ECLI:NL:RBROT:2021:10719

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
C/10/590197 / HA ZA 20-95
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij schadevaring trainingsschip tijdens sleepoperatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen RelyOn Nutec Netherlands B.V. en Rodie Watertransport B.V. RelyOn, eiseres, vorderde schadevergoeding van Rodie naar aanleiding van schade aan haar trainingsschip/ponton tijdens een sleepoperatie. De schade was ontstaan toen het ponton in aanraking kwam met de Woubrugsebrug. RelyOn stelde dat Rodie aansprakelijk was op basis van een vervoerovereenkomst, terwijl Rodie betwistte dat zij met RelyOn een overeenkomst had gesloten en voerde aan dat de vordering was verjaard. De rechtbank oordeelde dat de sleepovereenkomst was aangegaan tussen Rodie en Saphire, en niet met RelyOn. De rechtbank concludeerde dat Rodie zich kon beroepen op de Algemeene Sleepconditiën 1946, die van toepassing waren op de overeenkomst, en dat RelyOn niet had aangetoond dat Rodie onrechtmatig had gehandeld. De vorderingen van RelyOn werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/590197 / HA ZA 20-95
Vonnis van 20 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RELYON NUTEC NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.J. van de Velde te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RODIE WATERTRANSPORT B.V.,
gevestigd te Zaanstad,
gedaagde,
advocaat mr. J. Mulder te Hoogeveen.
Partijen zullen hierna RelyOn en Rodie genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 november 2019 (met producties 1 t/m 8)
  • de conclusie van antwoord (met producties 1 t/m 10)
  • de conclusie van repliek, tevens houdende akte wijziging van gronden en vermeerdering van eis (met producties 9 t/m 13)
  • de conclusie van dupliek, tevens antwoordakte wijziging van gronden en vermeerdering van eis (met producties 11 en 12)
  • de antwoordakte uitlating producties van RelyOn.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
RelyOn houdt zich bezig met het organiseren van trainingen, opleidingen, oefeningen en advisering op het gebied van veiligheid. Zij is de geregistreerde eigenaresse van het trainingsschip/ponton [naam trainingsschip/ponton] (hierna: [naam trainingsschip/ponton] ).
2.2.
Rodie exploiteert een sleepdienst.
2.3.
In 2018 is een overeenkomst tot stand gekomen tussen Saphire Complete Training Concepts B.V. (hierna: Saphire) en RelyOn in het kader van het ombouwen van de [naam trainingsschip/ponton] .
2.4.
Nadat de ombouwwerkzaamheden waren afgerond is op 10 april 2019 mondeling een overeenkomst tot stand gekomen tussen [persoon A] van Saphire en [persoon B] van Rodie op grond waarvan Rodie het ponton [naam trainingsschip/ponton] op 24 april 2019 diende te slepen van Dordrecht naar Amsterdam tegen betaling van een sleeploon van € 9.000,-.
2.5.
Door bemiddeling van sleepagent Duw- en Sleepvaartbedrijf Touwslager B.V. heeft Rodie het transport uitbesteed aan (de schippers van) de sleepboten [naam sleepboot 1] en [naam sleepboot 2] .
2.6.
Tijdens de reis op 24 april 2019 - waarbij de [naam sleepboot 2] als duwboot aan de achterzijde van de [naam trainingsschip/ponton] was vastgemaakt en de [naam sleepboot 1] als sleepboot aan de voorzijde - is de [naam trainingsschip/ponton] in aanraking gekomen met de Woubrugsebrug in Woubrugge waardoor schade aan de [naam trainingsschip/ponton] en de brug is ontstaan.
2.7.
Op level 2 van de [naam trainingsschip/ponton] bevinden zich op het voorschip twee bolders, één aan stuurboord en één aan bakboordzijde. Op het achterschip staat maar één bolder, te weten aan stuurboordzijde.

3..Het geschil

3.1.
RelyOn vordert samengevat en na wijziging van eis - veroordeling van Rodie tot betaling van € 29.002,-, vermeerderd met rente en kosten, alsmede verklaring voor recht dat Rodie aansprakelijk is jegens RelyOn tot betaling van al datgene dat zij dient te betalen aan de eigenaar van de Woubrugsebrug in verband met de schade ontstaan aan deze brug als gevolg van de schadevaring met de [naam trainingsschip/ponton] op 24 april 2019. Zij baseert deze vordering op de stelling dat Rodie aansprakelijk is uit hoofde van de door [persoon A] als haar directe vertegenwoordiger met RelyOn gesloten vervoerovereenkomst, subsidiair uit onrechtmatige daad. Voor zover nodig heeft zij van Saphire last gekregen om de vordering op eigen naam jegens Rodie in te stellen.
3.2.
Rodie voert verweer. Zij stelt – kort weergegeven - dat Rodie niet met RelyOn maar met Saphire een sleepovereenkomst heeft gesloten, dat de vordering is verjaard, dat op de overeenkomst de “Algemeene sleepconditiën 1946” toepasselijk zijn op grond waarvan RelyOn Rodie dient te vrijwaren en tot slot betwist zij de hoogte van de schade.
3.3.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
In de eerste plaats dient te worden beoordeeld wie als wederpartij van Rodie is opgetreden. Ter onderbouwing van de directe (onmiddellijke) vertegenwoordiging heeft RelyOn gewezen op de schriftelijke verklaring van [persoon A] waarin onder meer staat:
“Namens RelyOn … heb ik opdracht gegeven voor het slepen van de [naam trainingsschip/ponton] vanaf …Dordrecht naar Amsterdam”.
Uit deze verklaring volgt naar het oordeel van de rechtbank echter niet op grond van welke feiten en/of omstandigheden Rodie moest opmaken dat [persoon A] namens RelyOn optrad. Hetzelfde geldt voor de overgelegde verklaring van [persoon C] van RelyOn. Aan het mondeling sluiten van de overeenkomst ging een mail van [persoon A] vooraf waarin hij de heer [persoon B] om een offerte vraagt. Op geen enkele wijze wordt in deze mail aan RelyOn gerefereerd. Dit stemt overeen met de inhoud van de door Rodie overgelegde verklaring van de heer [persoon B] . Rodie wijst er verder op dat zij het vervoer in lijn met de afspraken aan Saphire heeft gefactureerd. Anders dan RelyOn beweerd blijkt ook uit de door haar overgelegde productie 9 niet dat Saphire heeft bevestigd dat er sprake was van directe vertegenwoordiging.
De slotsom is dat RelyOn haar standpunt onvoldoende heeft onderbouwd en dat de rechtbank er primair vanuit gaat dat de sleepovereenkomst is aangegaan tussen Saphire en Rodie.
4.2.
Nadat RelyOn bij conclusie van repliek heeft gesteld dat zij last heeft gekregen van Saphire om de vordering op eigen naam in te stellen, heeft Rodie dat niet betwist. Rodie had bij conclusie van antwoord al zelf gesteld dat de vordering van Saphire
“nagenoeg is verjaard”en heeft bij conclusie van dupliek niet weersproken dat de verjaring van de vordering van Saphire is gestuit door de dagvaarding, althans de brief van de advocaat van Saphire van 23 april 2020. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het door Rodie gedane beroep op verjaring.
4.3.
De overeenkomst tot het verslepen van de [naam trainingsschip/ponton] is een vervoerovereenkomst in de zin van art. 8:20 BW. Nu Rodie niet betwist dat de [naam trainingsschip/ponton] beschadigd is geraakt door de aanraking met de Woubrugsebrug, is Rodie als vervoerder onder deze sleepovereenkomst haar hoofdverplichting tot het ter bestemming afleveren van de [naam trainingsschip/ponton] in de staat waarin zij deze had ontvangen (art. 8:21 BW) niet nagekomen. Rodie is in beginsel uit wanprestatie aansprakelijk voor de schade die daarvan het gevolg is, nu gesteld noch gebleken is dat zij zich op overmacht kan beroepen (art. 8:23 BW).
4.4.
De Algemeene Sleepconditiën 1946 vormen echter onderdeel van de rechtsrelatie tussen partijen nu zij gerekend moeten worden tot het gewoonterecht in de zin van artikel 6:248 BW. Het gaat om voorwaarden die dermate bestendig en langdurig gebruikt worden bij sleepvaartovereenkomsten dat – gelet ook op de bestendige lijn in de jurisprudentie, welke rechtspraak ook steun vindt in de literatuur – ervan moet worden uitgegaan dat op de sleepovereenkomst tussen partijen in beginsel, krachtens gewoonte, deze conditiën van toepassing zijn. In dat verband wordt door de rechter meegewogen dat Saphire en Rodie beiden professionele partijen zijn. Bij deze beoordeling is niet van belang - anders dan RelyOn stelt - of Saphire van die gewoonte op de hoogte was. Voldoende is dat Saphire zich bedrijfsmatig onder meer bezig houdt met het (laten) ombouwen van
pontons, die doorgaans gesleept en/of geduwd worden. Ook is geen vereiste dat Rodie vanwege een gebrek aan tijd niet in staat zou moeten zijn geweest om naar de door haar gewenste voorwaarden te verwijzen. In het midden kan dus blijven of de Algemeene Sleepconditiën 1946 overeengekomen zijn op grond van de verwijzing daarnaar op de website van Rodie en/of op de achterzijde van een door de kapitein van de [naam sleepboot 2] aan Rodie overhandigd visitekaartje.
4.5.
Uit de Algemeene Sleepconditiën 1946 volgt, kort gezegd en voor zover in deze zaak van belang, dat alle schaden, die het gevolg mochten zijn van schuld of nalatigheid van de opvarenden van de sleepboten, voor rekening zijn van de eigenaar van het gesleepte drijvende voorwerp (of zo dit niet degene is met wie de sleepovereenkomst is aangegaan, van de contractant) alsmede dat de eigenaar/contractant gehouden is om de sleepdienst te vrijwaren tegen alle vorderingen van derden.
4.6.
Volgens RelyOn is het gezien de omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Rodie een beroep kan doen op de aansprakelijkheidsuitsluiting in de Algemeene Sleepconditiën 1946. Zij stelt dat door de bemanning van de [naam sleepboot 2] een zeer grote fout is gemaakt door de tros in strijd met de vereisten van goed zeemanschap te bevestigen aan een montageoog in plaats van aan een bolder. Een ieder die werkzaam is in de scheepvaart weet, dan wel behoort te weten, dat een montageoog enkel bedoeld is om een stootwil aan te bevestigen en niet om de [naam trainingsschip/ponton] te slepen, aldus RelyOn. De sleep had, net zoals tijdens de voorafgaande reis, achterstevoren gesleept kunnen worden, waardoor bevestiging van de sleep-/duwconnectie aan het oog dat daarvoor niet geschikt was achterwege had kunnen blijven. Zelfs als dat niet mogelijk was geweest had er naar een alternatief gezocht moeten worden, zoals het plaatsen en lassen van een extra bolder. Tot slot stelt zij dat de schade aan de [naam trainingsschip/ponton] onder het eigen risico valt van de cascoverzekering die ten behoeve van de [naam trainingsschip/ponton] is afgesloten en dat Rodie wel verzekerd is voor deze schade.
4.7.
Rodie stelt zich op het standpunt dat voor het doorbreken van de aansprakelijkheid sprake moet zijn van opzet of bewuste roekeloosheid van de schuldenaar of van met de leiding van zijn bedrijf belaste personen. Voor de maatstaf van bewuste roekeloosheid dient aansluiting te worden gezocht bij de “5 januari-arresten” van de Hoge Raad. Rodie betwist dat RelyOn bewijs heeft geleverd van opzet of bewuste roekeloosheid. Het ponton [naam trainingsschip/ponton] kon vanwege een uitstekend deel aan de linkerzijde in combinatie met de smalle passages tijdens het transport naar Amsterdam uitsluitend met de voorzijde naar voren worden vervoerd. Vanwege een plotselinge windvlaag is het ponton volgens Rodie tegen de brugremming terecht gekomen en is het oog gebroken waaraan de sleep van de duwboot [naam sleepboot 2] bevestigd was. Onder verwijzing naar een verklaring van de heer [persoon D] , schipper van de [naam sleepboot 2] , stelt Rodie dat het onwaarschijnlijk is dat het oog is afgebroken doordat deze te zwaar belast is.
4.8.
De rechtbank oordeelt dat het op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv aan RelyOn is om feiten en/of omstandigheden te stellen en - bij gemotiveerde betwisting – te bewijzen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om een beroep te doen op uitsluiting van aansprakelijkheid. Daarvan kan sprake zijn in geval van opzet of grove schuld van Rodie.
De stelling van RelyOn, dat een ieder die werkzaam is in de scheepvaart weet, dan wel behoort te weten, dat een montageoog enkel bedoeld is om een stootwil aan te bevestigen en niet om de [naam trainingsschip/ponton] te slepen, behoeft in de eerste plaats nuancering. Letterlijk genomen is het montageoog namelijk niet gebruikt om de [naam trainingsschip/ponton]
te slepen. [persoon D] heeft hierover, niet weersproken door RelyOn, het volgende verklaard:
“Bij inspectie van het ponton viel mij op dat er aan bakboord achter een bolder miste. (..)
Ik heb mslb [naam sleepboot 2] aan stuurboord achter vastgemaakt zo dicht mogelijk aan de bolder die zich aan die zijde bevindt. Aan bakboordzijde heb ik de mslb [naam sleepboot 2] vastgemaakt onder een uitstekende bordes door aan een bevestigingsoog. Hierdoor staat de koppeldraad (het bevestigingstouw) bijna recht naar voren naar de bolder aan stuurboord en de koppeldraad onder een grote hoek naar het oog aan bakboord. Hierdoor zijn de krachten op het oog beperkt. De duwsteven werd met een strop en takel vastgemaakt aan het vierkante frame van de valreddingsboot davit.
(..)
Omdat de mslb [naam sleepboot 1] sleept komen er meer krachten op zijn sleepkabels. Ook hierdoor zou het niet mogelijk zijn om ponton [naam trainingsschip/ponton] andersom door de nauwe doorvaarten te slepen met enkel 1 bolder.”
Voorts heeft [persoon D] verklaart:
“Ik heb een berekening gemaakt of het oog de gebruikelijke krachten zou houden. Volgens mijn berekening was de breeksterkte 10-12 Mton (18 mm) opp = πr 2 = 3,14x9x9x37=9,410 waar dan 37 kg/mm2 op de breeksterkte slaat van ordinair staal (meestal is de treksterkte van ketting en gewone stalen sluitingen hoger maar om dat dit in dit geval onduidelijk is ben ik uitgegaan van de meest laagwaardige staalsoort gebruikelijk bij scheepsbouw plaatstaal). Normaal zou de treksterkte van het oog x2 zijn maar ook hier ben ik uitgegaan van de meest ongunstige situatie. (..)
Na vertrek hebben wij o.a. de Alblasserdamse brug, de Algerabrug, de Julianasluis te Gouda, een aantal bruggen tussen Gouda en Waddinxveen, Boskoop, Gouwsluis, en de bruggen bij Alphan aan den Rijn gepasseerd. Alle bruggen zijn zonder problemen gepasseerd. Bij de brug te Alblasserdam moest er een noodstop worden gemaakt, hierbij heb ik vol achteruit gedraaid en moet het oog ook belast zijn geweest.”
Tegenover deze gemotiveerde betwisting was het aan RelyOn om te onderbouwen waarom de bemanning van de [naam sleepboot 2] in strijd met de vereisten van goed zeemanschap handelde door
een koppeldraadvan een duwboot te bevestigen aan het montageoog. Haar stelling dat het ponton, net zoals tijdens de voorafgaande en zonder problemen verlopen reis, achterstevoren gesleept had kunnen worden, waardoor bevestiging van de sleep-/duwconnectie aan het oog dat daarvoor niet geschikt was achterwege had kunnen blijven, kan daarvoor niet als een deugdelijke onderbouwing gelden.
Ook niet als vast zou komen te staan dat dit advies tevoren door [persoon A] aan de schipper van de [naam sleepboot 2] zou zijn medegedeeld, die daarbij nota bene zou hebben aangegeven dat hijzelf geen maritieme ervaring heeft.
RelyOn heeft nog wel een expertiserapport van Doldrums van 14 juli 2020 in het geding gebracht. Dit rapport gaat met name in op de vraag of het ponton feitelijk gezien andersom had kunnen worden gesleept maar bestrijdt niet het hierboven als eerste weergegeven gedeelte uit de verklaring van [persoon D] .
Wel wordt door de expert van Doldrums kort gereageerd op de door [persoon D] gemaakte sterkteberekening. Deze berekening zou volgens het rapport alleen toepasbaar zijn voor 18 mm rondstaal dat uit één stuk bestaat en niet voor dit oog dat men een eenvoudige hoeklas tegen de huid zou zijn gelast. Terecht stelt Rodie hier tegenover dat in het rapport onduidelijk blijft wat de basis is geweest van die stelling. Heeft de expert het afgebroken oog gezien, op welk materiaal was het oog bevestigd, hoe was het oog gelast en wat was de dikte van het materiaal? Ook voert Rodie nog aan dat het ponton [naam trainingsschip/ponton] een zeeschip is en dat er op zee grotere krachten op een oog worden uitgeoefend.
RelyOn uit allerlei bezwaren tegen de stellingen en producties van Rodie maar laat na haar eigen stellingen te onderbouwen. Derhalve is niet komen vast te staan dat bij het vastmaken van het ponton zeer grote fouten zijn gemaakt en kunnen de overige stellingen onbesproken blijven. De slotsom is dat Rodie zich tegenover Saphire kan beroepen op de uitsluiting van aansprakelijkheid in de Algemeene Sleepconditiën 1946.
4.9.
Ook haar subsidiaire stelling, dat Rodie onrechtmatig heeft gehandeld jegens RelyOn als eigenaresse van de [naam trainingsschip/ponton] , kan RelyOn niet baten. Nog daargelaten of vast is komen te staan dat door Rodie onrechtmatig is gehandeld, kan Rodie zich op grond van artikel 8:364, eerste en tweede lid BW ook tegenover RelyOn op de uitsluiting van aansprakelijkheid in de Algemeene Sleepconditiën 1946 beroepen.
4.10.
De vorderingen van RelyOn zullen worden afgewezen en zij zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
Deze kosten worden tot op heden aan de zijde van Rodie begroot op:
  • griffierecht € 2.042,-
  • kosten advocaat (2 punten x tarief III =)
Totaal: € 3.484,-

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van RelyOn af;
5.2.
veroordeelt RelyOn in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Rodie begroot op € 3.484,-;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar door de rolrechter uitgesproken en ondertekend op 20 oktober 2021.
32/2054