8.2.Eiseres 2 en eiseres 3 stellen zich in hun reactie op het bestreden besluit 2 op het standpunt dat de motivering ook in het herstelbesluit onvoldoende is. Feit blijft dat verweerder ten onrechte vergunning heeft verleend met toepassing van artikel 4, derde lid, van bijlage II bij het Bor. Weliswaar heeft verweerder in het herstelbesluit de belangen van eiseres 2 en eiseres 3 afgewogen tegen de belangen die het hekwerk dient, maar deze belangenafweging is niet zorgvuldig voorbereid en niet goed gemotiveerd en er is voorbijgegaan aan de onevenredigheid van de aantasting van de belangen van eisers.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het bestreden besluit 2 een besluit heeft genomen in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van Awb. Met dit besluit is niet volledig tegemoetgekomen aan het beroep van eiseressen. Het beroep van eiseressen wordt op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, geacht mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit 2 omdat eiseressen daarbij voldoende belang hebben.
10. De beantwoording van de vraag of op een aanvraag de reguliere dan wel de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, is gelet op het bepaalde in artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo afhankelijk van de activiteit die is aangevraagd. De rechtbank stelt vast dat uit de aanvraag en de daarbij behorende tekeningen volgt dat deze betrekking heeft op het creëren van één afscherming (één douanegebied) tezamen met de cruiseterminal en de glazen wanden ter plaatse van [naam gebouw 2]. Het douanegebied wordt gerealiseerd door de combinatie van de aangevraagde drie hekwerken, de verwijderbare hekken en de afscheiding door (de bestaande schermen bij) deze twee reeds bestaande gebouwen. Naar het oordeel van de rechtbank moet het bouwwerk daarom als één geheel in beschouwing worden genomen. De toetsing of is voldaan aan de voorwaarde dat de oppervlakte van het bouwplan niet meer is dan 50 m², kan zich, anders dan verweerder heeft gesteld, dus niet beperken tot elk hekwerk (deelgebied) afzonderlijk. Nu niet in geschil is dat de totale oppervlakte van de hekwerken de reikwijdte van de in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° van de Wabo in samenhang met artikel 4, derde lid, van Bijlage II bij het Bor opgenomen kruimelregeling overstijgt, hebben eiseressen terecht aangevoerd dat verweerder de uitgebreide voorbereidingsprocedure had moeten volgen. Verweerder kon de aanvraag voor een vergunning op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo immers alleen vergunnen via de in artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo voorgeschreven openbare voorbereidingsprocedure.
11. De beroepen zijn reeds op grond van het voorgaande gegrond en de bestreden besluiten 1 en 2 komen voor vernietiging in aanmerking. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. Omdat niet met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2° van de Wabo een omgevingsvergunning voor het project mocht worden verleend, ziet de rechtbank tevens aanleiding het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten. Verweerder kan de procedure opnieuw aanvangen.
12. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseressen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
13. Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eiseressen een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 4 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.564,- waarbij de rechtbank de beroepen van eiseres 2 en eiseres 3 aanmerkt als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.