Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra,
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 7 augustus 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
- aan het Aanvullingsfonds € 46,43 te betalen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure:
- aan het Pensioenfonds € 399,83 te betalen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure;
- aan het O&O-fonds € 47,09 te betalen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
4..Het verweer
5..De beoordeling
- aan het Pensioenfonds: de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over € 1.248,82 vanaf 30 januari 2020 tot 26 maart 2020, zijnde € 15,29;
- aan het Aanvullingsfonds: de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 58,06 vanaf 30 januari 2020 tot 26 maart 2020, zijnde € 0,18;
- aan het O&O-fonds: de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 80,64 vanaf 30 januari 2020 tot 26 maart 2020, zijnde € 0,25;
- aan het Pensioenfonds: de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over € 761,48 vanaf 26 maart 2020 tot 24 april 2020, zijnde € 4,83;
- aan het Aanvullingsfonds: de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 32,69 vanaf 26 maart 2020 tot 24 april 2020, zijnde € 0,05;
- aan het O&O-fonds: de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 45,40 vanaf 26 maart 2020 tot 24 april 2020, zijnde € 0,07.