Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 21 juni 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
2..De vaststaande feiten
“Verhuurder leent huurder de borgsom van 3 maanden huur, (…), huurder is geen rente of aflossing verschuldigd, aan het einde van de huurovereenkomst als de borgsom retour wordt ontvangen door de huurder zal huurder de borg aan verhuurder terug betalen.”
“zie emial 22 mei ten aanzien zekerheidsstelling”
“Lening”.
“lening huur juni 2020”.
“huur [adres] juni 2020.”
- voor zover thans van belang - overeengekomen dat de huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [adres] met onmiddellijke ingang is beëindigd en dat zij elkaar over en weer algehele finale kwijting verlenen.
3..De vordering
- een bedrag van € 21.000,00 aan hoofdsom;
- een bedrag van € 329,58 aan wettelijke rente berekend tot 17 maart 2021, vermeerderd met de wettelijke rente over € 21.000,00 vanaf 17 maart 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
- de kosten van de procedure, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de kosten van de procedure niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten van de procedure te rekenen vanaf bovenvermelde termijn voor voldoening.
4..Het verweer
5..De beoordeling
6..De beslissing
woensdag 1 december 2021bij akte dient uit te laten of, en zo ja op welke wijze, hij voornoemd bewijs wenst te leveren, waarbij de akte uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12.00 uur ter griffie ontvangen moet zijn;
beide partijenvoor de daaropvolgende vier maanden; [gedaagde] zal te zijner tijd zelf hebben zorg te dragen voor behoorlijke oproeping der getuigen;