ECLI:NL:RBROT:2021:10748

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
10/750176-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde invoer van cocaïne en bewijswaardering in strafzaak

In deze strafzaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van de (verlengde) invoer van ongeveer 1.459 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte, die niet ingeschreven stond in de basisregistratie, had een raadsman, mr. T.J.F. Wassenaar. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd op meerdere zittingen, waarbij de tenlastelegging en de bewijsvoering centraal stonden. De officier van justitie heeft bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde geëist, met een gevangenisstraf van zes jaar. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de cocaïne in de container die hij vervoerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het transport van een container waarin cocaïne was aangetroffen, maar heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de cocaïne. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte als niet ongeloofwaardig beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de omstandigheden onvoldoende bewijs boden voor opzet op de invoer van cocaïne. De verdachte is vrijgesproken van de opzettelijke invoer, maar is wel strafbaar bevonden voor zijn rol in het transport, aangezien hij niet de nodige maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat de cocaïne kon worden ingevoerd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarbij de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Opiumwet toegepast en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750176-20
Datum uitspraak: 14 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [land verdachte] op [geboortedatum verdachte]
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijfadres: [verblijfadres] , [postcode] te [verblijfplaats verdachte] ( [land] ),
raadsman mr. T.J.F. Wassenaar, advocaat te 's-Hertogenbosch.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 28 juli 2020, 23 oktober 2020, 20 januari 2021, 20 september 2021, 21 september 2021 en 14 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd wordt de verdachte primair verweten dat hij samen met anderen ongeveer 1.459 kilogram cocaïne in Nederland heeft ingevoerd, subsidiair dat hij daartoe samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht en meer subsidiair dat hij samen met anderen 1.459 kilogram cocaïne heeft afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft gehad. De rechtbank leest het primair ten laste gelegde zo dat daarin (impliciet primair) de opzetvariant en (impliciet subsidiair) de schuldvariant van de invoer van de cocaïne aan de verdachte is ten laste gelegd.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. N. Coenen en mr. T. Lucas (hierna: de officier van justite) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair, impliciet primair, ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer van 1.459 kilogram cocaïne in Nederland. De officier van justitie wijst in dat verband in het bijzonder op de bij verdachte aangetroffen Sky-telefoon, de (leugenachtige) verklaring van de verdachte over het gebruik van die telefoon en de ongebruikelijke route die de verdachte heeft afgelegd met de container waarin oorspronkelijk een grote hoeveelheid cocaïne zat.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van de primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er geen redengevende bewijsmiddelen voorhanden zijn op grond waarvan kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne in de container, zodat ook niet kan worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de (verlengde) invoer van cocaïne of daaraan een (wezenlijke) bijdrage heeft geleverd.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat in de container die de verdachte heeft vervoerd slechts een kleine hoeveelheid cocaïne zat, zodat bij een bewezenverklaring van het tenlastegelegde slechts die hoeveelheid kan worden bewezen.
4.1.3.
Beoordeling
Invoer cocaïne
Op 21 maart 2020 zijn vanuit de haven van Vila do Conde in Brazilië met het zeeschip [naam schip] (hierna: het schip) veertien containers afkomstig van het bedrijf [naam bedrijf 1] gevestigd in [plaats] (Brazilië) gevuld met mangaanerts verscheept. Zeven van deze containers waren bestemd voor een Tsjechisch bedrijf genaamd Helitenson SRO, gevestigd in Praag (hierna: Helitenson).
Op 5 april 2020 is het schip in de haven van Rotterdam binnengekomen. Op 10 april 2020 zijn de containers bestemd voor Helitenson gelost en heeft de douane de containers gecontroleerd. Bij deze controle heeft de douane in de drie containers met de nummers [containernummer 1] , [containernummer 2] en [containernummer 3] tussen het mangaanerts respectievelijk 698,89 kilogram, 760,23 kilogram en 757,72 kilogram cocaïne aangetroffen. De douane heeft de cocaïne uit de containers verwijderd en in beslag genomen. Hierna is, tezamen met audio-opnameapparatuur, een kleine hoeveelheid cocaïne in de drie containers teruggeplaatst ter gecontroleerde aflevering.
Het laboratorium van de douane heeft de monsters, die zijn genomen van de pakketten uit de drie containers bestemd voor Helitenson, positief getest op de aanwezigheid van cocaïne.
Op 14 april 2020 zijn vanaf 12.56 uur de drie containers bestemd voor Helitenson driemaal voorgemeld door de firma [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ), gevestigd te Lokeren (België). Dezelfde dag om 17:18 uur heeft de verdachte in opdracht van [naam bedrijf 2] , waar hij in loondienst was, de container met nummer [containernummer 2] met een vrachtwagen in de haven van Rotterdam opgehaald. Vlak daarvoor om 17.03 uur had de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) de container met nummer [containernummer 1] opgehaald en om 17:20 uur heeft medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ), eigenaar van [naam bedrijf 2] , de container met nummer [containernummer 3] opgehaald.
De verdachte is hierna met de container in de richting van Maastricht gereden. Om 20.21 uur heeft hij de vrachtwagen geparkeerd op de Holtum-Noordweg te Born. Op 15 april 2020 om 08.30 uur is verdachte met de vrachtwagen weggereden in de richting van Eindhoven, waarna hij de vrachtwagen om 09.25 uur op de parkeerplaats aan de Tormentil te Best heeft geparkeerd. Op deze parkeerplaats stond op dat moment ook de vrachtwagen van [naam medeverdachte 1] geparkeerd. Om 09:59 uur is de verdachte met de vrachtwagen vertrokken en is hij naar de loods gelegen aan De Waal 2E in Best gereden. Het observatieteam heeft waargenomen dat de aanhanger met daarop de container in de loods is losgekoppeld en dat de verdachte daarna met de vrachtwagen naar de Tormentil is teruggereden. Om 11.52 uur is de politie de loods binnen gegaan en is in de loods de container met nummer [containernummer 2] aangetroffen. De container stond op dat moment open, tegen de container stond een ladder en in de container hing een brandende bouwlamp. Om 12.36 uur zijn de verdachte en [naam medeverdachte 1] op de Tormentil in Best aangehouden. Ook de [naam medeverdachte 2] en de medeverdachten [naam medeverdachte 3] (hierna: [naam medeverdachte 3] ) en [naam medeverdachte 4] (hierna: [naam medeverdachte 4] ) zijn aangehouden. De medeverdachten [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] zaten op het moment van hun aanhouding in een Volkwagen Jetta vlakbij de loods in Best.
Gelet op de betrokkenheid van de verdachte bij het transport van een container waarin tussen de lading mangaanerts een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen, staat vast dat de verdachte – in ieder geval feitelijk – cocaïne in Nederland heeft ingevoerd.
Opzet op de (verlengde) invoer van cocaïne
Voor strafbare betrokkenheid bij de (verlengde) invoer van cocaïne, is vereist dat de verdachte opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin, de cocaïne in Nederland in te voeren.
De verdachte heeft ontkend dat hij wist van de aanwezigheid van cocaïne in de containers die hij en medeverdachte [naam medeverdachte 1] hebben vervoerd. Hij zou daaromtrent onwetend zijn gehouden. De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte niet dermate onaannemelijk dat deze als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. Uit de berichten in de BQ-telefoons zoals aangetroffen in de Volkswagen Jetta en de in het dossier opgenomen Chatlog van het Encrochat-account ‘ [naam Enchrochat-account 1] ’ die inzicht geven in de gang van zaken rondom de invoer van de betreffende containers met cocaïne, blijkt dat de chauffeurs buiten de loods moesten zijn op het moment dat de cocaïne uit de container zou worden gehaald. Zo stuurt het Encrochat-account ‘ [naam Enchrochat-account 2] ’ dat met ‘ [naam Enchrochat-account 1] ’ in contact staat op 15 april 2020 ten aanzien van de container die medeverdachte [naam medeverdachte 1] vervoerde:
06:01:01 uur: [1] “Jongens zijn richting de loods al.”
06:01:07 uur: “Bak komt 7u aan.”
06:03:18 uur: “Jou jongens moeten loods deur open doen en chauffeur binnen laten zometeen wnr dr er is.”
06:04:06 uur: “Dan doen ze bak loskopplen. Rijd. Chauffeur loods uit.”
06:04:13 uur: “Doen ze loods dicht.”
06:04:23 uur: “En dn kunnen ze foto maken van de zegels.”
06:04:33 uur: “En dan bak open knippen en beginnen met graven.”
Ook in de chats tussen ‘ [naam Enchrochat-account 1] ’ en de gebruiker van de als Volkswagen01 aangemerkte BQ-telefoon (“ [naam Enchrochat-account 3] ”) blijkt dat moet worden gewacht met handelen tot de chauffeur weg is. Zo stuurt ‘ [naam Enchrochat-account 1] ’ aan ‘ [naam Enchrochat-account 3] ’:
06:48:00 uur “Als chauffeur door rijd MOET JIJ FOTO maken van ACHTERDEUR van de zegel.” “FOTO naar mij sturen.”
Nadat [naam Enchrochat-account 3] op de vraag van [naam Enchrochat-account 1] of de chauffeur al weg is om 06:58:00 uur een bevestigend antwoord stuurt, reageert [naam Enchrochat-account 1] met: “Poort sluiten”. Vervolgens informeert ‘ [naam Enchrochat-account 1] ’ om 06:59:05 uur ‘ [naam Enchrochat-account 2] ’ dat de chauffeur weg is. [naam Enchrochat-account 2] antwoordt hierop:
06:59:40 uur: “Oke wacht nog 1 moment met gezicht bedekken. Knippen en dn ff snel in de bak kijken of er iets ligt van apparatuur gps ofz.”
Ten aanzien van de container die de verdachte heeft vervoerd, wordt dezelfde werkwijze gehanteerd. Zo schrijft ‘ [naam Enchrochat-account 2] ’ later op de ochtend aan ‘ [naam Enchrochat-account 1] : “Bij deze bak precies doen zoals bij de andere.”
Uit de inhoud van dit berichtenverkeer leidt de rechtbank af dat de verdachte, zijnde de chauffeur van een van de containers waarin de cocaïne verstopt zat, niet in de loods aanwezig mocht zijn op het moment dat de zegel van de container werd doorgeknipt, de container werd geopend en de cocaïne uit de container werd gehaald. Kennelijk was het de bedoeling dat de verdachte geen zicht zou krijgen op de cocaïne in de container en dat hij onwetend zou blijven over dat de cocaïne in de loods uit de container zou worden gehaald. Gelet hierop en nu overige bewijs ontbreekt, kan niet worden uitgesloten dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, geen wetenschap had van de cocaïne in de container. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de cocaïne in de container, zodat het ten laste gelegde opzet in de betekenis van willens en wetens handelen niet voor bewezenverklaring in aanmerking komt.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de overige feiten en omstandigheden in deze zaak ontoereikend zijn om te kunnen concluderen dat de verdachte het voorwaardelijk opzet op de invoer van cocaïne heeft gehad, in de zin dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in de container die hij vervoerde cocaïne verstopt zat. Daarbij is het volgende van belang.
- Sky Ecc- telefoon
Bij de verdachte is een iPhone met Sky Ecc encryptie software aangetroffen. Deze omstandigheid mag weliswaar verdacht zijn, maar is op zichzelf onvoldoende om het bewijs te kunnen dragen dat verdachte een mogelijk risico op de aanwezigheid van cocaïne in de container heeft aanvaard, te meer omdat de inhoud van de beweerdelijk door verdachte verzonden berichten onbekend is gebleven.
- Ongebruikelijke route
De verdachte heeft in opdracht van [naam medeverdachte 2] de betreffende container in de haven in Rotterdam opgehaald en naar een loods in Best vervoerd. Hoewel dit een ongebruikelijke route was omdat de container blijkens de vrachtbrief diende te worden afgeleverd bij RSC in Rotterdam, is ook deze afwijkende route onvoldoende om daarop de aanvaarding van het risico dat in de container drugs aanwezig was te baseren. De verdachte heeft verklaard dat hij geen argwaan had omdat het afleveradres wel vaker wijzigde en hij ook overigens geen reden had om niet te kunnen vertrouwen op [naam medeverdachte 2] bij wie hij in loondienst was en voor wie hij regelmatig transportwerkzaamheden verrichtte. Gelet op deze verklaring van de verdachte – die de rechtbank op grond van het verhandelde ter terechtzitting als niet-onbetrouwbaar waardeert – en bij gebreke van (onderzoeks)informatie die anders luidt, moet het ervoor worden gehouden dat de verdachte niet willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er cocaïne in de door hem vervoerde container zat.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor genoemde omstandigheden afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien onvoldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk – ook in voorwaardelijke zin – binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne. Dit brengt mee dat verdachte van de opzettelijke (verlengde) invoer van cocaïne, zoals primair, impliciet primair, ten laste gelegd, dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank kan slechts vaststellen dat in de container die de verdachte op Nederlands grondgebied heeft vervoerd een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Ter zake van deze overtreding heeft de verdachte verwijtbaar gehandeld en is hij strafbaar. Niet gesteld of gebleken is immers dat verdachte
allemaatregelen heeft genomen die in redelijkheid van hem konden worden gevergd om naleving van het wettelijk verbod op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen te verzekeren. De rechtbank leidt uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden immers af dat de verdachte geen vragen heeft gesteld in een situatie waarin het ontvangen van uitleg over de gang van zaken geboden was. Hoewel niet is bewezen dat de verdachte wist dat er cocaïne in de container zat, is het mede aan zijn schuld te wijten dat de cocaïne kon worden ingevoerd.
Nu het opzet op de (verlengde) invoer van cocaïne ontbreekt, is evenmin voldaan aan het voor medeplegen vereiste opzet op het gronddelict. De verdachte zal daarom ook van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Hoeveelheid ingevoerde cocaïne
Voor de vraag welke hoeveelheid cocaïne de verdachte met zijn handelen heeft ingevoerd, dienen twee invoermomenten te worden onderscheiden:
Invoer 1: het moment waarop het schip met daarin onder meer 1.459 kilogram cocaïne, afkomstig uit Brazilië Nederlands grondgebied is opgevaren.
Invoer 2: de verlengde invoer als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet, namelijk het verdere vervoer vanaf de Rotterdamse haven naar de loods in Best.
Van (verlengde) invoer kan in beginsel slechts sprake zijn indien en voor zover binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne nog niet strafvorderlijk in beslag is genomen. Handelingen die worden verricht nadat de cocaïne in beslag is genomen, kunnen per definitie niet meer strekken tot het verdere vervoer en de overdracht van die binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne. Op 10 april 2020 is de cocaïne in de Rotterdamse haven uit de container in beslag genomen en zijn van de in beslag genomen cocaïne terugplaatsmonsters in de containers geplaatst. Het door de verdachte verrichte transport van de container vanaf de Rotterdamse haven naar Best (invoer 2) heeft daarmee enkel betrekking op de teruggeplaatste hoeveelheid cocaïne en niet op de totale hoeveelheid van 1.459 kilogram cocaïne zoals ten laste is gelegd.
4.1.4.
Conclusie
De invoer van een hoeveelheid cocaïne in Nederland, zoals primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegd, is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 9 april 2020 tot en met 15 april 2020 in Nederland binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair, impliciet subsidiair:
handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte valt een strafrechtelijk verwijt te maken bij de (verlengde) invoer van cocaïne in Nederland. Er zat in totaal 2.216 kilogram cocaïne verborgen in drie containers met mangaanerts afkomstig uit Brazilië. Gezien de enorme hoeveelheid ingevoerde cocaïne, moet deze bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verdachte heeft één van deze containers vervoerd en afgeleverd in een loods in Best. Hoewel niet bewezen is dat de verdachte wist dat er cocaïne in de container zat, is het mede aan zijn schuld te wijten dat de cocaïne kon worden ingevoerd. De verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de criminele drugshandel.
De handel in verdovende middelen vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien versterkt het de geweldsspiraal die met deze handel in binnen- en buitenland gepaard gaat. Ook wordt Nederland in de wereld gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve (diplomatieke en economische) gevolgen van dien. Om die reden dient tegen drugscriminaliteit streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsstraf. De rechtbank legt een aanzienlijk lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op het feit dat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van het
opzettelijkinvoeren van de cocaïne.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair, impliciet primair, ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair, impliet subsidiair, ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
hechtenis voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mr. S.E.C. Debets en mr. M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair:
hij in of omstreeks de periode van 9 april 2020 tot en met 15 april 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1459 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(Artikel 2/A jo.10 lid 5 Opiumwet jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 april 2020 tot en met 15 april 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 1459 kilogram cocaïne, in ieder geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via Whatsapp contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of bewerken van die container(s) en/of die (pakketten) cocaïne, en/of
- telefoon(s) met PGP software aangeschaft en/of in gebruik genomen en/of
- met een vrachtwagen (MAN) voorzien van Belgisch kenteken [kentekennummer 1] een
container met containernummer [containernummer 1] (geladen met mangaanerts met
daartussen 700 pakketten met 698,89 kilogram cocaine), opgehaald/ (laten)
ophalen bij de containerterminal RWG op de Maasvlake en/of
- met een vrachtwagen (MAN) voorzien van Belgisch kenteken [kentekennummer 2] een
container met containernummer [containernummer 2] (geladen met mangaanerts met
daartussen 760 pakketten met 760,23 kilogram cocaïne), opgehaald/ (laten)
ophalen bij de containerterminal RWG op de Maasvlakte en/of
- ( vervolgens) die container(s) naar een loods aan de Waal te Best (laten)
brengen en/of
- ( vervolgens) twee mededaders (in een Volkswagen Jetta met Belgische kenteken [kentekennummer 3] ) naar de loods laten gaan en/of
- ( vervolgens) die container uitgehaald/ (laten) uithalen;
(Artikel 10a lid 1,sub 3 jo. 10 lid 4 Opiumwet jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
Meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 9 april 2020 tot en met 15 april 2020 te
Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, opzettelijk ongeveer 1459 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote)
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, heeft afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, althans deze cocaïne aanwezig heeft gehad, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(art 2 ahf/ond B en C Opiumwet)

Voetnoten

1.Uit de inhoud van de chatlog van ‘ [naam Enchrochat-account 1] ’, zoals weergegeven in de bijlage behorende bij het proces-verbaal van bevindingen uitvoeringsstukken EOB België van 22 april 2021, met nummer [nummer proces-verbaal] , leidt de rechtbank af dat het weergegeven tijdstip ten aanzien van de genoemde chats van 08:00 uur moet worden gelezen als 06:00 uur.