Op 25 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting van een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 14 oktober 2021. De betrokkene, die lijdt aan een psychotische stoornis in het schizofreniespectrum, was eind september 2021 opgenomen na een agressie-incident. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2021 waren de betrokkene en zijn advocaat, mr. G.E. Menick, aanwezig, evenals een verpleegkundige van Yulius. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor de betrokkene, die niet meer thuis kan wonen vanwege de overbelasting van zijn ouders en zijn agressieve gedrag. Echter, tijdens de behandeling bleek dat er passende zorg op vrijwillige basis mogelijk is, en dat er een alternatief is om het ernstig nadeel af te wenden. De betrokkene toonde ziekte-inzicht en was bereid om samen te werken met hulpverleners en een zelfbindingsverklaring op te stellen. Gezien deze omstandigheden oordeelde de rechtbank dat niet voldaan was aan de criteria voor verplichte zorg volgens de Wvggz, en heeft het verzoek afgewezen.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. B. Krijnen en is op 1 november 2021 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.