ECLI:NL:RBROT:2021:10706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
C/10/626187 / FA RK 21-7342
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 19 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënte, ingediend door het CIZ. Het verzoek was gebaseerd op artikel 26 van de Wet zorg en dwang (Wzd) en betrof een cliënte die lijdt aan vasculaire dementie. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij cliënte, haar advocaat, casemanagers en een mantelzorger aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënte lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, maar dat het ernstige nadeel, dat volgens de wet vereist is voor het verlenen van een machtiging, onvoldoende onderbouwd was. Er werd gesteld dat cliënte risico's liep op ernstig lichamelijk letsel en verwaarlozing, maar de rechtbank concludeerde dat deze risico's niet direct voortvloeiden uit haar aandoening. Bovendien waren er al maatregelen genomen om de veiligheid in de thuissituatie te waarborgen.

De rechtbank merkte op dat er geen ontspoorde mantelzorgrelatie was en dat er geen bewijs was voor de stelling dat cliënte meerdere keren was verdwaald. De casemanager had weliswaar onrust bij cliënte gerapporteerd, maar dit was niet voldoende om een opname te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot een rechterlijke machtiging niet voldeed aan de wettelijke criteria en wees het verzoek af. De rechtbank benadrukte het belang van goed contact tussen cliënte, haar mantelzorger en de hulpverleners, en adviseerde hen om zich voor te bereiden op een mogelijke opname in de toekomst.

De beschikking is op 19 oktober 2021 mondeling gegeven door rechter mr. B. Krijnen en op 1 november 2021 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/626187 / FA RK 21-7342
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 19 oktober 2021 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënte],
geboren op [geboortedatum cliënte], [geboorteplaats cliënt],
hierna: cliënte,
wonende te [woonplaats cliënte],
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 29 september 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 16 februari 2021;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam 1], specialist ouderengeneeskunde, van 3 september 2021;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 10 september 2021;
  • een afschrift van de beschikking van 7 mei 2021, waarbij mentorschap is ingesteld.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • cliënte met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] en [naam 3], casemanagers, verbonden aan Aafje;
  • [naam 4], mantelzorger;
  • [naam 5], vervangend mentor, verbonden aan Stichting Veritas.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen, zoals bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend als naar oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, de cliënt geen blijk geeft van de nodige bereidheid tot opname en verblijf, de opname en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, blijkt dat cliënte lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk vasculaire dementie.
2.3.
In de stukken wordt beschreven dat deze psychogeriatrische aandoening zou leiden tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en bedreiging van de veiligheid van cliënte al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt. Cliënte heeft de wens om thuis te blijven wonen en zij beschikt in de thuissituatie over een steunsysteem in de vorm van een buurman die als mantelzorger optreedt.
Aangevoerd is dat in de thuissituatie sprake zou zijn van val- en brandgevaar, maar de rechtbank concludeert dat dit geen gevolg is van de psychogeriatrische aandoening. Bovendien zijn in huis inmiddels brand- en rookvertragende maatregelen genomen.
Verder zou sprake zijn van een ontspoorde mantelzorgrelatie tussen cliënte en haar mantelzorger. De mantelzorger zou de reguliere zorg op afstand houden waardoor betrokkene te afhankelijk wordt van hem. Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de wrijving die er is (geweest) tussen de mantelzorger en diverse hulpverleners. Dit was volgens de mantelzorger het gevolg van zijn frustratie door fouten die worden gemaakt bij de hulpverlening, met name de bewindvoerder. Hij heeft dit ten onrechte afgereageerd op een betrokken hulpverlener. De mantelzorger staat er voor open hierover het gesprek aan te gaan met de hulpverleners. Hij en ook cliënte staan open voor hulpverlening zoals thuiszorg. Gezien bovenstaande kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van een ontspoorde mantelzorg-relatie waarvoor geen oplossing mogelijk is.
Tijdens de mondelinge behandeling is ook gesproken over de stelling van de casemanager dat de cliënte meerdere malen is verdwaald. Cliënte en de mantelzorger betwisten dat zij weleens is verdwaald en deze stelling is verder niet nader onderbouwd.
Tot slot geeft de casemanager aan dat regelmatig sprake is van onrust bij cliënte. De mantelzorger erkent dat er eenmalig sprake is geweest van onrust en suïcidale uitspraken. Toen heeft de mantelzorger de huisarts ingeschakeld, maar het was niet nodig om de crisisdienst te benaderen omdat de onrust alweer was gezakt. Ook dit lijkt vooralsnog onvoldoende ernstig nadeel om een opname op korte termijn te rechtvaardigen.
De rechtbank stelt vast dat het ernstig nadeel op dit moment onvoldoende onderbouwd is en wijst het verzoek af.
Gelet op het progressieve ziektebeeld, merkt de rechtbank op dat het belangrijk is dat cliënte en haar mantelzorger in goed contact blijven met de hulpverleners en zich met het oog op de nabije toekomst blijven oriënteren op een verpleeghuis waar cliënte kan worden opgenomen als haar situatie verslechtert.
2.4.
Nu de rechtbank van oordeel is dat de psychogeriatrische aandoening niet leidt tot ernstig nadeel, is het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd niet gerechtvaardigd.
2.5.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf afwijzen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke criteria.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 19 oktober 2021 mondeling gegeven door mr. B. Krijnen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. McFedries, griffier, en op 1 november 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.