ECLI:NL:RBROT:2021:10664

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
10-216556-20 vordering TUL VV: 22-004150-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen poging tot doodslag, zware mishandeling, bedreiging en diefstal met geweld in vereniging

Op 2 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag, zware mishandeling, bedreiging en diefstal met geweld in vereniging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 juni 2020, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij een schietincident waarbij een slachtoffer in zijn been werd geraakt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger of medeplichtige kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten. De verklaringen van de aangever werden als onbetrouwbaar beschouwd, en er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van het wapen dat door de medeverdachte werd gebruikt. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-216556-20
Parketnummer vordering TUL VV: 22-004150-17
Datum uitspraak: 2 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen, zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats,
raadsman mr. N. Claassen, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6 oktober 2021 en 2 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair (medeplegen poging tot doodslag), 2 primair (diefstal met geweld in vereniging) en 3 primair (medeplegen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, oplegging van de maatregel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met de medeverdachte [naam medeverdachte] (de medeverdachte), het slachtoffer [naam slachtoffer] en getuige [naam getuige], alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan, op straffe van 1 week hechtenis per overtreding voor de duur van maximaal 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar.
  • opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis bij uitspraak.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient van alle feiten te worden vrijgesproken.
De verklaringen van de aangever zijn onbetrouwbaar en kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt. De aangever legt wisselende en tegenstrijdige verklaringen af en hij verklaart naar het oordeel van de verdediging in strijd met de waarheid. De op de tenlastelegging vermelde feitelijke gedragingen kunnen mede gelet hierop niet worden vastgesteld, hetgeen reeds tot vrijspraak dient te leiden.
Subsidiair geldt dat de verdachte niet als medepleger of medeplichtige kan worden aangemerkt ten aanzien van het onder 1 en 3 tenlastegelegde. Er is geen sprake van een wezenlijke en significante bijdrage van de verdachte en daarnaast kan het (dubbele) opzet, vereist voor zowel het medeplegen als de medeplichtigheid, niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De medeverdachte heeft het wapen getrokken en een schot gelost. Niet is gebleken van enige vorm van gezamenlijke voorbereiding of samenwerking. Het was de verdachte niet bekend dat de medeverdachte een vuurwapen bij zich had. Opzet of voorwaardelijk opzet op de feiten 1 en 3 kan niet worden aangenomen.
Het onder 1 ten laste gelegde kan bovendien niet als poging tot doodslag worden gekwalificeerd omdat de gedragingen, het op korte afstand gericht schieten op een been, hooguit een poging tot zware mishandeling zou kunnen opleveren.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat het oogmerk van de verdachte er niet op was gericht de aangever van zijn tas te beroven, ofwel dat hij de tas en de inhoud ervan zich wederrechtelijk wilde toe-eigenen. Er ontstond een worsteling om de tas van aangever omdat deze een vuurwapen bij zich droeg en het de bedoeling van de verdachte was de situatie niet te laten escaleren.
Tot slot heeft de raadsman betoogd dat, mocht de rechtbank de feiten bewezen achten, er sprake is van (putatief) noodweer en dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.2.
Beoordeling
Wat is er gebeurd?
Op basis van het dossier kunnen de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand worden aangemerkt.
Op 19 juni 2020 zat de verdachte als bestuurder in een auto, samen met bijrijder (en medeverdachte) [naam medeverdachte] (hierna de medeverdachte). Op de achterbank zaten [naam slachtoffer] (hierna de aangever) en [naam getuige] (hierna getuige [naam getuige]).
In de auto is een conflict ontstaan. De medeverdachte heeft een vuurwapen gepakt en aangever daarmee in zijn been geschoten. De kogel is door diens been gegaan: de aangever heeft een in- en uitschotverwonding in zijn linker bovenbeen.
Hij is uit de auto gevlucht waarbij zijn tasje in de auto is achtergebleven.
De rechtbank constateert dat geen van de in de auto aanwezige personen in hun verklaringen het achterste van hun tong lijken te laten zien over de reden van hun samenzijn die dag en de omstandigheden die hebben geleid tot het schieten door de verdachte.
De aangever heeft verklaringen afgelegd die hij gedurende het proces herhaaldelijk heeft bijgesteld. De verklaring van de aangever bij de rechter-commissaris, te weten dat hij de auto is ingetrokken en dat er vrijwel direct aan zijn tasje werd getrokken door de verdachte dan wel de medeverdachte en vervolgens in zijn been werd geschoten, strookt in ieder geval niet met objectieve gegevens in het dossier, te weten de historische telefoongegevens.
De rechtbank kan de exacte toedracht rondom het schietincident niet met voldoende zekerheid vaststellen. Dit betekent niet dat de verklaringen (van aangever, de verdachte of de medeverdachte) in het geheel van het bewijs moeten worden uitgesloten in verband met de onbetrouwbaarheid daarvan – zoals door de raadsman met betrekking tot de verklaring van de aangever bepleit - maar wel dat ze met de nodige behoedzaamheid dienen te worden beschouwd.
Feiten 1 en 3
Vaststaat dat de medeverdachte aan de aangever een vuurwapen heeft getoond en deze in zijn linker bovenbeen heeft geschoten.
De vraag is of de verdachte als medepleger of medeplichtige bij dit feit betrokken is.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat voor medeplegen in de eerste plaats een nauwe en bewuste samenwerking is vereist. Dit houdt in dat de medeplegers willens en wetens, dus met opzet, samenwerken tot het plegen van het delict. Handelingen verricht na het delict kunnen een indicatie voor medeplegen opleveren, maar zijn in beginsel onvoldoende om medeplegen aan te nemen en tevens zal moeten vaststaan dat de betrokkene voorafgaand aan of ten tijde van het delict een bijdrage heeft geleverd aan het delict.
Voor deze beoordeling is relevant of de verdachte een wapen bij zich had, dan wel wist dat de medeverdachte een wapen bij zich had. Dat de verdachte zelf een wapen bij zich had en toonde aan aangever, zoals deze heeft verklaard, acht de rechtbank niet bewezen. De verdachte heeft dit steeds uitdrukkelijk ontkend en de medeverdachte heeft dit bevestigd, terwijl de getuige [naam getuige] geen melding van een vuurwapen bij de verdachte heeft gemaakt. Enig ander bewijs hiervoor is niet voorhanden. Datzelfde geldt voor de vraag of de verdachte wist dat de medeverdachte een vuurwapen bij zich droeg. Hij heeft dit steeds ontkend en de medeverdachte heeft bij de rechter-commissaris uitdrukkelijk verklaard dat de verdachte dit niet wist. Uit de verklaring van [naam getuige] blijkt voorts niet dat de medeverdachte zijn wapen eerder dan het schietmoment tevoorschijn heeft gehaald. Onder deze omstandigheden is er onvoldoende bewijs voor dat hij wetenschap moet hebben gehad van het wapen.
Evenmin zijn er feiten of omstandigheden uit het dossier af te leiden waaruit moet worden afgeleid dat de verdachte er ernstig rekening mee moest houden dat de medeverdachte geweld jegens de aangever zou gaan gebruiken.
Medeplichtigheid
Voor de strafbaarheid van medeplichtigheid geldt dat de medeplichtige opzet moet hebben op zijn eigen bijdrage én op het misdrijf dat hij ondersteunt, alsmede dat de medeplichtige daadwerkelijke hulp moet hebben verleend, hetzij voorafgaand aan hetzij tijdens het plegen van het misdrijf.
Uit het voorgaande volgt dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te kunnen vaststellen dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de bedreiging of het schietincident. Van daadwerkelijke hulp van de verdachte bij of tot de bedreiging van de aangever en het schietincident blijkt niet. De omstandigheden dat de verdachte direct na het schietincident is weggereden met de medeverdachte in de auto en dat hij achteraf mogelijk behulpzaam is geweest bij het wegmaken van het wapen zijn daartoe onvoldoende.
De verdachte zal daarom niet alleen van het onder 1 en 3 telkens primair ten laste gelegde, maar ook van de onder 1 en 3 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid worden vrijgesproken.
Feit 2
De aangever heeft weliswaar verklaard dat de verdachte en de medeverdachte uit waren op zijn tasje maar deze verklaring is, zoals hiervoor reeds overwogen, nogal wisselend en op punten in strijd met objectieve gegevens. Daartegenover staan de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte die steeds stellig hebben ontkend van plan te zijn geweest om aangever van zijn tasje te beroven. Beiden hebben verklaard dat de worsteling om het tasje te maken had met een vuurwapen dat de aangever in zijn tasje zou hebben en dat men bang was dat hij deze tevoorschijn zou halen. Deze verklaringen passen ook bij die van [naam getuige] die nimmer heeft verklaard dat sprake was van een beroving van het tasje maar ook heeft gesteld dat de worsteling te maken had met het wapen dat aangever in zijn tasje had. Het geheel overziend ziet de rechtbank onvoldoende bewijs voor de stelling dat de verdachte en de medeverdachte zich het tasje van de aangever wilden toe-eigenen.
Wel is het tasje in de auto achtergebleven nadat de aangever de auto was uit gevlucht en kan op basis van het dossier worden aangenomen dat de verdachte en de medeverachte het tasje hebben aangetroffen en de inhoud weg gemaakt. Dit gegeven acht de rechtbank echter onvoldoende voor de conclusie dat zij ten tijde van het incident het oogmerk hadden op de wederrechtelijk toe-eigening daarvan en dat het door de medeverdachte uitgeoefende en wel vaststaande (vuurwapen)geweld op die toe-eigening was gericht. De verdachte zal ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.2.1.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal integraal worden vrijgesproken.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de aangever, via zijn gemachtigde mr. N. Stolk, advocaat te Rotterdam, ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.000,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.1.
Conclusie
In deze procedure zal over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing worden genomen.

6..Vordering tenuitvoerlegging

Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 7 juni 2018 is de verdachte ter zake van openlijke geweldpleging veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 90 uur, waarvan een gedeelte groot 45 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 22 juni 2018.
De vordering tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf zal worden afgewezen, aangezien de verdachte van de hem tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken.

7..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 juni 2018 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 19 juni 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
van korte afstand met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of in
de richting van voornoemde [naam slachtoffer] heeft afgevuurd, waardoor voornoemde
[naam slachtoffer] in zijn (linker)been is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte] op of omstreeks 19 juni 2020 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door [naam medeverdachte] voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
van korte afstand met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of in
de richting van voornoemde [naam slachtoffer] heeft afgevuurd, waardoor voornoemde
[naam slachtoffer] in zijn (linker)been is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 juni 2020
te Rotterdam,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door
- samen met [naam medeverdachte] voornoemde [naam slachtoffer] op te halen met een
(personen)auto en/of (vervolgens) met voornoemde (personen)auto [naam medeverdachte]
en/of voornoemde [naam slachtoffer] te vervoeren en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, mee te
nemen en/of voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, aan voornoemde [naam slachtoffer] te tonen en/of
- ( met kracht) aan de tas van voornoemde [naam slachtoffer] te rukken en/of te trekken
en/of
- met [naam medeverdachte] van de plaats van het misdrijf weg te rijden en/of
- het door [naam medeverdachte] gebruikte vuurwapen te verkopen en/of weg te maken;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 19 juni 2020 te Rotterdam,
op/aan de openbare weg, te weten (de kruising van) de Dijkstraat (met) en/of
de Oostzeedijk beneden, in elk geval op/aan een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas (merk
Louis Vuitton) met daarin
- meerdere, althans een, iPhones en/of
- een geldbedrag van € 600,- en/of
- een paspoort op naam van [naam slachtoffer] en/of
- een identiteitskaart op naam van [naam slachtoffer] en/of
- meerdere, althans een, sleutel(s) en/of
- meerdere, althans een, airpod(s) en/of
- een oplader,
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders
toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer],
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene
te verzekeren, door
- ( met kracht) aan de tas van voornoemde [naam slachtoffer] te rukken en/of te trekken
en/of
- ( daarbij) aan voornoemde [naam slachtoffer] de dreigende woorden toe te voegen:
"Geef me je tasje" en/of "Tasje, tasje, tasje", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking en/of
- meerdere, althans een, vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp te tonen aan voornoemde [naam slachtoffer] en/of voornoemd(e) vuurwapen(s)
en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en/of op het
lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] te richten en/of te houden en/of
- van korte afstand met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of
in de richting van voornoemde [naam slachtoffer] af te vuren, waardoor voornoemde
[naam slachtoffer] in zijn (linker)been is geraakt;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte] op of omstreeks 19 juni 2020 te Rotterdam,
op/aan de openbare weg, te weten (de kruising van) de Dijkstraat (met) en/of
de Oostzeedijk beneden, in elk geval op/aan een openbare weg,
een tas (merk Louis Vuitton) met daarin
- meerdere, althans een, iPhones en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- een geldbedrag van € 600,- en/of
- een paspoort op naam van [naam slachtoffer] en/of
- een identiteitskaart op naam van [naam slachtoffer] en/of
- meerdere, althans een, sleutel(s) en/of
- meerdere, althans een, airpod(s) en/of
- een oplader,
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan
[naam slachtoffer],
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( met kracht) aan de tas van voornoemde [naam slachtoffer] te rukken en/of te trekken
en/of
- ( daarbij) aan voornoemde [naam slachtoffer] de dreigende woorden toe te voegen:
"Geef me je tasje" en/of "Tasje, tasje, tasje", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen te tonen aan voornoemde [naam slachtoffer] en/of voornoemd
vuurwapen op het hoofd en/of op het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] te
richten en/of te houden en/of
- van korte afstand met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of
in de richting van voornoemde [naam slachtoffer] af te vuren, waardoor voornoemde
[naam slachtoffer] in zijn (linker)been is geraakt;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 juni 2020
te Rotterdam,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door
- samen met [naam medeverdachte] voornoemde [naam slachtoffer] op te halen met een
(personen)auto en/of (vervolgens) met voornoemde (personen)auto [naam medeverdachte]
en/of voornoemde [naam slachtoffer] te vervoeren en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, mee te
nemen en/of voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, aan voornoemde [naam slachtoffer] te tonen en/of
- ( met kracht) aan de tas van voornoemde [naam slachtoffer] te rukken en/of te trekken
en/of
- met [naam medeverdachte] van de plaats van het misdrijf weg te rijden en/of
- het door [naam medeverdachte] gebruikte vuurwapen te verkopen en/of weg te maken;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 19 juni 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met
zware mishandeling, door
- meerdere, althans een, vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp te tonen aan voornoemde [naam slachtoffer] en/of voornoemd(e) vuurwapen(s)
en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en/of op het
lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] te richten en/of te houden en/of
- van korte afstand met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of
in de richting van voornoemde [naam slachtoffer] af te vuren, waardoor voornoemde
[naam slachtoffer] in zijn (linker)been is geraakt;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte] op of omstreeks 19 juni 2020 te Rotterdam,
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met
zware mishandeling, door
- een, vuurwapen te tonen aan voornoemde [naam slachtoffer] en/of voornoemd
vuurwapen op het hoofd en/of op het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] te
richten en/of te houden en/of
- van korte afstand met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of
in de richting van voornoemde [naam slachtoffer] af te vuren, waardoor voornoemde
[naam slachtoffer] in zijn (linker)been is geraakt,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 juni 2020
te Rotterdam,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door
- samen met [naam medeverdachte] voornoemde [naam slachtoffer] op te halen met een
(personen)auto en/of (vervolgens) met voornoemde (personen)auto [naam medeverdachte]
en/of voornoemde [naam slachtoffer] te vervoeren en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, mee te
nemen en/of voornoemd vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, aan voornoemde [naam slachtoffer] te tonen en/of
- met [naam medeverdachte] van de plaats van het misdrijf weg te rijden en/of
- het door [naam medeverdachte] gebruikte vuurwapen te verkopen en/of weg te maken.
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)