij [naam aangeefster] en [naam 2] hebben waargenomen toen zij bij het skatepark aankwamen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om feit 2 bewezen te kunnen verklaren. Hoewel het (willen) knuffelen van [naam aangeefster] en [naam 2] door de verdachte in meerdere verklaringen in het dossier naar voren komt en de politie emoties heeft waargenomen bij beide meisjes, zijn er geen getuigen die verklaren dat zij de door [naam 2] aangegeven aanraking aan haar billen daadwerkelijk hebben gezien. Ook ander ondersteunend bewijs voor de aangifte van [naam 2] ontbreekt..
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 21 februari 2021 te Ridderkerk door geweld en een andere feitelijkheid iemand, te weten [naam aangeefster], heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het aanraken van de bil, het geweld en een andere feitelijkheid hebben bestaan uit het
- tegenhouden van die [naam aangeefster] door die [naam aangeefster] (met kracht) bij de (rechteronder)arm vast te pakken en
- het naar zich toe trekken van die [naam aangeefster] en
- het onverhoeds/onverwachts plegen van die ontuchtige handeling bij die [naam aangeefster].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdedinging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. In de rapportage van de psycholoog [naam 3] staat vermeld dat niet kan worden uitgesloten dat de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar was. Tevens blijkt dat de verdachte een matig verstandelijke beperking heeft waardoor hij een ontwikkelingsleeftijd van zeven jaar heeft en dat hij daarnaast nog met overige psychotische problematiek kampt. Gelet op deze twijfel moet ervan worden uitgegaan dat de feiten niet aan mijn cliënt kunnen worden toegerekend.
6.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat uit de rapportage niet blijkt dat de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het bewezenverklaarde en dat moet worden uitgegaan van hetgeen wel is onderbouwd, te weten een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
6.3.
Beoordeling
Over de verdachte is door de psycholoog [naam 3] op 29 april 2021 gerapporteerd. Hij heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een psychiatrische stoornis in de vorm van een chronische waanstoornis en een matig verstandelijke beperking. Dat was ook ten tijde van het ten laste gelegde het geval. Uit het onderzoek blijkt dat de verdachte door zijn verstandelijke beperking en psychiatrische stoornis volledig in de ban is van zijn rol als hoeder en beschermer van jeugdige meisjes tegen mogelijke seksuele overlast. Omdat zijn eigen driften en opwellingen naast angsten voor de boze buitenwereld door elkaar lopen, heeft de verdachte in zijn benadering naar jeugdige meisjes geen grip meer op wat gepast of ongepast is. Daardoor wordt geadviseerd om de verdachte het ten laste gelegde in ieder geval in een sterk verminderde mate toe te rekenen. Opgemerkt wordt dat daarbij niet is uit te sluiten dat het ten laste gelegde hem in het geheel niet is toe te rekenen.
De verdachte beschrijft zichzelf als hoeder van meisjes van dertien die hij volgens zijn visie heeft weten te redden uit de klauwen van pooiers, verkrachters en uitbuiters. Hij lijkt zich volledig met deze rol te identificeren en haast elk onderwerp wordt snel gekoppeld aan dat thema. Geconcludeerd wordt dat er onmiskenbaar sprake is van een psychotische vertekening van het denken over zichzelf en over de realiteit.
Ingeschat wordt dat het recidiverisico hoog is. Geconcludeerd wordt dat het niet is uit te sluiten dat de verdachte in situaties van mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag de grip op de realiteit maar ook de grip op zichzelf, zeker vanuit zijn gebrek en stoornis, zodanig gaat vertekenen/beleven dat hij overstelpt raakt en in paniek tot handelen komt met mogelijk ernstige gevolgen. Niet omdat de verdachte een kwade inborst heeft, maar omdat hij de grip op een situatie kan verliezen en dan tot ongewenst dan wel gevaarvol gedrag komt.
Tijdens de behandeling van de zaak ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat de verdachte zich inderdaad volledig met de hierboven beschreven rol van hoeder en beschermer van jeugdige meisjes identificeert. Een gesprek daarover aangaan met hem waarbij wordt gewezen op getuigenverklaringen waaruit mogelijk iets anders blijkt dan de verdachte heeft verklaard, heeft hierdoor geen effect, anders dan dat de verdachte halsstarrig vasthoudt aan zijn eigen visie en boos wordt.
Mede gelet op de verstandelijke beperking en de psychiatrische stoornis die bij de verdachte zijn vastgesteld is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde in het geheel niet aan de verdachte valt toe te rekenen.
6.4.
Conclusie
Er is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is niet strafbaar.

7..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat hem ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2021 te Ridderkerk door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam aangeefster], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het namelijk het aanraken/betasten en/of vastpakken van de bil(len), het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- tegenhouden van die [naam aangeefster] door die [naam aangeefster] (met kracht ) bij de (rechteronder)arm vast te pakken en/of
- het naar zich toe trekken van die [naam aangeefster] en/of
- onverhoeds/onverwachts plegen van die ontuchtige handelingen bij die [naam aangeefster];
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2021 te Ridderkerk door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam 2], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het namelijk het aanraken/betasten van en/of tikken op de bil(len), het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het onverhoeds/onverwachts plegen van die ontuchtige handelingen bij die [naam 2].