ECLI:NL:RBROT:2021:10573

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
10/173035-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging verkrachting en veroordeling voor aanranding in de metro

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot verkrachting en aanranding. De rechtbank heeft het verweer van het Openbaar Ministerie (OM) tot niet-ontvankelijkheid verworpen en de verdachte vrijgesproken van de poging tot verkrachting. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan aanranding, gepleegd op 1 juli 2021 in de metro en buiten het metrostation Capelsebrug in Rotterdam. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster op grove wijze inbreuk had gemaakt op haar lichamelijke integriteit, wat de ernst van het feit onderstreept. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen geldige verblijfsvergunning had en geen sociaal netwerk in Nederland. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/173035-21
Datum uitspraak: 25 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
raadsvrouw mr. C. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Geldigheid dagvaarding

4.1.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat op de tenlastelegging onder het primair ten laste gelegde niet tot uitdrukking is gebracht dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De rechtbank gaat ervan uit – evenals de verdediging, die daarop geen verweer heeft gevoerd – dat de officier van justitie bedoeld heeft een poging tot verkrachting ten laste te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van een kennelijke verschrijving, die door de rechtbank is hersteld.
4.2.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5..Niet-ontvankelijkheid van het OM (artikel 359a Sv)

5.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er nogal wat mis is gegaan in het voorbereidend onderzoek. Tijdens het informatieve gesprek heeft de aangeefster verteld over een getuige die tijdens het incident naast de aangeefster stond. De politie heeft nagelaten om deze, mogelijk ontlastende, getuige ter plaatse te horen of haar gegevens te registreren. Verder wordt in het dossier nergens melding gemaakt van het feit dat de aangeefster vóórdat haar string voor sporenonderzoek werd veiliggesteld, naar het toilet is geweest. Dit is van belang, omdat toiletbezoek (zoveel mogelijk) moet worden vermeden volgens de voorschriften die zijn verbonden aan het veiligstellen van sporen voor DNA-onderzoek. Ten slotte ontbreken de camerabeelden van het metrostation tussen 08.36 uur en 08.52 uur, het moment waarop het incident moet hebben plaatsgevonden. Dit stuk lijkt er om één of andere reden te zijn uitgeknipt.
Gelet op het voorgaande is een zodanige ernstige inbreuk gemaakt op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak, dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Deze inbreuk is onherstelbaar en kan niet worden gecompenseerd, nu de gedragingen van politie en justitie ertoe hebben geleid dat waarheidsvinding onmogelijk is gemaakt.
5.2.
Beoordeling
De rechtbank vat het verweer van de raadsvrouw aldus op dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) die tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dienen te leiden. Volgens vaste jurisprudentie komt een dergelijk rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat de procedure als geheel niet eerlijk is geweest.
De aangeefster heeft tijdens het informatieve gesprek op het politiebureau verklaard over een (mogelijke) getuige van het incident. Op dat moment was het horen van deze getuige of het registreren van haar contactgegevens niet meer mogelijk. Wat hiervan ook zij, dit levert naar het oordeel van de rechtbank geen vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv op. Niet is immers gebleken dat de politie doelbewust heeft nagelaten deze getuige te horen. Er is dan ook geen sprake van het niet naleven van een geschreven of ongeschreven vormvoorschrift.
Datzelfde geldt voor het ontbreken van een deel van de camerabeelden. Dat het ontbrekende gedeelte precies het incident betreft en eruit zou zijn geknipt, zoals door de verdediging wordt gesteld, is niet aannemelijk geworden. [naam bedrijf] ([naam bedrijf]) heeft deze selectie van beelden beschikbaar gesteld aan de politie. Deze beelden zijn vervolgens door de politie beschreven. Een deel van het incident is hierop zichtbaar en vervolgens is het zicht ontnomen door een bus. Het is dus zeer wel mogelijk dat – zoals door de officier van justitie is gesteld – dit de reden is dat de beelden van ná dit tijdstip niet aan de politie ter beschikking zijn gesteld. Hoe het ook zij, van een vormverzuim is niet gebleken.
Ten aanzien van het niet vermelden van het toiletbezoek van de aangeefster is de rechtbank van oordeel dat voor zover er sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, dit verzuim is gecompenseerd. Ter terechtzitting is immers op verzoek van de verdediging een audiofragment uit het informatief gesprek van de aangeefster afgespeeld, waaruit kan worden afgeleid dat zij (tijdens het informatief gesprek) inderdaad naar het toilet is geweest.
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het verweer wordt verworpen.

6..Waardering van het bewijs

6.1.
Vrijspraak primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
6.2.
Bewijswaardering subsidiair ten laste gelegde
6.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken wegens een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van de aangeefster wekt teveel twijfel. Het was immers druk op het metrostation waar het incident plaatsvond, maar geen van de passanten of aanwezigen is iets opgevallen. De aangeefster heeft ook niets gezegd tegen haar vriend, met wie zij tijdens het incident aan het bellen was. Daarnaast is het anatomisch gezien niet mogelijk dat de verdachte niet tussen de schaamlippen van de aangeefster is geweest maar wél over haar clitoris heeft bewogen, zoals zij heeft verklaard. Verder heeft de vriend van de aangeefster verklaard dat de verdachte haar borsten zou hebben aangeraakt, terwijl de aangeefster zelf heeft verklaard dat hij zijn hand op haar schouder legde. Ten aanzien van het NFI-onderzoek voert de verdediging tot slot aan dat indirecte DNA-overdracht een reëel scenario is, gelet op het feit dat de verdachte de aangeefster heeft omhelsd en zij vervolgens naar het toilet is geweest voordat haar string werd veiliggesteld voor sporenonderzoek, waarbij zij met haar handen haar string heeft aangeraakt.
6.2.2.
Beoordeling
Op 1 juli 2021 zijn de aangeefster en de verdachte rond 08.30 uur met dezelfde metro van metrostation Beurs naar metrostation Capelsebrug in Rotterdam gereisd. De aangeefster is op metrostation Capelsebrug uitgestapt en zij is naar buiten gelopen. Buiten op het metrostation is zij vervolgens bij een reclamebord gaan staan, in afwachting van haar vriend die haar zou komen ophalen. De verdachte is bij hetzelfde metrostation uitgestapt, hij is naar buiten gelopen en hij is bij de aangeefster gaan staan. Over wat in zich in de metro en buiten op het metrostation tussen de verdachte en de aangeefster precies heeft afgespeeld, lopen de verklaringen van aangeefster en de verdachte uiteen.
Aangeefster heeft bij de politie steeds gedetailleerd en consistent verklaard over de gebeurtenissen op 1 juli 2021. Anders dan de verdediging stelt, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de aangeefster geen twijfel wekt, maar dat deze betrouwbaar is. De door de verdediging aangevoerde omstandigheden brengen daar geen verandering in. Dat de aangeefster de verdachte bijvoorbeeld niet wegduwde, is verklaarbaar vanuit een soort ‘bevriezing’, een reactie die mensen kunnen vertonen op een onverwachte negatieve gebeurtenis. Bovendien heeft de aangeefster bij de politie verklaard dat zij door haar autisme op zo’n moment niet goed kan reageren, maar als het ware ‘dicht klapt’. Dat de verklaring van de aangeefster over de aanraking in de auto enigszins verschilt van die van haar vriend, is ook weer niet zo opmerkelijk, nu de borst en de schouder dicht bij elkaar zitten en haar vriend dit gelet op zijn positie wellicht niet goed kon zien. De verklaring van de aangeefster vindt ook voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
Zo heeft de getuige [naam getuige] (de vriend van de aangeefster) onder meer verklaard dat hij op 1 juli 2021 om 08.33 uur werd gebeld door de aangeefster. Hij hoorde dat zij in paniek was en dat zij zei: “Kom zo snel mogelijk, ik ben op metrostation Capelsebrug”. Toen [naam getuige] bij het metrostation aankwam, zag hij dat er een man naast de aangeefster stond en dat die man haar aanraakte. Nadat de aangeefster vervolgens bij [naam getuige] in de auto was gestapt, zag [naam getuige] dat dezelfde man zijn hand door het geopende autoraam aan de kant van de aangeefster stak en haar nogmaals aanraakte.
Ook de verdachte zelf heeft een deel van de verklaring van de aangeefster bevestigd. Hij heeft erkend dat hij haar op station Capelsebrug heeft omhelsd en haar borst heeft aangeraakt. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij – nadat de aangeefster in de auto was gestapt – zijn hand door het open raam heeft gestoken en haar schouder heeft aangeraakt.
Tot slot is er DNA van de verdachte aangetroffen op de binnenzijde van het kruis van de string van de aangeefster. Met betrekking tot de vraag hoe het DNA van de verdachte daar is terechtgekomen, heeft de verdediging een alternatief scenario geschetst. De rechtbank overweegt dat dit scenario strikt gezien mogelijk is, maar niet aannemelijk in het licht van de overige bewijsmiddelen. Zowel de aangeefster als de verdachte hebben immers niet verklaard dat hij haar handen heeft aangeraakt, zodat DNA-overdracht van de handen van de verdachte op die van de aangeefster niet aannemelijk is. Ook de suggestie dat de aangeefster vervolgens bij het toiletbezoek haar string, waarvan overigens niet vaststaat dat zij die op dat moment nog aanhad, aan de binnenkant bij het kruis zou hebben aangeraakt, is niet aannemelijk. Het ligt niet voor de hand om een string op die plek aan te raken bij een toiletbezoek. Het alternatieve scenario wordt dan ook verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de resultaten van het NFI-onderzoek betrouwbaar zijn en steunbewijs vormen voor de verklaring van de aangeefster dat de verdachte haar vagina heeft aangeraakt.
6.2.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande worden de verweren verworpen.
6.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 juli 2021 te Rotterdam
door een andere feitelijkheid, namelijk
- het onverhoeds uitvoeren van onderstaande seksuele handelingen,
-deels terwijl hij, verdachte, en [naam slachtoffer] zich in een rijdende metro
bevonden,
- het deels uitvoeren van onderstaande seksuele handelingen nadat hij, verdachte,
die [naam slachtoffer] had vastgepakt en/ bleef vasthouden,
- het doorgaan nadat die [naam slachtoffer] (wederom) van hem, verdachte, was
weggelopen en in de auto van haar vriend was gestapt,
die [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten van de billen over de kleding van die [naam slachtoffer] ,
- het vastpakken van het lichaam van die [naam slachtoffer] en het drukken van zijn,
verdachtes, lichaam tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
- het schuren van zijn, verdachtes, geslachtsdeel
tegen de billen van die [naam slachtoffer] ,
- het onder haar kleding betasten van deblote buik van die [naam slachtoffer] ,
- het rechtstreeks betasten van de schaamlippen van die [naam slachtoffer] ,
- het brengen en bewegen van zijn, verdachtes, vingers, op de clitoris van die
[naam slachtoffer] en
- het betasten van de schouder van die [naam slachtoffer] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

7..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

8..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

9..Motivering straf

9.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
9.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding. Hij heeft aangeefster eerst in een rijdende metro op haar billen betast. Nadat aangeefster is uitstapt en weggelopen, is de verdachte achter haar aan gelopen en heeft hij haar buiten het metrostation opnieuw betast. Hierbij heeft de verdachte onder meer de schaamlippen en clitoris van aangeefster aangeraakt. Nadat aangeefster bij haar vriend in de auto is gestapt, is de verdachte opnieuw achter haar aangelopen en heeft hij haar door het open autoraam op haar schouder aangeraakt. Aanranding is een ernstig strafbaar feit. Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Bovendien vond het incident plaats op een openbare plaats op klaarlichte dag, wat blijkens de toelichting ter zitting de gevoelens van angst en onveiligheid van de aangeefster nog heeft versterkt.
9.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
9.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad van de verdachte werkt daarom niet strafverhogend.
9.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 31 augustus 2021 en op 23 september 2021 rapporten over de verdachte opgemaakt. Deze rapporten houden het volgende in.
Betrokkene is een first offender. Er is derhalve geen sprake van een delictpatroon. De reclassering ziet gezien de ernst van de zaak en het proces-verbaal wel signalen voor problemen op het gebied van het psychosociaal functioneren (gebrekkige zelfbeheersing, probleeminzicht en copingsvaardigheden). Daarnaast is er sprake van problemen op sociaal-maatschappelijk gebied. De verdachte heeft geen geldige verblijfsvergunning (hij is uitgeprocedeerd), geen eigen huisvesting, dagbesteding of inkomstenbron. Hij leeft sinds hij in Nederland is naar eigen zeggen van klusjes die hij af en toe doet. Verder ligt hij in een scheiding met zijn partner, waardoor hij ook niet meer bij haar verblijft. De verdachte gaf aan voornemens te zijn om bij een neef te gaan slapen. Hij heeft verder een beperkt sociaal netwerk; hij zou alleen zijn schoonfamilie in Nederland hebben. Er is niet eerder sprake geweest van reclasserings- en hulpverleningscontacten.
Het risico op herhaling wordt ingeschat als laag. Aangezien het om zedendelictgedrag gaat en de reclassering zorgelijke signalen ziet op het gebied van het psychosociaal functioneren, wordt verdiepingsdiagnostiek geïndiceerd geacht. De reclassering ziet vanwege zijn ontkennende proceshouding en het ontbreken van een geldige verblijfstitel echter geen mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht de risico’s te beperken. Betrokkene kan vanwege zijn verblijfsstatus geen aanspraak maken op sociale voorzieningen, verzekeringen of hulpverlening. Bij een veroordeling wordt daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
9.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verder weegt de rechtbank ten nadele van de verdachte mee dat de aanranding op meerdere, kort op elkaar volgende, momenten heeft plaatsgevonden en dat de verdachte daarbij de schaamlippen en de clitoris van aangeefster heeft betast. Deze handelingen grenzen aan een (poging tot) verkrachting. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. De verdachte heeft bovendien, gelet op zijn ontkennende houding ten aanzien van het betasten van de vagina van aangeefster, geen blijk gegeven voldoende verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

10.. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] , ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
10.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de bepleite vrijspraak, is primair aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair is aangevoerd dat het gestelde geestelijk letsel onvoldoende is onderbouwd. Om die reden dient niet-ontvankelijkverklaring te volgen ofwel dient de vordering fors te worden gematigd.
10.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de
normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat de aantasting in de persoon ook kan worden aangenomen zonder diagnose of andere onderbouwende stukken. De schade zal op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 juli 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot vandaag begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
10.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

11.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

12.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zegge: zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij,
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 1.500,-(hoofdsom,
zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
25 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 juli 2021 te Rotterdam, althans in Nederland ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, namelijk
- het onverhoeds uitvoeren van onderstaande seksuele handelingen,
- ( deels) terwijl hij, verdachte, en [naam slachtoffer] zich in een rijdende metro
bevonden,
- het (deels) uitvoeren van onderstaande seksuele handelingen nadat hij, verdachte,
die [naam slachtoffer] had vastgepakt en/of bleef vasthouden,
- het proberen te trekken, duwen en/of brengen van die [naam slachtoffer] in de richting van
bosjes en/of
- het doorgaan/verdergaan nadat die [naam slachtoffer] (wederom) van hem, verdachte, was
weggelopen en in de auto van haar vriend was gestapt,
[naam slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten
- het betasten van de billen (over de kleding) van die [naam slachtoffer] ,
- het vastpakken van het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of het drukken van zijn,
verdachtes, lichaam tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
- het bewegen en/of schuren van zijn, verdachtes, geslachtsdeel, althans lichaam,
tegen de billen, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] ,
- het (onder haar kleding) betasten van de (blote) buik van die [naam slachtoffer] ,
- het rechtstreeks betasten van de schaamlippen van die [naam slachtoffer] ,
- het brengen en/of bewegen van zijn, verdachtes, vingers, op de clitoris van die
[naam slachtoffer] en/of
- het betasten van de schouder en/of borsten van die [naam slachtoffer] ,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 juli 2021 te Rotterdam, althans in Nederland
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, namelijk
- het onverhoeds uitvoeren van onderstaande seksuele handelingen,
- ( deels) terwijl hij, verdachte, en [naam slachtoffer] zich in een rijdende metro
bevonden,
- het (deels) uitvoeren van onderstaande seksuele handelingen nadat hij, verdachte,
die [naam slachtoffer] had vastgepakt en/of bleef vasthouden,
- het doorgaan/verdergaan nadat die [naam slachtoffer] (wederom) van hem, verdachte, was
weggelopen en in de auto van haar vriend was gestapt,
die [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten van de billen (over de kleding) van die [naam slachtoffer] ,
- het vastpakken van het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of het drukken van zijn,
verdachtes, lichaam tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
- het bewegen en/of schuren van zijn, verdachtes, geslachtsdeel, althans lichaam,
tegen de billen, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] ,
- het (onder haar kleding) betasten van de (blote) buik van die [naam slachtoffer] ,
- het rechtstreeks betasten van de schaamlippen van die [naam slachtoffer] ,
- het brengen en/of bewegen van zijn, verdachtes, vingers, op de clitoris van die
[naam slachtoffer] en/of
- het betasten van de schouder en/of borsten van die [naam slachtoffer] .