ECLI:NL:RBROT:2021:10744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
C/10/625234 / KG ZA 21-781
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure inzake medewerking verkoop woningen tussen ex-echtgenoten

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een verzetprocedure, zijn partijen ex-echtgenoten die gezamenlijk eigenaar zijn van twee woningen. De rechtbank had eerder, bij vonnis van 26 oktober 2016, de verdeling van de onroerende zaken vastgesteld en de vrouw bevolen medewerking te verlenen aan de verkoop van de woningen. De man heeft in een kort geding verzocht om de vrouw te dwingen haar medewerking te verlenen aan de verkoop, omdat hij de woningen wil verkopen nu de huizenmarkt gunstig is. De vrouw heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis waarin haar deze medewerking werd opgelegd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de man een geldige titel heeft om de vrouw te dwingen tot medewerking aan de verkoop. De vrouw heeft aangevoerd dat zij op korte termijn moeilijk een andere woning kan vinden, maar dit werd niet als voldoende argument gezien om haar medewerking te weigeren. De voorzieningenrechter heeft de vrouw een termijn van drie maanden gegeven om de overname van de woningen door haar of haar zoon te realiseren. Indien dit niet lukt, zal de vrouw moeten meewerken aan de verkoop aan derden. De voorzieningenrechter heeft het verstekvonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de vrouw werd veroordeeld tot medewerking aan de verkoop en een dwangsom werd opgelegd voor het geval zij hier niet aan voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/625234 / KG ZA 21-781
Vonnis in verzet in kort geding van 9 november 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. D.W.E. Urbanus te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. P. van Baaren te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 11 augustus 2021, met 4 producties;
  • de mondelinge behandeling op 30 augustus 2021;
  • het verstekvonnis van 6 september 2021, gewezen onder zaaknummer C/10/623344 / KG ZA 21-681;
  • de verzetdagvaarding van 21 september 2021, met 1 productie;
  • de mondelinge behandeling op 26 oktober 2021;
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn ex-echtgenoten. Zij zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres 1] en de woning aan de [adres 2] (hierna: de woningen).
2.2.
Bij beschikking van 19 maart 2014 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Vervolgens heeft de rechtbank bij vonnis van 26 oktober 2016 (gewezen onder zaak-/rolnummer C/10/482898 / HA ZA 15-863) op vordering van de man de verdeling van de onroerende zaken die in de ontbonden huwelijksgoederen gemeenschap van partijen vallen vastgesteld. Dit vonnis luidt voor zover hier van belang:
“(…)
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
stelt de verdeling van de onroerende zaken die in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van ex-echtelieden vallen vast in dier voege, dat de
woningen aan de [adres 1] en [adres 2] dienen te worden verkocht en geleverd aan een derde en dat de netto opbrengsten daarvan tussen partijen bij helfte dienen te worden verdeeld danwel een restschuld door partijen bij helfte dient te worden gedragen;
5.2.
beveelt de vrouw medewerking te verlenen aan het binnen een termijn van twee
maanden na het wijzen van dit vonnis verstrekken van de opdracht tot verkoop van
voormelde woningen aan de makelaar, waarbij door de makelaar de vraag- en verkoopprijs, zij het zo veel mogelijk in overleg met partijen, zal worden bepaald,
5.3.
bepaalt dat partijen zich bij de verkoop van beide woningen zullen laten bijstaan
door [naam makelaar] te Rotterdam, tenzij partijen gezamenlijk overeenkomen een
andere makelaar opdracht te geven tot verkoop van een danwel beide woningen;
5.4.
beveelt de vrouw om, indien zich een koper voor een woning aandient die bereid is een prijs te betalen voor de onroerende zaak die volgens de man en de makelaar
marktconform is, de koopovereenkomst voor de desbetreffende onroerende zaak mede te
ondertekenen;
5.5.
bepaalt dat, in het geval de vrouw in gebreke blijft een koopovereenkomst te
ondertekenen, dit vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 BW in de plaats zal
treden van de medewerking van de vrouw aan de desbetreffende koopovereenkomst;
5.6.
beveelt de vrouw om haar medewerking te verlenen aan de notariële levering van
beide woningen, voortvloeiend uit de hiervoor onder 5.4 bedoelde koopovereenkomst;
5.7.
bepaalt dat, in het geval de vrouw in gebreke blijft een leveringsakte te
ondertekenen, dit vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 BW in de plaats zal
treden van de medewerking van de vrouw aan de desbetreffende leveringsakte;
(…)”.
2.3.
Bij verstekvonnis van 6 september 2021, gewezen onder zaaknummer C/10/623344 / KG ZA 21-681, heeft de voorzieningenrechter te Rotterdam op vordering van de man de vrouw bevolen medewerking te verlenen aan de verkoop van de woningen. Dit vonnis luidt voor zover hier van belang:
“(…)
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
(…)
5.2.
beveelt de vrouw om, na betekening van dit vonnis, op eerste verzoek van de man althans [naam makelaar] haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woningen en de daarvoor noodzakelijke (voorbereidende) handelingen, waaronder in ieder geval begrepen, na voorafgaande aankondiging, het verschaffen van toegang aan de man en/of [naam makelaar] en/of de door [naam makelaar] in te schakelen hulppersonen tot de woningen ten behoeve van het maken van een verkoopbrochure en foto’s en het plaatsen van een verkoopbord aan de buitenzijde van de woningen, alsmede het toelaten van [naam makelaar] en potentiële kopers, na voorafgaande aankondiging, ten behoeve van bezichtigingen,
5.3.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling tot het verschaffen van toegang tot de woningen voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
(…)”

3..Het geschil

3.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I) primair en subsidiair de vrouw te bevelen op eerste verzoek van de man althans [naam makelaar] haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woningen en de daarvoor noodzakelijke (voorbereidende) handelingen, waaronder in ieder geval begrepen het verschaffen van toegang aan de man en [naam makelaar] en de door haar ingeschakelde hulppersonen tot de woningen ten behoeve van het maken van een verkoopbrochure en foto’s en het plaatsen van een verkoopbord aan de buitenzijde van de woningen, alsmede het toelaten van [naam makelaar] en potentiële kopers ten behoeve van bezichtigingen;
II) primair de man toestemming te geven de woningen, bij gebreke van voldoening door de vrouw aan het onder I) gevorderde, zonder toestemming van de vrouw te betreden, zo nodig met behulp van de sterke arm van de politie, teneinde [naam makelaar] toegang tot de woningen te verschaffen teneinde het nodige te doen om de verkoop van de woningen te bewerkstelligen;
III) subsidiair de vrouw te veroordelen tot verbeurte van een dwangsom van € 500,00, te vermeerderen met € 250,00 per dag dat de vrouw nalaat het bevel tot medewerking als gevorderd onder I) van het petitum na te komen, met een maximum beloop van € 50.000,00, althans een bedrag door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
IV) primair en subsidiair de vrouw te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De vrouw vordert, in het verzet, bij vonnis dat zij zal worden ontheven van de veroordeling tegen haar uitgesproken, met afwijzing van de oorspronkelijke vordering en met veroordeling van de man in de kosten van het geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt is dat de man met het vonnis van de rechtbank van 26 oktober 2016 een geldige titel heeft die hij tegen de vrouw ten uitvoer mag leggen.
4.2.
Het feit dat de man vijf jaar lang heeft gewacht met de executie van het vonnis van 26 oktober 2016 doet, anders dan de vrouw meent, niet af aan het (spoedeisend) belang van de man bij de onderhavige vordering. De man heeft verklaard dat hij heeft gewacht met de verkoop van de woningen, omdat de woningen destijds onder water stonden. Inmiddels is de huizenmarkt erg gunstig en de man wenst te profiteren van de overwaarde die thans op de woningen ligt. Verder voert hij terecht aan dat van hem niet gevergd kan worden langer dan hij wenselijk vindt in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Het belang van de man bij dit kort geding is te bewerkstelligen dat de vrouw medewerking verleent aan de voorbereidende handelingen die noodzakelijk zijn om de verkoop en levering van de woningen conform het vonnis van de rechtbank te realiseren.
4.3.
Partijen twisten over de vraag of de woningen zijn verhuurd en in verband daarmee of de makelaar bij de vaststelling van de marktwaarde dient uit te gaan van de woningen in verhuurde dan wel onverhuurde staat. In dit kort geding kan niet worden vastgesteld of de woningen zijn verhuurd. Voor de beoordeling van de vordering van de man is deze vaststelling echter niet nodig. Hoewel deze kwestie van belang is voor de waardevaststelling van de woningen door de makelaar, doet dit er niet aan af dat de vrouw op de voet van het vonnis van de rechtbank medewerking dient te verlenen aan de verkoop van de woning. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de vrouw in de afgelopen periode van vijf jaar de rente en de aflossing met betrekking tot de woningen zelfstandig heeft gedragen. Dat kan van invloed zijn op eventuele verrekeningen tussen partijen na verkoop van de woningen, maar is niet relevant voor het onderhavige geschil.
4.4.
De vrouw voert nog aan dat zij op korte termijn moeilijk een andere woning zal kunnen vinden. Nog daargelaten dat de man dat heeft betwist en stelt dat de vrouw met de verkoop van de woningen wel degelijk mogelijkheden heeft om andere woonruimte te vinden, is dat een omstandigheid die inherent is aan de veroordeling van de vrouw tot medewerking aan de verkoop en levering van de woningen. Die omstandigheid moet daarom worden geacht in de beslissing van de rechtbank te zijn verdisconteerd. Die beslissing staat in rechte vast.
4.5.
De vrouw geeft te kennen dat zij de woning aan de [adres 2] wil overnemen van de man en dat haar zoon de woning aan de [adres 1] wil kopen. Zij heeft daartoe ook stappen ondernomen, maar partijen zijn het niet eens over de markwaarde van de woningen. De voorzieningenrechter wijst partijen erop dat uit het vonnis van de rechtbank voortvloeit dat partijen opdracht geven aan [naam makelaar] (dan wel een andere makelaar indien daarover tussen partijen overeenstemming is) om, in overleg met partijen, de vraag- en verkoopprijs en dus ook de marktwaarde te bepalen. Partijen hebben tot op heden echter niet gezamenlijk een makelaar ingeschakeld, die over de markwaarde uitsluitsel zou kunnen geven. De man heeft ter zitting verklaard ervoor open te staan de woningen te verkopen aan de vrouw respectievelijk haar zoon, mits tegen de door de makelaar vastgestelde marktwaarde. Daarin ziet de voorzieningenrechter aanleiding de vrouw nog een termijn van drie maanden te gunnen om de overname van de woningen door haar respectievelijk haar zoon te realiseren, dat wil zeggen dat partijen in die periode overeenstemming bereiken over de marktwaarde van de woningen – het inschakelen van de makelaar ligt daarbij voor de hand – en dat de vrouw en haar zoon zorg dragen voor de financiering van de overname en het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschulden. Indien de woningen op 10 februari 2022 nog niet zijn overgedragen aan de vrouw respectievelijk haar zoon onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschulden, zal de vrouw worden veroordeeld mee te werken aan de verkoop van de woningen aan derden op de wijze zoals onder 5.2. vermeld. In dat geval wordt, zoals al is overwogen in het verstekvonnis, van de man verwacht dat hij de vrouw ten minste drie dagen tevoren laat weten wanneer zij de man en/of [naam makelaar] en/of door [naam makelaar] in te schakelen hulppersonen ten behoeve van de verkoop van de woningen toegang tot de woningen moet verschaffen (met vermelding van het tijdstip). Als prikkel tot nakoming zal aan de veroordeling tot het verlenen van toegang een dwangsom worden verbonden. Vooralsnog is (nog steeds) niet aannemelijk dat de door de man primair gevorderde inzet van de sterke arm noodzakelijk is. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.6.
Aangezien een gedeelte van het verstekvonnis niet kan standhouden, wordt uit praktische overwegingen het verstekvonnis in zijn geheel vernietigd en zal de voorzieningenrechter opnieuw recht doen, zoals hierna vermeld.
4.7.
Vanwege de voormalige relatie tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
vernietigt het verstekvonnis tussen partijen gewezen op 6 september 2021 met zaak-/rolnummer C/10/623344 / KG ZA 21-681;
en opnieuw recht doende:
5.2.
beveelt de vrouw om, in het geval de woningen op 10 februari 2022 niet zijn overgedragen aan de vrouw respectievelijk haar zoon onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschulden, na betekening van dit vonnis, op eerste verzoek van de man althans [naam makelaar] haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woningen en de daarvoor noodzakelijke (voorbereidende) handelingen, waaronder in ieder geval begrepen, na voorafgaande aankondiging, het verschaffen van toegang aan de man en/of [naam makelaar] en/of de door [naam makelaar] in te schakelen hulppersonen tot de woningen ten behoeve van het maken van een verkoopbrochure en foto’s en het plaatsen van een verkoopbord aan de buitenzijde van de woningen, alsmede het toelaten van [naam makelaar] en potentiële kopers, na voorafgaande aankondiging, ten behoeve van bezichtigingen;
5.3.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.2. uitgesproken veroordeling tot het verschaffen van toegang tot de woningen voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021.
2091 / 1980