ECLI:NL:RBROT:2021:10586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
18-1548 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De bewindvoerder had verzocht om tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, waarop de rechter-commissaris op 8 juli 2020 had ingestemd. De procedure kende verschillende zittingen, waarbij de schuldenaar en de bewindvoerder zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, met name op het gebied van informatieverstrekking over zijn medische situatie en sollicitatieverplichtingen. De schuldenaar had te maken met gezondheidsproblemen, waaronder een gebroken elleboog en Covid-19, wat zijn situatie bemoeilijkte. Ondanks deze omstandigheden was de rechtbank van oordeel dat de schuldenaar niet geheel vrijgesteld kon worden van zijn verplichtingen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de financiële situatie van de schuldenaar stabiel is en dat hij nog steeds een Participatiewet-uitkering ontvangt. Gezien de medische en verslavingsproblematiek van de schuldenaar, heeft de rechtbank besloten om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling te weigeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende redenen zijn om de regeling tussentijds te beëindigen, en heeft de bewindvoerder verzocht om verdere stappen te ondernemen in de richting van behandeling en ondersteuning van de schuldenaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering tussentijdse beëindiging (voortzetting)
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 28 oktober 2021
Bij vonnis van deze rechtbank van 31 oktober 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: M. den Uil.

1..De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 8 juli 2020 met dit verzoek ingestemd.
Op 31 juli 2020 is de tussentijdse beëindiging ter mondelinge terechtzitting behandeld. Bij proces-verbaal is de mondelinge behandeling (pro forma) aangehouden tot 10 oktober 2020.
Op 26 november 2020 heeft een verhoor met de rechter-commissaris plaatsgevonden.
Op 20 juli 2021 heeft de rechtbank de laatste stand van zaken ontvangen van de bewindvoerder.
De mondelinge behandeling van de tussentijdse beëindiging is voortgezet op 23 juli 2021.
De bewindvoerder en schuldenaar zijn gehoord ter terechtzitting. Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • de schuldenaar;
  • de bewindvoerder;
  • mevrouw B. de Frel, werkzaam bij Zekere Zaak (hierna: de beschermingsbewindvoerder);
  • de heer [naam begeleider] , begeleider.
Naar aanleiding van hetgeen verhandeld is ter voortzettingszitting is de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling aangehouden tot 28 oktober 2021 (pro forma).
Op 29 juli 2021 heeft de rechtbank het eindverslag van de bewindvoerder ontvangen, met als eindadvies van de bewindvoerder tot verlening van de schone lei aan schuldenaar.
Bij brief van 16 september 2021 heeft de bewindvoerder enkele stukken aan de rechtbank overlegd.
Op 15 oktober 2021 heeft de rechtbank de laatste stand van zaken ontvangen van de bewindvoerder.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Voor de standpunten van de rechter-commissaris, de bewindvoerder en schuldenaar verwijst de rechtbank naar de desbetreffende gedingstukken en het verhandelde ter zitting.
Ter zitting heeft schuldenaar ̶ met betrekking tot de niet nakoming van zijn sollicitatieverplichting en de informatieverplichting rondom zijn medische situatie en verslaving ̶ verklaard dat hij tijdelijk in een revalidatiecentrum moest verblijven (Rijnsburg) nadat hij zijn elleboog had gebroken. Bij een verhuizing kort daarna heeft schuldenaar aangegeven weer dezelfde elleboog te hebben gebroken. Voorts heeft hij aangegeven dat hij in het ziekenhuis Covid-19 heeft opgelopen.
De heer [naam begeleider] heeft ter zitting verklaard dat schuldenaar heel veel post kwijt is geraakt bij diverse verhuizingen, waaronder de correspondentie rondom de aanmelding van schuldenaar bij Antes. Voorts heeft de heer [naam begeleider] bevestigd dat schuldenaar, nadat hij twee keer was gevallen (en in een revalidatiecentrum moest verblijven) zijn alcoholverslaving behoorlijk onder controle heeft weten te krijgen en thans nauwelijks meer alcohol drinkt.
De beschermingsbewindvoerder heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat de financiële situatie van schuldenaar stabiel is en dat hij nog altijd een Participatiewet-uitkering ontvangt. Voorts heeft de beschermingsbewindvoerder aangegeven dat zij het jammer vindt dat schuldenaar niet met haar heeft gedeeld dat het hem, gezien zijn toestand, niet lukte om aan zijn verplichtingen te voldoen.

3..De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat schuldenaar één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, aangezien schuldenaar de bewindvoerder niet voldoende informeert over zijn medische situatie en zijn verslaving en hij ook niet voldoende solliciteert. Er is daarom in beginsel aanleiding de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Door schuldenaar zijn echter omstandigheden aangevoerd waardoor de rechtbank van oordeel is dat het niet naar behoren nakomen van de informatie- en sollicitatieverplichting niet geheel verwijtbaar is.
Eind mei 2021 zou er door de uitkerende instantie een herkeuring uitgevoerd worden teneinde de arbeidscapaciteit van schuldenaar vast te stellen. Omdat schuldenaar, ten tijde van de voortgangszitting in juli 2021, had nagelaten om een herkeuring aan te vragen, heeft de rechtbank ter zitting beslist dat hij dit alsnog moet doen. Uit de laatste stand van zaken van de bewindvoerder blijkt dat er nog geen schriftelijk bewijs is overlegd waaruit blijkt dat schuldenaar inmiddels een herkeuring heeft aangevraagd.
De rechtbank is echter van oordeel dat het, gezien de medische- en verslavingsproblematiek rondom schuldenaar, niet valt uit te sluiten dat schuldenaar wederom (tijdelijk) arbeidsongeschikt verklaard zal worden (al dan niet met terugwerkende kracht). Schuldenaar is immers eerder ontheven geweest van zijn sollicitatieverplichting vanwege zijn verslavingsproblematiek.
Voorts heeft de beschermingsbewindvoerder ter zitting verklaard dat schuldenaar nog altijd een Participatiewet-uitkering ontvangt en de financiële situatie van schuldenaar stabiel is. Hieruit valt op te maken dat de uitkerende instantie (nog) geen maatregelen heeft genomen tegen schuldenaar vanwege het uitblijven van een herkeuringsverzoek.
Aangezien schriftelijke communicatie rondom een vermeende eerdere aanmelding van schuldenaar bij Antes (verslavingszorg wegens alcoholgebruik) ontbreekt in het dossier, heeft de rechtbank bij de voortzettingszitting in juli 2021 aan schuldenaar gezegd dat hij zichzelf (nogmaals) dient aan te melden bij Antes.
Uit de door de bewindvoerder nagezonden stukken van 16 september 2021 blijkt dat schuldenaar zich inmiddels heeft aangemeld en dat er een intake gesprek heeft plaatsgevonden.
Uit de laatste stand van zaken van de bewindvoerder blijkt voorts dat dit gesprek goed is verlopen en er een vervolg gesprek stond ingepland, op 21 september 2021 (zodat er een behandelplan opgesteld kan worden). De uitkomst van dit vervolggesprek, alsmede het behandelplan, heeft de bewindvoerder echter nog niet ontvangen van schuldenaar.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande echter geen aanleiding om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.

4..De beslissing

De rechtbank:
- weigert de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.